3.1.primair
[naam verzoeker 1] verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. DCM veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van deze beschikking aan [naam verzoeker 1] een billijke vergoeding ex artikel 7:682 lid 3 BW te betalen van € 1.827.000,00 bruto, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van voornoemd bedrag tot aan de dag van algehele voldoening;
II. DCM veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van deze beschikking aan [naam verzoeker 1] bij wijze van schadevergoeding ex artikel 7:611 BW te betalen een bedrag van
€ 12.572,69 inclusief BTW aan advocaatkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van voornoemd bedrag tot aan de dag van algehele voldoening ervan, althans DCM veroordeelt tot betaling aan [naam verzoeker 1] van alle redelijke en in redelijkheid gemaakte kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, begroot op een bedrag van € 7.621,23 (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van voornoemd bedrag tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [naam verweerster 3] veroordeelt om binnen vier weken na betekening van deze beschikking de 2% aandelen die [naam verzoeker 1] in B&S houdt over te nemen, althans door een door haar aan te wijzen vennootschap te laten overnemen voor een – bij levering te betalen – koopprijs die gelijk is aan de marktwaarde van de aandelen per 31 december 2018 welke waarde dient te worden vastgesteld door één onafhankelijke deskundige door partijen in gezamenlijk overleg te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van voornoemd bedrag tot aan de dag van algehele voldoening ervan;
IV. indien en voor zover partijen geen overeenstemming weten te bereiken over de te benoemen deskundige als onder III. voornoemd, een onafhankelijke deskundige benoemt die de marktwaarde zal bepalen van de aandelen die [naam verzoeker 1] in B&S houdt per 31 december 2018;
V. voor recht verklaart dat het ontslag van [naam verzoeker 1] niet kan worden aangemerkt als een “Bad Leaver”-situatie als vermeld in artikel 4.4. van de tussen partijen overeengekomen participatieovereenkomst;
GJKLM verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam verweerster 3] veroordeelt om binnen vier weken na betekening van deze beschikking de 5% aandelen die GJKLM in DCM houdt over te nemen, althans door een door haar aan te wijzen vennootschap te laten overnemen voor een – bij levering te betalen – koopprijs die gelijk is aan de marktwaarde van de aandelen per 31 december 2018 welke waarde dient te worden vastgesteld door één onafhankelijke deskundige door partijen in gezamenlijk overleg te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van voornoemd bedrag tot aan de dag van algehele voldoening ervan;
II. indien en voor zover partijen geen overeenstemming weten te bereiken over de te benoemen deskundige als onder I. voornoemd, een onafhankelijke deskundige benoemt die de marktwaarde zal bepalen van de aandelen die GJKLM in DCM houdt per 31 december 2018;
III. voor recht verklaart dat het ontslag van [naam verzoeker 1] niet kan worden aangemerkt als een “Bad Leaver”-situatie als vermeld in artikel 4.4. van de tussen partijen overeengekomen participatieovereenkomst;
subsidiair
GJKLM verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het besluit buiten vergadering van de bestuurders/aandeelhouders van DCM omtrent de uitgifte van aandelen onder de verplichting deze vol te storten door middel van verrekening met de aan de orde zijnde geldleningsovereenkomst vernietigt vanwege dwaling (artikel 6:228 BW) en/of bedrog (artikel 3:44 BW) dan wel strijd met de redelijkheid en billijkheid ex artikel 2:15 lid 1 sub b jo. 2:8 BW;
II. de overeenkomst genaamd “contractsovername geldlening” overeengekomen tussen [naam verzoeker 1] , B&S en DCM op 20 december 2018 vernietigt vanwege dwaling (artikel 6:228 BW) dan wel bedrog (artikel 3:44 BW);
III. B&S veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van deze beschikking aan GJKLM een bedrag van € 100.000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden ervan tot aan de dag van algehele voldoening ervan, nu de looptijd van de overeenkomst van geldlening is verstreken;
zowel primair als subsidiair
[naam verzoeker 1] en GJKLM verzoeken dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. DCM c.s. veroordeelt in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat van [naam verzoeker 1] daaronder begrepen;
II. DCM c.s. veroordeelt tot betaling aan GJKLM van alle redelijke en in redelijkheid gemaakte kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, begroot op een bedrag van
€ 7.612,23 (inclusief BTW);
III. DCM c.s. veroordeelt in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat van GJKLM daaronder begrepen.