Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.3. De vordering en het verweer
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser],
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling
Waar dit aan de orde is, zal dan ook naar de in eerdere uitspraken weergegeven overwegingen en oordelen verwezen worden. Dit geldt in het bijzonder voor de uitspraken van deze rechtbank die gedaan zijn op 22 mei 2019 en die gepubliceerd zijn onder nummers
ECLI:NL:RBGEL:2019:2253 en ECLI:NL:RBGEL:2019:2254.
tussenpersoon4.3. [eiser] stelt dat de overeenkomsten tot stand gekomen zijn na advisering door een tussenpersoon. Hij stelt hierover het volgende:
mogelijkheden vrijblijvend op een rij[te]
zetten”. [eiser] heeft tevens het hierboven door hem genoemde financieel plan in het geding gebracht. Het stuk is voorzien van het logo van Spaar Select en, blijkens het voorblad, opgesteld door [naam]. In het stuk is het volgende opgenomen:
Spaar Select Advies
12 september 2017, ECLI:NL:GHDHA: 2017:2530, waarin is geoordeeld over de wetenschap destijds van Dexia, haar gerichtheid op het op grote schaal door tussenpersonen adviseren over effectenleaseproducten, ook door cliëntenremisiers, de wetenschap van Dexia van de op stelselmatig adviseren gerichte werkwijze van Spaar Select en het belang van Spaar Select als tussenpersoon. Dexia heeft de stellingen, die ook in de huidige procedure hierover zijn ingenomen, in het licht van deze uitgangspunten niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken.
heeft op dit verweer niet inhoudelijk gereageerd. Volgens vaste jurisprudentie kan aangenomen worden, dat degene, die een veroordeling tot betaling van een geldsom vordert, het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft (HR 27 februari 1998, NJ 1998/512), terwijl een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd moet worden (HR 17 juni 1994, NJ 1994/591). Dat de executie mogelijk tot ingrijpende gevolgen leidt, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staat op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar is slechts een omstandigheid die meegewogen moet worden (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468). Dexia heeft niet onderbouwd dat en waarom uitvoerbaar bij voorraadverklaring voor haar zal leiden tot financieel nadelige gevolgen. Het gestelde restitutierisico is niet geconcretiseerd voor wat betreft de situatie van [eiser] Het belang van Dexia weegt niet zwaarder dan het belang van [eiser], zodat de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring toegewezen zal worden.