De kantonrechter overweegt het volgende.
[verweerster] heeft de compensatie voor het handelen van SWR en haar (nog te lijden) inkomensschade becijferd op een bedrag van in totaal € 967.993,34 bruto en een bedrag van € 68.000,00 netto. [verweerster] is er daarbij vanuit gegaan dat zij tot aan de pensioengerechtigde leeftijd geen andere baan zal vinden en als gevolg van een (bovenwettelijke) WW-uitkering een lager inkomen zal hebben. De kantonrechter overweegt in dit verband dat de positie van [verweerster] op de arbeidsmarkt, gelet op haar leeftijd, opleidingsniveau en ervaring, niet zo kwetsbaar voorkomt als door haar is geschetst.
Dat neemt echter niet weg dat het niet gemakkelijk zal zijn voor [verweerster] om een nieuwe functie op hetzelfde niveau en met een gelijkwaardig salaris te vinden. Hierbij wordt ook betrokken dat een deeltijdhoogleraarschap van [verweerster] (tot 28 november 2018) een serieuze optie was , hetgeen tot een verbetering van de arbeidsvoorwaarden van [verweerster] zou hebben geleid. [verweerster] heeft weliswaar een uitgebreid cv, doch zij heeft haar kennis en ervaring enkel binnen SWR ontwikkeld. Daarbij komt dat de specialisatie van [verweerster] zich heeft beperkt tot het vakgebied voedsel- en diervoederveiligheid van producten van nieuwe biotechnologie, terwijl onweersproken is dat SWR in Nederland het enige instituut is dat zich bezighoudt met het vakgebied van [verweerster] . Een daadwerkelijk gelijkwaardige functie zal [verweerster] enkel kunnen vinden in het buitenland. Het moet reëel worden geacht dat [verweerster] in een (enigszins) lagere functie terecht zal komen en dus ook een lager salaris zal ontvangen. Dit betekent dat [verweerster] hoogstwaarschijnlijk geconfronteerd zal worden met enige inkomensdaling, ook omdat, gelet op het voorgaande, het denkbaar is dat [verweerster] niet direct aansluitend aan de ontbindingsdatum een nieuwe werkkring zal vinden. Daarbij is van belang dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor [verweerster] een einde aan een zeer lange internationale carrière betekent, terwijl het netwerk van [verweerster] , inclusief de betrokken ministeries en internationale platforms die zij van advies voorziet, (nog) niet op de hoogte zijn van het eindigen van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter acht het echter, gelet op de stellingen die door partijen zijn ingenomen, ook niet reëel dat de arbeidsovereenkomst nog geruime tijd zou hebben voortgeduurd, mede gelet op de kritiek die op het functioneren van [verweerster] , zowel vanuit haar leidinggevende als vanuit haar team. Er is sprake van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding waarin mediationtrajecten niet tot enig resultaat hebben geleid. Niet ondenkbaar is derhalve dat de arbeidsovereenkomst op enig moment in de nabije toekomst zou zijn geëindigd. Zoals hiervoor is overwogen, heeft [verweerster] bovendien recht op een transitievergoeding. Bij de vergelijking tussen de situatie zonder de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de situatie waarin [verweerster] zich thans bevindt, wordt ook deze vergoeding betrokken. Bij de berekening van de billijke vergoeding worden niet de door [verweerster] gemaakte advocaatkosten betrokken nu [verweerster] heeft nagelaten haar verzoek op dit onderdeel te voorzien van een deugdelijke onderbouwing. Datzelfde geldt voor de verzochte immateriële schadevergoeding.