ECLI:NL:RBGEL:2019:6400

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/05/353860 / KG ZA 19-206
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot staking van activiteiten in strijd met relatiebeding en inzage in bescheiden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen No Brothers B.V. en IJsselrust Beheer B.V. No Brothers vorderde onder meer dat IJsselrust zou worden geboden om activiteiten te staken die in strijd zijn met een relatiebeding, alsook inzage in bepaalde bescheiden. De zaak draait om de uitleg en de naleving van een non-concurrentie- en relatiebeding dat is overeengekomen bij de overname van aandelen in een uitzendbedrijf. No Brothers stelt dat IJsselrust en [gedaagde sub 2] inbreuk maken op deze bedingen door personeel van het overgenomen bedrijf te plaatsen bij concurrenten. IJsselrust betwist deze inbreuken en stelt dat de relatiebedingen niet zo ver reiken als door No Brothers wordt gesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde inbreuken en wijst de primaire vorderingen van No Brothers af. Wel wordt IJsselrust veroordeeld om inzage te geven in bepaalde bescheiden, met een dwangsom voor het geval zij hier niet aan voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/353860 / KG ZA 19-206
Vonnis in kort geding van 14 augustus 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NO BROTHERS B.V.,
statutair gevestigd te De Bilt en kantoorhoudende te Nijkerk ,
eiseres,
advocaat mr. M.A.R.M. van Camp te Amersfoort,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IJSSELRUST BEHEER B.V.,
statutair gevestigd te Westervoort en kantoorhoudende te Zevenaar ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. H.J. Fraaije-Luising te Duiven.
Partijen zullen hierna No Brothers en IJsselrust c.s. worden genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk aangeduid met IJsselrust en [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 19
  • het bericht van 2 augustus 2019 van de zijde van No Brothers met bijgevoegd productie 20
  • de brief van 2 augustus 2019 van de zijde van IJsselrust c.s. met bijgevoegd producties 1 tot en met 7
  • het bericht van 5 augustus 2019 van de zijde van No Brothers met bijgevoegd productie 21
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 6 augustus 2019
  • de pleitnota van No Brothers
  • de pleitnota van IJsselrust c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] (hierna: [naam 1] ) is enig bestuurder en aandeelhouder van IJsselrust . IJsselrust was tot 1 december 2017 enig aandeelhouder van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). [naam 1] is tevens (indirect) aandeelhouder en (indirect) bestuurder van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 2] en [bedrijf 3] )
2.2.
[gedaagde sub 2] was tot 1 juli 2017 in dienst bij [bedrijf 1] . Ten tijde van de overname (van aandelen) door No Brothers van [bedrijf 1] was [gedaagde sub 2] samen met IJsselrust (indirect) aandeelhouder van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] .
2.3.
[gedaagde sub 2] is vanaf 4 april 2018 (via [B.V. ged sub 2] ) enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ).
2.4.
[bedrijf 1] exploiteert een uitzendbureau en houdt zich bezig met de werving, selectie, detachering en uitzending van personeel en zij biedt payroll-diensten aan. Ook [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] bieden payroll-diensten aan.
2.5.
Op 6 september 2017 hebben IJsselrust en No Brothers de ‘intentieovereenkomst inzake de aandelen in [bedrijf 1] gesloten (hierna: de intentieovereenkomst).
De intentieovereenkomst luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
[…]
3.4
Koper is bekend met het feit dat de heer [gedaagde sub 2] en de heer [naam 1] aandeelhouders zijn van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . Partijen zijn overeengekomen dat het de heren [gedaagde sub 2] en [naam 1] is toegestaan om deze payroll-activiteiten te blijven verrichten, mits deze activiteiten niet worden verricht in de metaalsector, behoudens de bestaande relaties van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] Partijen zullen in dit kader een non-concurrentie-/relatiebeding overeenkomen. De gezamenlijke relaties van de Vennootschap, [bedrijf 2] en [bedrijf 3] – te weten [bedrijf 5] , [bedrijf 13] en [bedrijf 7] - zullen in het kader van het non-concurrentie/relatiebeding onderdeel zijn van de eindonderhandelingen tussen Partijen.
[…]
2.6.
Bij ‘Overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen’ van 1 december 2017 (hierna: de koopovereenkomst) heeft No Brothers het 100% aandelenbelang in [bedrijf 1] gekocht van IJsselrust voor een bedrag van € 1.000.000,00.
De koopovereenkomst luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
[…]
Artikel 9 - Non-concurrentie en relatiebeding
9.1
In verband met de in deze Overeenkomst beschreven koop en verkoop van de
Aandelen verbindt Verkoper zich jegens Koper gedurende een periode van 12
maanden in Nederland, te rekenen vanaf de Leveringsdatum, direct noch indirect, voor
eigen rekening of voor rekening van derden, in welke vorm of hoedanigheid dan ook
betrokken te zijn en/of belang te hebben bij activiteiten die gelijk zijn aan de activiteiten
per Leveringsdatum van de Vennootschap. Verkoper staat er voor in dat de heer
[naam 1] zich eveneens aan de voor de Verkoper uit dit Artikel 9.1 voortvloeiende
verplichting zal houden.
9.2
Voorts verbindt Verkoper zich jegens Koper gedurende een periode van 24 maanden
te rekenen vanaf Leveringsdatum te verrichten voor de Vennootschap direct noch
indirect, voor eigen rekening of voor rekening van derden, in welke vorm of
hoedanigheid dan ook klanten, kandidaten, relaties, afnemers en/of leveranciers van
de Vennootschap (daaronder begrepen klanten, kandidaten, relaties, afnemers en/of leveranciers van de Vennootschap in de afgelopen twee jaar) te benaderen zulks met
uitzondering van de bestaande gezamenlijke relaties te weten [bedrijf 5]
, [bedrijf 13] en [bedrijf 7] . Verkoper
staat er voor in dat de heer [naam 1] zich eveneens aan de voor de Verkoper uit dit
Artikel 9.2 voortvloeiende verplichting zal houden.
9.3
In afwijking op Artikel 9.1 zijn Partijen overeengekomen dat het Verkoper en de heer
[naam 1] is toegestaan payroll-activiteiten vanuit [bedrijf 2] en [bedrijf 3]
B.V. te blijven verrichten, behoudens de payroll-activiteiten die direct voor bedrijven uit
de metaalsector worden verricht.
9.4
In geval van een schending op een in lid 1 en/of lid 2 van dit Artikel omschreven
verplichting verbeurt Verkoper aan Koper een direct opeisbare boete van EUR
10.000,-- (zegge: tienduizend euro) voor iedere inbreuk, alsmede een direct opeisbare
boete van EUR 1.000,-- (zegge: duizend euro) voor iedere dag dat de schending
voortduurt nadat Koper Verkoper schriftelijk heeft gesommeerd de Inbreuk te staken,
onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten
van verhaal.
[…]
De koopovereenkomst is namens IJsselrust door [naam 1] getekend en namens No Brothers door [naam 2] en [naam 3] (namens respectievelijk [B.V. van naam 2] en [B.V. van naam 3] ). Daarnaast heeft [naam 1] zowel namens [bedrijf 8] (in verband met het bepaalde in artikel 6.6 van de koopovereenkomst) als in privé (in verband met het bepaalde in artikel 9 tot en met 11 van de koopovereenkomst) getekend. De heren [naam 2] en [naam 3] hebben de overeenkomst ook in privé getekend (in verband met het bepaalde in artikel 10 en 11 van de koopovereenkomst).
2.7.
[naam 1] is via IJsselrust ook na de overname van [bedrijf 1] nog enige tijd werkzaam gebleven voor [bedrijf 1] , waartoe IJsselrust en [bedrijf 1] op 1 januari 2018 een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan. De overeenkomst is per 31 juli 2018 beëindigd. In deze overeenkomst is (ook) een relatiebeding opgenomen.
2.8.
Op enig moment constateerde No Brothers dat [gedaagde sub 2] (indirect) een aantal uitzendkrachten van [bedrijf 1] had overgenomen bij [bedrijf 9] Vervolgens heeft op 16 juli 2018 een bespreking plaatsgevonden, waarna No Brothers en [gedaagde sub 2] bij overeenkomst van 14 september 2018 (ook) een relatiebeding zijn overeengekomen. De overeenkomst luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
[…]
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
[…]
  • No Brothers aan het einde van de bespreking op 16 juli 2018 heeft besloten om de inbreuk met betrekking tot [bedrijf 9] te gedogen, onder de strikte voorwaarde dat [gedaagde sub 2] een expliciet relatiebeding ondertekent waarvan de strekking gelijk is aan het relatiebeding zoals tussen IJsselrust / [naam 1] en No Brothers is overeengekomen in de overnamedocumentatie;
  • Partijen in deze overeenkomst het relatiebeding, in het verlengde van artikel 3.4 van de Intentieovereenkomst, nader wensen uit te werken;
[…]
Artikel 1 – Relatiebeding
1.1.
[gedaagde sub 2] verbindt zich jegens No Brothers vanaf de dag der ondertekening van deze overeenkomst tot 1 december 2019, direct noch indirect, voor eigen rekening of voor rekening van derden, in welke vorm of hoedanigheid dan ook klanten, kandidaten, relaties, afnemers en/of leveranciers van de Vennootschap (daaronder begrepen klanten, kandidaten, relaties, afnemers van de Vennootschap in de afgelopen twee jaar) te benaderen zulks met uitzondering van de bestaande gezamenlijke relaties te weten [bedrijf 5] , [bedrijf 13] , [bedrijf 7] en [bedrijf 9]
[…]
2.9.
Bij brieven van 7 december 2018 heeft de raadsman van No Brothers IJsselrust en [gedaagde sub 2] gesommeerd inbreukmakende handelingen te staken en gestaakt te houden voor de resterende duur van het relatiebeding, alsmede inmiddels verbeurde boetes gevorderd. De vermeende inbreuken betroffen onder meer het overnemen van uitgeleend personeel van [bedrijf 1] om deze personen vervolgens via de eigen ondernemingen van IJsselrust en [gedaagde sub 2] bij [bedrijf 5] (hierna: [bedrijf 5] ), [bedrijf 9] (hierna: [bedrijf 9] ) en [bedrijf 10] (hierna [bedrijf 10] ) te plaatsen. Ook zou via [bedrijf 4] personeel van [bedrijf 1] geplaatst zijn bij een relatie van [bedrijf 1] in de metaalsector, [bedrijf 11] (hierna: [bedrijf 11] ). In reactie hierop hebben IJsselrust en [gedaagde sub 2] betwist dat sprake zou zijn van enige inbreuk op non-concurrentie- en relatiebedingen tussen partijen.
2.10.
In het dossier bevinden zich onder meer (vertaalde) verklaringen van de heren [naam 4] en [naam 5] , beiden vanaf oktober 2018 via [bedrijf 4] werkzaam bij [bedrijf 9] , mevrouw [naam 6] , vanaf november 2018 via een van de bedrijven van IJsselrust en [gedaagde sub 2] werkzaam bij [bedrijf 5] en de heer [naam 7] , vanaf maart 2019 via een van de bedrijven van IJsselrust en [gedaagde sub 2] werkzaam bij [bedrijf 10] . De genoemde personen verklaren allen dat zij nooit door of namens de heer [gedaagde sub 2] en/of de heer [naam 1] zijn benaderd om het dienstverband met [bedrijf 1] te beëindigen en/of in dienst te treden bij [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 12] of [bedrijf 4] Voorts bevat het dossier verklaringen van de directeur van [bedrijf 9] , een productiemanager bij [bedrijf 11] , een productiemanager bij [bedrijf 5] en de directeur van [bedrijf 10] . Allen verklaren, kort samengevat, dat zij nooit actief door [gedaagde sub 2] of [naam 1] zijn benaderd, maar juist zelf contact met [gedaagde sub 2] en/of [naam 1] hebben gezocht.

3.Het geschil

3.1.
No Brothers vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. IJsselrust gebiedt tot het staken en gestaakt houden van activiteiten in strijd met het relatiebeding ex artikel 9.2 van de Koopovereenkomst, waaronder het instaan voor het staken en gestaakt houden door [naam 1] van activiteiten in strijd met het relatiebeding ex artikel 9.2 Koopovereenkomst, een en ander op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding van dit gebod en € 1.000,00 voor elke dag dat de schending van voormeld gebod voortduurt, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
II. [gedaagde sub 2] gebiedt tot het staken en gestaakt houden van activiteiten in strijd met het relatiebeding ex artikel 1.1 van de ‘Overeenkomst [gedaagde sub 2] ’, een en ander op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding van dit gebod en € 1.000,00 voor elke dag dat de schending van dit gebod voortduurt, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
III. IJsselrust veroordeelt tot betaling aan No Brothers , al dan niet als voorschot, van een bedrag ter hoogte van € 375.000,00 voor de overtreding van het non-concurrentiebeding, althans een boete door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
IV. IJsselrust veroordeelt tot betaling, al dan niet als voorschot, van een bedrag ter hoogte van € 259.000,00 (€ 20.000,00 + € 239.000,00) voor de overtredingen van het relatiebeding door IJsselrust en/of [naam 1] , berekend tot aan 6 augustus 2019 en verder oplopend tot aan de dag der voldoening, althans een boete door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
V. [gedaagde sub 2] veroordeelt tot betaling, al dan niet als voorschot, van een bedrag ter hoogte van € 289.000,00 (€ 50.000,00 + € 239.000,00) voor de overtredingen van het relatiebeding, berekend tot aan 6 augustus 2019 en verder oplopend tot aan de dag der voldoening, althans een boete door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
subsidiair
VI. in geval de primaire vordering, al dan niet deels, wordt afgewezen, IJsselrust c.s. veroordeelt binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis afschrift te verstrekken aan No Brothers van, althans inzage te verlenen in, bescheiden zoals genoemd onder randnummer 40 e.v. van de dagvaarding, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat IJsselrust en/of [gedaagde sub 2] nalatig blijft een afschrift dan wel inzage te verstrekken binnen de voornoemde termijn;
primair en subsidiair
VII. IJsselrust c.s. hoofdelijk (des dat de één betalend de ander zal zijn bevrijd), althans IJsselrust en/of [gedaagde sub 2] , veroordeelt tot vergoeding aan No Brothers van de buitengerechtelijke kosten door de voorzieningenrechter aan de hand van de wettelijke staffel buitengerechtelijke incassokosten in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, eveneens binnen drie dagen na dit vonnis;
VIII. IJsselrust c.s. hoofdelijk (des dat de één betalend de ander zal zijn bevrijd), althans IJsselrust en [gedaagde sub 2] , veroordeelt tot vergoeding aan No Brothers van de proceskosten en de nakosten, zulks vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
IJsselrust c.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

non-concurrentiebeding

4.1.
No Brothers vordert primair onder III. dat IJsselrust wordt veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 375.000,00 (al dan niet als voorschot) voor de overtreding van het non-concurrentiebeding zoals vastgelegd in de artikelen 9.1. en 9.3. van de koopovereenkomst. No Brothers legt aan deze vordering ten grondslag dat IJsselrust sinds 3 april 2017 (via [bedrijf 15] ) aandeelhouder en bestuurder is van een met [bedrijf 1] concurrerende vennootschap: [bedrijf 12] (hierna: [bedrijf 12] ). Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) volgt dat [bedrijf 12] een onderneming exploiteert in het uitzenden van personeel en het uitvoeren van payrolling. Deze activiteiten zijn gelijk aan en concurrerend met de activiteiten van [bedrijf 1] en ook is [bedrijf 12] onder meer actief binnen de metaalindustrie. Het was IJsselrust na de overname van [bedrijf 1] conform artikel 9.3 van de koopovereenkomst enkel toegestaan in de branche werkzaam te blijven via [bedrijf 2] en [bedrijf 3] voor zover het geen payroll-activiteiten betrof die direct voor bedrijven uit de metaalsector werden verricht. Over (concurrerende) activiteiten van [bedrijf 12] is in het geheel niet gesproken. Het was IJsselrust dan ook niet toegestaan om via [bedrijf 12] de genoemde activiteiten (in de metaalsector) te verrichten. Nu de koopovereenkomst op 1 december 2017 is getekend, maakt IJsselrust reeds vanaf het begin van de overeengekomen duur van twaalf maanden inbreuk op het non-concurrentiebeding en schiet zij toerekenbaar tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst, aldus No Brothers . IJsselrust c.s. stelt hiertegenover dat [bedrijf 12] slechts de nieuwe naam betreft van [bedrijf 2] , dit zou in het handelsregister van de KvK te zien zijn als wordt doorgeklikt naar de historie van de vennootschap en aan het gelijkluidende KvK-nummer van de beide vennootschappen. Deze naamswijziging dateert van 14 december 2018. Van enige inbreuk op het non-concurrentiebeding is daarom geen sprake aangezien het haar was toegestaan via [bedrijf 2] payroll-activiteiten te verrichten, aldus IJsselrust . Daarnaast heeft No Brothers volgens IJsselrust c.s. nagelaten aan te tonen dat zij in strijd met het non-concurrentiebeding actief is geweest voor bedrijven in de metaalsector.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat slechts van [bedrijf 12] een uittreksel uit het handelsregister van de KvK is overgelegd. Uit dat uittreksel blijkt enkel dat het KvK-nummer van [bedrijf 12] [nummer] is, maar niet wat de historie van deze vennootschap is. Dit uittreksel bevestigt niet dat [bedrijf 12] de nieuwe naam betreft van [bedrijf 2] en dat het aldus om één en dezelfde vennootschap zou gaan. Enerzijds heeft IJsselrust zich op de mondelinge behandeling erop beroepen dat een en ander zou blijken uit stukken van de KvK, maar zij heeft nagelaten deze stukken in het geding te brengen. Anderzijds kan ook niet worden vastgesteld aan de hand van de wel in het geding gebrachte stukken dat het niet dezelfde vennootschap betreft. Verder kan niet worden vastgesteld in hoeverre [bedrijf 12] de door No Brothers gestelde concurrerende activiteiten binnen de metaalsector heeft verricht. Zij heeft ter onderbouwing hiervan een ‘print screen’ van de website van [bedrijf 12] overgelegd, maar daaruit valt niet zonder meer af te leiden dat [bedrijf 12] daadwerkelijk activiteiten heeft verricht die in strijd zijn met het bepaalde in de artikelen 9.1 en 9.3. van de koopovereenkomst. Het antwoord op de vraag of IJsselrust via [bedrijf 12] in strijd heeft gehandeld met het non-concurrentiebeding uit de koopovereenkomst, is uiteindelijk van belang voor de vraag of IJsselrust aan No Brothers de gevorderde boetes op grond van artikel 9.4 van de koopovereenkomst verschuldigd is. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de looptijd van het non-concurrentiebeding reeds op 1 december 2018 is verstreken, kan in ieder geval van voortdurende inbreuk door IJsselrust geen sprake zijn en gaat het alleen om de vermeende inbreuken van voor 1 december 2018.
Mede hierdoor bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende spoedeisend belang bij No Brothers om bij deze stand van zaken enig deel van de boetes toegewezen te krijgen, zolang niet duidelijk is of [bedrijf 12] slechts een nieuwe naam van [bedrijf 2] betreft en of IJsselrust via [bedrijf 12] daadwerkelijk (verboden) concurrerende activiteiten heeft verricht. Voor de beantwoording van deze vraag is naar het oordeel van de voorzieningenrechter nader onderzoek vereist. Een dergelijk onderzoek gaat het kader van dit kort geding, waar geen plaats is voor nadere bewijslevering, evenwel te buiten. Gelet hierop zal de vordering onder III. worden afgewezen.
relatiebedingen
4.3.
De primaire vorderingen van No Brothers onder I, II., IV., V. zien op de door No Brothers gestelde overtredingen van de overeengekomen relatiebedingen door IJsselrust en [gedaagde sub 2] . No Brothers legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zowel IJsselrust als [gedaagde sub 2] in november en december 2018 meerdere keren de relatiebedingen hebben overtreden door zaken te doen met klanten, relaties en kandidaten van [bedrijf 1] , waardoor zowel IJsselrust als [gedaagde sub 2] in strijd handelen met de met hen gemaakte afspraken. Met de aard van deze stellingen is het spoedeisend belang van No Brothers daarbij gegeven.
4.4.
Tussen partijen is in geschil of IJsselrust en/of [gedaagde sub 2] de overeengekomen relatiebedingen heeft/hebben overtreden. Partijen verschillen van mening over de vraag hoe de beide relatiebedingen dienen te worden uitgelegd. Volgens No Brothers blijkt uit de bewoordingen van artikel 3.4. van de intentieovereenkomst, welk artikel vervolgens is uitgewerkt in de relatiebedingen in overeenkomsten met IJsselrust en [gedaagde sub 2] , dat de relatiebedingen niet slechts zien op het actief benaderen door IJsselrust en [gedaagde sub 2] , maar dat partijen een algeheel verbod om zaken te doen hebben beoogd. Door kandidaten van [bedrijf 1] bij verschillende relaties van [bedrijf 1] te plaatsen door middel van meerdere concurrerende vennootschappen hebben zowel IJsselrust als [gedaagde sub 2] in strijd gehandeld met het met ieder van hen overeengekomen relatiebeding. Volgens IJsselrust c.s. moeten de relatiebedingen aldus worden uitgelegd dat het enkel gaat om het actief benaderen van klanten, kandidaten, relaties, afnemers en/of leveranciers van [bedrijf 1] gedurende de duur van twee jaar en dat ook uitzonderingen zijn afgesproken voor relaties binnen en buiten de metaalsector, zoals [bedrijf 5] en in het geval van [gedaagde sub 2] ook [bedrijf 9] . De relatiebedingen zien volgens IJsselrust c.s. niet op een ‘algeheel verbod om zaken te doen’ met klanten, kandidaten, relaties, afnemers en/of leveranciers van [bedrijf 1] .
4.5.
Nu partijen ieder een andere uitleg geven aan de tekst van de twee relatiebedingen, dienen deze te worden uitgelegd. De uitleg van de beide relatiebedingen dient te geschieden met inachtneming van de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Die brengt mee dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording komt het aan op de zin die de partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin deze bepalingen zijn gesteld, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift van groot belang (vgl. Hoge Raad 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427).
4.6.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat een redelijke uitleg van de beide relatiebedingen met zich meebrengt dat het IJsselrust c.s. (slechts) niet was toegestaan om actief in contact te treden met klanten, kandidaten, relaties, afnemers en/of leveranciers van [bedrijf 1] . Hiertoe wordt het volgende in aanmerking genomen. Uit artikel 3.4 van de intentieovereenkomst blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat het [gedaagde sub 2] en [naam 1] is toegestaan om payrollactiviteiten via [bedrijf 2] en [bedrijf 3] te verrichten, mits deze activiteiten niet zouden worden verricht in de metaalsector, behoudens voor bestaande relaties van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en dat partijen in dit verband een non-concurrentie/relatiebeding overeen zouden komen. De gemeenschappelijke relaties van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en [bedrijf 1] zouden in het kader van het non-concurrentie en het relatiebeding onderdeel zijn van de eindonderhandelingen tussen partijen. Partijen hebben uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 3.4 van de intentieovereenkomst door het non-concurrentiebeding (ten aanzien van IJsselrust ) en de beide relatiebedingen overeen te komen. Het non-concurrentiebeding is in duur beperkt tot twaalf maanden, waar het relatiebeding voor de duur van 24 maanden is overeengekomen. Ook het met [gedaagde sub 2] overeengekomen relatiebeding betreft blijkens de considerans van de overeenkomst tussen No Brothers en [gedaagde sub 2] een nadere uitwerking van artikel 3.4 van de intentieovereenkomst. Gelet hierop moeten de beide relatiebedingen op dezelfde wijze worden uitgelegd, hetgeen partijen zelf ook hebben gedaan.
4.7.
Het eerste deel van artikel 3.4 van de intentieovereenkomst komt tekstueel overeen met artikel 9.3 van de koopovereenkomst waarin een uitzondering is geformuleerd op het non-concurrentiebeding van artikel 9.1. Hoewel dat niet als zodanig in artikel 3.4 van de intentieovereenkomst staat, moet worden aangenomen dat de bedoeling was dat IJsselrust geen activiteiten mocht verrichten die concurrerend zijn aan de activiteiten van [bedrijf 1] en dat hiervan uitgezonderd waren de activiteiten van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] , behoudens activiteiten verricht voor bedrijven in de metaalsector. De gezamenlijke relaties van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] zouden blijkens de intentieovereenkomst deel uitmaken van de eindonderhandelingen tussen partijen in het kader van ‘het non-concurrentie-/relatiebeding’. Partijen hebben er vervolgens bij de uitwerking voor gekozen om naast het non-concurrentiebeding een relatiebeding overeen te komen. Praktisch gesproken komt het relatiebeding wat IJsselrust betreft erop neer dat, na ommekomst van het non-concurrentiebeding dat elke vorm van concurrerende activiteit verbiedt, nog een relatiebeding zou gelden in gemitigeerde vorm. Wanneer ervan uit wordt gegaan dat ook de relatiebedingen, evenals het met IJsselrust overeengekomen non-concurrentiebeding, een algeheel verbod op ‘zaken doen’ met klanten, kandidaten, relaties, afnemers en/of leveranciers van [bedrijf 1] zouden behelzen, zoals door No Brothers wordt gesteld, zou feitelijk sprake zijn van een soort voortdurend non-concurrentiebeding gedurende twaalf maanden na afloop van het non-concurrentiebeding en dan zou aan het relatiebeding naast het non-concurrentiebeding weinig afzonderlijke betekenis toekomen. Niet in geschil is voorts dat partijen na de totstandkoming van de intentieovereenkomst niet meer hebben onderhandeld over (de bewoordingen van) het non-concurrentiebeding en de relatiebedingen. De opsteller van de koopovereenkomst, Marktlink, heeft de uiteindelijke tekst zoals neergelegd in de non-concurrentie- en relatiebedingen opgesteld, aan partijen voorgelegd en partijen hebben er vervolgens niet meer over gesproken, de voorgestelde tekst als zodanig geaccepteerd en ook getekend. Dat partijen desalniettemin hebben bedoeld dat door het relatiebeding elke vorm van zaken doen, na afloop van het non-concurrentiebeding, met relaties nog verboden zou zijn, blijkt nergens uit. Op dit moment bestaan dan ook geen aanknopingspunten om voorshands aan te nemen dat met de relatiebedingen iets anders is bedoeld dan de letterlijke tekst van deze bedingen, waarin steeds wordt gesproken over ‘benaderen’, hetgeen een actief handelen impliceert. Bij deze stand van zaken mocht No Brothers de relatiebedingen zoals overeengekomen met IJsselrust en [gedaagde sub 2] niet opvatten als thans door haar gesteld wordt.
4.8.
Op dit moment kan enkel worden vastgesteld dat bedrijven, die eerst via No Brothers werknemers inleenden, vervolgens (dezelfde) werknemers zijn gaan inlenen bij verschillende bedrijven van IJsselrust en [gedaagde sub 2] , maar niet kan worden vastgesteld op grond van de in het geding gebrachte stukken en verklaringen dat dit is gebeurd door actief werven op een wijze die niet is toegestaan in de relatiebedingen. Vast staat weliswaar dat IJsselrust en [gedaagde sub 2] gedurende de looptijd van de beide relatiebedingen op verzoek van relaties van [bedrijf 1] deze kandidaten/werknemers hebben uitgeleend aan relaties van [bedrijf 1] , dit maakt echter nog niet dat IJsselrust en [gedaagde sub 2] dit hadden moeten weigeren op grond van de relatiebedingen. In het verlengde hiervan kan niet worden vastgesteld dat IJsselrust en [gedaagde sub 2] in het verleden boetes hebben verbeurd met de gebezigde handelwijze en bij gebreke van die vaststelling kan ook niet worden gezegd dat van de huidige gedragingen van IJsselrust en [gedaagde sub 2] thans dusdanige dreiging uitgaat van overtreding van de/het relatiebeding(en) dat het opleggen van een verbod als door No Brothers gevorderd gerechtvaardigd is. De slotsom is dat ook de primaire vorderingen onder I, II., IV., V. voor afwijzing gereed liggen.
afschrift bescheiden
4.9.
No Brothers heeft subsidiair gevorderd dat, in geval de primaire vordering, al dan niet deels, wordt afgewezen, IJsselrust c.s. ex artikel 843a Rv worden veroordeeld om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan No Brothers afschrift te verstrekken c.q. No Brothers inzicht te verlenen in de door [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 12] verzonden offertes, verstrekte opdrachten, opdrachtbevestigingen en facturen over de periode 1 januari 2018 tot de dag waarop het vonnis wordt gewezen met betrekking tot inleners [bedrijf 5] , [bedrijf 11] , [bedrijf 9] , [bedrijf 13] , [bedrijf 6] , [bedrijf 10] en [bedrijf 14] Ook wil zij afschrift van, dan wel inzage in de bankafschriften van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] over de periode vanaf 1 januari 2018 tot uiterlijk 1 december 2019 om zo te kunnen controleren of de hiervoor bedoelde gegevens kloppen. No Brothers stelt, wanneer de door haar overgelegde stukken onvoldoende zijn om tot toewijzing van haar vordering(en) te komen, rechtmatig belang te hebben bij het verkrijgen van afschriften van de bedoelde bescheiden om zo nader bewijs te verzamelen. Voorts heeft zij de bescheiden voldoende geconcretiseerd en berusten de bescheiden die No Brothers nodig heeft onder IJsselrust dan wel [gedaagde sub 2] , nu zij bestuurder en/of aandeelhouder zijn van de concurrerende vennootschappen, aldus No Brothers . Tot slot bestaat geen gewichtige reden die aan toewijzing van het gevorderde in de weg zou staan. IJsselrust betwist dat No Brothers een rechtmatig belang hebben bij toewijzing van de vordering ex artikel 843a Rv. Zij stelt in dit verband dat inzage in de administratie van IJsselrust c.s. No Brothers niet zal baten, nu (enkel) in geschil is of het IJsselrust c.s. wel of niet toegestaan was om de bestaande handelsrelatie met (voormalige) relaties van No Brothers te hebben en niet of deze handelsrelatie al dan niet bestaat.
4.10.
Artikel 843a lid 1 Rv verbindt aan de toewijsbaarheid van de daar bedoelde vordering drie cumulatieve voorwaarden: (i) degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben en (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan hoeft degene die de bescheiden onder zich houdt niet aan de vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan, of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd (artikel 843a lid 4 Rv).
4.11.
In de verklaringen die door IJsselrust c.s. zijn overgelegd liggen aanwijzingen besloten dat [gedaagde sub 2] en IJsselrust , al dan niet via [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 12] en/of [bedrijf 4] zaken hebben gedaan met [bedrijf 5] , [bedrijf 9] , [bedrijf 10] en [bedrijf 11] . Met betrekking tot het non-concurrentiebeding en de relatiebedingen heeft No Brothers een rechtmatig belang erbij om te bepalen hoe de contacten met deze partijen precies in zijn werk zijn gegaan voor het antwoord op de vraag of de genoemde bedingen zijn overtreden, een en ander met het oog op eventueel verbeurde en nog te verbeuren boetes en mogelijk schadevergoeding. Het door IJsselrust c.s. gevoerde verweer faalt. Aannemelijk is dat No Brothers de stukken nodig heeft om te kunnen aantonen dat IJsselrust c.s. op welke wijze dan ook inbreukmakend handelt dan wel heeft gehandeld. Verder is tussen partijen niet in geschil dat tussen zowel No Brothers en IJsselrust als No Brothers en [gedaagde sub 2] een rechtsbetrekking bestaat in de vorm van een relatiebeding dat volgens No Brothers is overtreden. Van een gewichtige reden die aan toewijzing van de vordering in de weg zou staan is voorts niet gebleken.
4.12.
Ten aanzien van de bescheiden waarvan No Brothers afschrift dan wel inzage vordert geldt het volgende. Tussen partijen staat vast dat in de relatiebedingen in de overeenkomsten tussen No Brothers en IJsselrust c.s. [bedrijf 5] (en in het relatiebeding in de overeenkomst met [gedaagde sub 2] ook [bedrijf 9] ) zijn uitgezonderd van dit beding als gezamenlijke relaties, op grond waarvan No Brothers onvoldoende belang heeft bij de gevorderde bescheiden met betrekking tot [bedrijf 5] . Dit geldt echter niet voor het non-concurrentiebeding tussen No Brothers en IJsselrust , omdat in dit beding geen uitzondering voor gezamenlijke relaties is opgenomen. In dit verband geldt dat het non-concurrentiebeding tussen IJsselrust en No Brothers tot 1 december 2018 liep en dat inzage in dan wel afschrift van bescheiden voor zover deze betrekking hebben op [bedrijf 5] slechts voor die periode van belang kunnen zijn. No Brothers heeft voorts ook bescheiden met betrekking tot inleners [bedrijf 13] , [bedrijf 6] en [bedrijf 14] gevorderd maar zij heeft nagelaten te stellen wat haar belang hierbij is. Uit de in het geding gebrachte stukken valt niet op te maken dat No Brothers IJsselrust en/of [gedaagde sub 2] verwijt het concurrentie- en/of relatiebeding te hebben geschonden met betrekking tot deze drie (vermeende) relaties van [bedrijf 1] . Bij gebreke van dit belang is de vordering van No Brothers op dit punt aan te merken als een phishing expedition. Daarnaast heeft No Brothers inzage in de bankafschriften van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] over de periode vanaf 1 januari 2018 tot 1 december 2019 gevorderd om zo te kunnen controleren of de door IJsselrust c.s. verstrekte gegevens juist zijn. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt echter niet in te zien waarom de bankafschriften van deze twee vennootschappen, naast de genoemde stukken, relevant zouden zijn voor No Brothers , terwijl IJsselrust c.s. er zwaarwegend belang bij hebben dat derden niet zonder goede grond inzage krijgen in hun betalingsverkeer.
4.13.
Het voorgaande betekent dat, gelet op het relatiebeding dat geldt tussen [gedaagde sub 2] en No Brothers alsmede het relatiebeding dat geldt tussen IJsselrust en No Brothers en de in die bedingen opgenomen uitzonderingen voor gezamenlijke relaties, IJsselrust c.s.
aan No Brothers inzage in dan wel afschrift van de door [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 12] en [bedrijf 4] verzonden offertes, verstrekte opdrachten, opdrachtbevestigingen en facturen over de periode van 1 januari 2018 tot de datum van dit vonnis met betrekking tot [bedrijf 11] , [bedrijf 9] en [bedrijf 10] dienen te verschaffen, met uitzondering van de bescheiden die betrekking hebben op de handelsrelatie tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 9] . Voorts dient IJsselrust inzage in dan wel afschrift van de door [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 12] verzonden offertes, verstrekte opdrachten, opdrachtbevestigingen en facturen over de periode van 1 januari 2018 (zoals gevorderd) tot 1 december 2018 te verschaffen met betrekking tot [bedrijf 5] .
4.14.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gemaximeerd op een bedrag van € 50.000,00.
4.15.
No Brothers heeft voorts vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu de primaire vorderingen van No Brothers zullen worden afgewezen, ligt ook deze vordering van No Brothers voor afwijzing gereed. Voor zover No Brothers ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten heeft willen vorderen ten aanzien van haar subsidiaire vordering geldt dat in het onderhavige geval voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten geen plaats is. No Brothers heeft niet gesteld en ook is niet gebleken dat zij reeds eerder om de gevorderde bescheiden ex artikel 843a Rv bij IJsselrust c.s. heeft verzocht en dat hier vervolgens door IJsselrust geen gehoor aan is gegeven.
4.16.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt IJsselrust c.s. om binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan No Brothers afschrift te verstrekken van, dan wel inzage te verschaffen in de door [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 12] en [bedrijf 4] verzonden offertes, verstrekte opdrachten, opdrachtbevestigingen en facturen over de periode van 1 januari 2018 tot de datum van dit vonnis met betrekking tot [bedrijf 11] , [bedrijf 9] en [bedrijf 10] , met uitzondering van de bescheiden die betrekking hebben op de handelsrelatie tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 9] ,
5.2.
veroordeelt IJsselrust c.s. aan No Brothers een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat IJsselrust c.s. niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt IJsselrust om binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan No Brothers afschrift te verstrekken van, dan wel inzage te verschaffen in de door [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 12] verzonden offertes, verstrekte opdrachten, opdrachtbevestigingen en facturen over de periode van 1 januari 2018 tot 1 december 2018 met betrekking tot [bedrijf 5] ,
5.4.
veroordeelt IJsselrust aan No Brothers een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat IJsselrust niet aan de in 5.3. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2019.