De Bazaar vordert - na wijziging van eis - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I de huurprijs met betrekking tot het gehuurde met ingang van 21 februari 2013, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, te verminderen met een percentage van 50% van de totale huurprijs, althans met een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen percentage;
II de gemeente te veroordelen tot restitutie van het ingevolge sub I toegewezen bedrag aan huurprijsvermindering, voor zover dit niet reeds door de Bazaar is ingehouden op de betaling van de huurpenningen, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke handelsrente;
III voor recht te verklaren dat het de Bazaar op grond van de huurovereenkomst vrij staat om het parkeerterrein op doordeweekse werkdagen als parkeerterrein te exploiteren;
IV de gemeente, op straffe van een dwangsom, te verbieden om derden te verzoeken om (op werkdagen) geen gebruik te maken van het tot het gehuurde behorende parkeerterrein;
V de gemeente te veroordelen tot vergoeding van de schade die de Bazaar heeft geleden door het hinderen van de exploitatie van het parkeerterrein, nader op te maken bij staat;
subsidiair:
VI de gevolgen van de huurovereenkomst te wijzigen zodat de Bazaar met ingang van 21 februari 2013, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, een huurprijs is verschuldigd van € 425.000,-- per jaar, althans € 481.854,95 per jaar, althans een in goede justitie te bepalen bedrag lager dan de vigerende huurprijs, al dan niet in combinatie met het laten vervallen van de huur van het gehuurde op doordeweekse dagen als opslagruimte;
VII de gemeente te veroordelen om te gehengen en te gedogen dat de Bazaar het bij het gehuurde behorende parkeerterrein ook op doordeweekse dagen als parkeerterrein exploiteert en de gemeente te verbieden ter zake jegens de Bazaar rechtsmaatregelen te treffen of de contractuele boete te innen;
meer subsidiair:
VIII de gemeente te veroordelen om met de Bazaar door te onderhandelen over een aanpassing van de huurprijs aan het markthuurniveau, waarbij de markthuurwaarde zo nodig door een onafhankelijke deskundige dient te worden vastgesteld;
nog meer subsidiair:
IX voor recht te verklaren dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om integrale betaling van de huur te vorderen c.q. betaling van een huurprijs van hoger dan € 425.000,-- per jaar, althans € 481.854,95 per jaar, althans een in goede justitie te bepalen bedrag lager dan de vigerende huurprijs;
in alle gevallen:
de gemeente te veroordelen in de kosten van dit geding in reconventie, inclusief nakosten.