Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
in de hoofdzaak en in het incident tot tussenkomst, althans voeging
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 9
- de akte houdende wijziging van eis van Witteveen
- de incidentele conclusie tot tussenkomst, althans voeging van Willemsen-de Koning Groep
- de producties 1 tot en met 3 van Willemsen-de Koning Groep
- de mondelinge behandeling van 9 juli 2019
- de pleitnota van Witteveen
- de pleitnota van de gemeenten
- de pleitnota van Willemsen-de Koning Groep.
2.De feiten
in de hoofdzaak en in het incident tot tussenkomst, althans voeging
Apeldoorn 2
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
in het incident tot tussenkomst, althans voeging
(Vossloh Laeis)). In dit arrest is specifiek voor het geval dat sprake is van mededingingsbeperkende gedragingen beslist dat niet het moment van de gedraging bepalend is voor de terugkijktermijn van drie jaar, maar het moment waarop daarover een beslissing is genomen. Dit is gelet op de conclusie van de Advocaat-Generaal van 16 mei 2018 onder nummer 83 in die zaak kennelijk het geval omdat een inbreuk op de mededinging enkel kan worden aangenomen indien die is vastgesteld in een rechterlijke of administratieve beslissing. Die gedachtegang geldt niet zonder meer ook in een geval als het onderhavige waarin de facultatieve uitsluitingsgronden past performance en de ernstige beroepsfout aan de orde zijn. Dat kan ook niet uit het arrest van het Europese Hof worden afgeleid. Opmerking verdient daarbij dat in de Aanbestedingswet ten aanzien van de past performance en de ernstige beroepsfout in artikel 2.87 lid 2 onder d specifiek is aangeknoopt bij het moment van de gebeurtenis, terwijl ten aanzien van de vervalsing van de mededinging in artikel 2.87 lid 2 onder c Aw is aangeknoopt bij de datum van beschikkingen als bedoeld in artikel 4.7 Aw. Nu vaststaat dat de tekortkoming vanwege het beëindigen van de vier vervoersovereenkomsten met de provincie en aldus het moment van de gebeurtenis zich op 13 februari 2015 heeft voorgedaan, moet worden geconcludeerd dat deze gebeurtenis buiten de terugkijktermijn van drie jaar valt en daardoor bij de onderhavige aanbestedingsprocedure, waarbij tot uiterlijk 13 maart 2019 kon worden ingeschreven, geen rol (meer) speelt.
“het bezoeken van alleen de grotere locaties als minpunt is beoordeeld”. Dat dit vervolgens ook werkelijk tot aftrek van punten ten opzichte van de inschrijving van Willemsen-de Koning Groep geeft geleid omdat Willemsen-de Koning Groep heeft aangeboden alle locaties te bezoeken, kan uit de brief niet worden afgeleid. De gemeenten hebben immers aangegeven dat het een minpunt betreft en niet dat punten in verhouding tot de aanbieding van Willemsen-de Koning Groep zijn afgetrokken. Wel is juist, en ter zitting door (een lid van) de beoordelingscommissie ook bevestigd, dat ten aanzien van de door Witteveen aangeboden bezoeken een onjuiste aanname is gedaan door (een lid van) die commissie. Wat Witteveen in haar inschrijving op onderdeel G1-3 heeft aangeboden kan redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan dat zij alle scholen met meer dan 100 leerlingen en alle dagbestedingslocaties met meer dan 50 bewoners/cliënten persoonlijk door de coördinator zou laten bezoeken. Deze letterlijke woorden kunnen niet worden opgevat als een aanbod om slechts die scholen en locaties te bezoeken waarnaar Witteveen na gunning van de opdracht meer dan 100 leerlingen respectievelijk 50 cliënten zou gaan vervoeren, omdat dat er simpelweg niet staat. Het beeld van de beoordelingscommissie dat Witteveen met haar aanbod op dit onderdeel slechts drie locaties persoonlijk zou laten bezoeken is derhalve onjuist, en bij het juiste beeld moet worden geconcludeerd dat Witteveen heeft aangeboden meer dan de helft van de scholen en locaties te zullen bezoeken. De beoordeling van dit aanbod als minpunt berust dan ook op een apert onjuiste voorstelling van het aanbod en die beoordeling moet daarom opnieuw, met inachtneming van de juiste voorstelling, plaatsvinden.