Uitspraak
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser] van al datgene dat [eiser] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
3. voor recht zal verklaren dat [eiser] de restschuld niet aan Dexia verschuldigd is,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser],
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
- voorwaardelijk, namelijk onder de voorwaarde dat de in conventie opgeworpen verweren met betrekking tot de klachtplicht en de verjaring worden verworpen:
[eiser] zal bevelen aan Dexia een kopie te verstrekken van het dossier dat leaseproces omtrent hem heeft aangelegd, althans van het(de) intakeformulier(en), op straffe van een dwangsom,
- onvoorwaardelijk:
1. voor recht zal verklaren dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand gekomen is, niet is vernietigd en niet blootstaat aan vernietiging,
2. voor recht zal verklaren dat [eiser] met betrekking tot de overeenkomst niet is blootgesteld aan het risico op een onaanvaardbaar zware financiële last,
3. voor recht zal verklaren dat Dexia niets meer aan [eiser] verschuldigd is,
4. [eiser] zal veroordelen in de proceskosten.
4.De beoordeling
Waar dit aan de orde is, zal dan ook naar de in eerdere uitspraken weergegeven overwegingen en oordelen verwezen worden.
17 oktober 2016 brieven gestuurd. Deze brieven bevatten alle een aanmaning in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW. Daarmee is binnen de nieuw aangevangen termijn de verjaring tijdig gestuit en wederom nieuwe verjaringstermijnen gaan lopen. Dexia wordt niet gevolgd in haar opvatting dat de context van de stuitingshandeling strikt individueel moet worden beoordeeld. Er behoort niet aan voorbij te worden gegaan dat deze zaak een van de zeer vele is in de afwikkeling van massaschade als gevolg van effecten-leaseovereenkomsten. Aangezien de gemachtigde van [eiser] vervolgens Dexia op 13 juli 2018 heeft gedagvaard, is dit gebeurd voor afloop van de nieuwe verjaringstermijn van vijf jaar en dus tijdig.
is ongevraagd telefonisch benaderd door een financieel adviseur van Spaar Select ([naam]), die voorstelde de financiële situatie van [eiser] met hem door te nemen. De adviseur is daarvoor bij hem thuis geweest. [eiser] heeft de wens geuit om vermogen op te bouwen voor (de studie van) zijn kinderen. De adviseur heeft hem daarop verteld dat het meest geschikte product voor zijn situatie een AllRound Sparen was. Met [eiser] is gesproken over het bedrag dat hij per maand maximaal kon missen. Dit was een bedrag van
ƒ 200,00 per maand. De adviseur heeft een rekenvoorbeeld laten zien met (zeer) positieve resultaten en niet gewaarschuwd voor risico’s. [eiser] is vervolgens de overeenkomst aangegaan.
4.10. In de arresten van 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012 en 2016:2015) heeft de Hoge Raad geoordeeld, kort weergegeven, dat indien een cliëntenremisier zich niet beperkt tot het aanbrengen van potentiële cliënten bij een beleggingsinstelling of effecteninstelling, maar hij die belegger tevens in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf adviseert, de aldus handelende cliëntenremisier over een vergunning dient te beschikken. Als de cliëntenremisier geen vergunning heeft en zich niet alleen heeft beperkt tot het aanbrengen van de cliënt maar ook jegens de afnemer als financieel adviseur is opgetreden, handelt zij in strijd met artikel 41 NR 1999. Indien Dexia wist of behoorde te weten dat de cliëntenremisier tevens adviseerde, dan levert dit een (extra) onrechtmatigheidsgrond jegens de afnemer van het effectenproduct op. Gelet op de uiteenlopende ernst van de wederzijds gemaakte fouten, eist de billijkheid in dat geval in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft zowel wat betreft een eventuele restschuld als wat de door de particuliere belegger reeds betaalde rente, aflossing en kosten aangaat. Dit geldt ook als de mogelijke financiële gevolgen van de leaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware financiële last voor de afnemer vormden.
Deze uitspraak van het Gerechtshof wordt niet gevolgd.
De Hoge Raad heeft in het genoemde arrest van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012, niet alleen uitspraak gedaan aan de hand van de in die zaak aangevoerde cassatiegronden, maar daar enkele overwegingen aan toegevoegd ‘
gelet op het karakter van dit geding als proefprocedure, en in verband met de wenselijkheid dat, gelet op de massaliteit van vorderingen als de onderhavige, nog aanhangige procedures kunnen worden afgedaan aan de hand van duidelijke maatstaven’. Ook in het daarop volgende arrest van 10 oktober 2018 heeft de Hoge Raad er blijk van gegeven zich er zeer van bewust te zijn dat de uitspraken in deze zaken het bereik van de individuele zaak overstijgen. Desondanks heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor de overwegingen zoals door het Gerechtshof Den Haag in het genoemde arrest opgenomen, terwijl ook in de aan de Hoge Raad voorgelegde zaken de standpunten van de afnemers/Leaseproces omtrent de aansprakelijkheid van Dexia wegens handelen in strijd met artikel 41 NR 1999 vanwege het doorgeven van orders waren ingenomen. Indien de Hoge Raad van oordeel zou zijn geweest dat deze stellingen gevolgd moeten worden, had het voor de hand gelegen dat dit ook in de afsluitende overwegingen betrokken was, omdat daarmee de vraag naar de bekendheid met de advisering (vrijwel) niet meer relevant zou zijn.
de orders die het voorwerp zijn van de in bijlage I, deel A, punt 1, van deze richtlijn genoemde beleggingsdienst aan-en verkooporders van één of meer financiële instrumenten zijn’. Bezien in dat licht, kan het enkel doorsturen van een aanvraagformulier zoals Spaar Select hier heeft gedaan niet worden aangemerkt als het doorgeven van een order. Dit is ook terecht door Dexia bepleit. Het aanvraagformulier betreft slechts een uiting van de wens van [eiser] om een effectenleaseovereenkomst met Dexia aan te gaan, zonder dat daarbij aan Dexia een geconcretiseerde en uitvoerbare opdracht met betrekking tot de aan-of verkoop van een of meerdere specifieke financiële instrumenten wordt gegeven. Het doorsturen van het aanvraagformulier door Spaar Select leidde dan ook niet tot de aankoop of verkoop van de betreffende effecten voor [eiser].
art. 6:96 lid 3 BW in verbinding met art. 241 Rv niet voor vergoeding in aanmerking komen.
In de procedure van partijen zijn dezelfde buitengerechtelijke werkzaamheden gesteld als die, welke in het arrest aan de orde waren, namelijk het opstellen en versturen van enkele gestandaardiseerde stukken (zoals een klachtbrief, een opt-out verklaring en stuitingsbrieven), het voeren van een intakegesprek, het beoordelen van de haalbaarheid van de aanspraken van de belegger en het adviseren daaromtrent en het verzamelen van gegevens om de omvang van de aanspraken van de belegger te kunnen bepalen, zodat ook in dit geval geen aanspraak bestaat op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
4.22. Ook bij dergelijke negatieve verklaringen voor recht, blijven de stelplicht en bewijslast rusten op de partij die in materieel opzicht aan bepaalde feiten rechtsgevolgen verbonden wil zien. De vorm waarin de vordering is gegoten is daarbij niet bepalend.