ECLI:NL:RBGEL:2019:2783

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1617
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van aanslagen leges omgevingsvergunningen en de toepassing van de opbrengstlimiet

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de heffingsambtenaar van Tribuut belastingcentrum over de rechtmatigheid van twee aanslagen leges omgevingsvergunningen. De eiseres, [X] B.V., had in 2017 twee aanslagen ontvangen voor een totaalbedrag van € 114.456,59, welke aanslagen door de verweerder zijn gehandhaafd. Eiseres stelde dat de legesverordening onverbindend was, omdat de opbrengstlimiet van artikel 229b van de Gemeentewet zou zijn overschreden. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin eiseres haar bezwaren tegen de aanslagen heeft ingediend en verweerder zijn standpunt heeft toegelicht. Tijdens de zitting op 21 maart 2019 zijn beide partijen vertegenwoordigd door gemachtigden en hebben zij pleitnota's overgelegd.

De rechtbank heeft overwogen dat de heffing van de aanslagen leges is gebaseerd op de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de totale bouwkosten van de nieuwe bedrijfslocatie van eiseres € 6.254.619 bedragen, en dat de leges voor de realisatie van deze locatie op € 171.278,95 zijn vastgesteld. Eiseres heeft betoogd dat de tarieven onredelijk zijn en dat de gemeente niet voldoende inzicht heeft gegeven in de geraamde baten en lasten. Verweerder heeft echter aangetoond dat de tarieven zijn vastgesteld met het oog op kostendekking en dat de stijging van de tarieven gerechtvaardigd is.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder voldoende inzicht heeft gegeven in de ramingen van de relevante baten en lasten en dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van een overschrijding van de opbrengstlimiet. De beroepen van eiseres zijn ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 juni 2019.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 18/1617 en 18/1618

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 24 juni 2019

in de zaken tussen

[X] B.V., te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van Tribuut belastingcentrum, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 16 december 2017 een aanslag leges omgevingsvergunning (aanslagnummer: [000] ) opgelegd van € 1.431,06. Met dagtekening 19 december 2017 heeft verweerder aan eiseres een aanslag leges omgevingsvergunning (aanslagnummer: [001] ) opgelegd van € 113.025,53. (Deze beide aanslagen hierna ook te noemen: de aanslagen leges 2017.)
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 februari 2018 de aanslagen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij fax van 22 maart 2018 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2019.
Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde en [A] . Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] , [B] en [C] .
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is vanaf 2014 bezig met het realiseren van een nieuwe bedrijfslocatie in de gemeente Voorst. Het nieuwbouwplan bestaat uit de realisatie van een productiekas, een kas voor teeltvoorbereiding, heiwerk en een stolpgebouw.
2. Eiseres heeft in overleg met de gemeente Voorst besloten om de bouw op te knippen in verschillende fasen. Door de bouw op te knippen in verschillende fasen, kon direct worden gestart met de bouw om zo vertraging te voorkomen.
3. Verweerder heeft de aanslagen leges 2017 van € 1.431,06 en € 113.025,53 opgelegd voor het verlenen voor omgevingsvergunningen voor het heiwerk en het stolpgebouw. De bouwkosten hiervan bedroegen respectievelijk € 51.850 en € 4.259.060.
4. Verweerder heeft voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor de bouw van de productiekas en de kas voor teeltvoorbereiding al eerder aanslagen leges van respectievelijk € 23.593 en € 33.229,36 opgelegd. De bouwkosten daarvan bedroegen € 797.500 en € 1.146.209.
5. De totale bouwkosten zijn daarmee uitgekomen op € 6.254.619 en de totale leges voor de realisatie van de nieuwe bedrijfslocatie op € 171.278,95.
6. De heffing van de aanslagen leges 2017 is gebaseerd op de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2017 (hierna: de Verordening 2017) en de daarbij behorende tarieventabel.
Geschil
7. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslagen leges 2017 terecht zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of de Verordening 2017 onverbindend moet worden verklaard wegens strijd met de zogenoemde opbrengstlimiet van artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet. Niet in geschil is de juistheid van het berekende bedrag van de aanslagen op basis van de tarieventabel.
8. Eiseres stelt dat de aanslagen leges vernietigd moeten worden, omdat de Verordening 2017 onverbindend dient te worden verklaard. Volgens eiseres kan uit de overgelegde gegevens van de geraamde baten en lasten niet worden afgeleid of de kostendekking van de gehele Verordening 2017 niet boven de 100% uitgaat. Evenmin is af te leiden waaruit de lasten bestaan en hoe de heffingen opgebouwd zijn. Deze zijn ten opzichte van 2014 met ongeveer 40% gestegen. Eiseres had vooraf een bedrag van € 90.000 aan leges ingecalculeerd voor het volledige nieuwbouwplan en wordt nu met een bedrag van € 171.278 geconfronteerd. Eiseres is dan ook van mening dat de vastgestelde tarieven onredelijk en willekeurig zijn. Bovendien kan op geen enkele wijze worden beoordeeld of de geraamde posten kunnen worden aangemerkt als een “last ter zake”. Verder is niet duidelijk waarom onderzoeksgegevens uit 2014 gebruikt kunnen worden voor de onderbouwing van legestarieven van 2017.
9. Verweerder stelt dat het geraamde legesbedrag van € 90.000 door eiseres gebaseerd is op de lagere tarieven van de Verordening 2014 en op één aanvraag voor het gehele project in plaats van een, gelet op de opbouw van het legestarief, duurdere gefaseerde aanvraag. Bovendien zijn de totale bouwkosten veel hoger geworden dan aanvankelijk door eiseres geraamd.
10. Volgens verweerder is geen sprake van onredelijke en willekeurig vastgestelde tarieven. De gemeente Voorst hanteert bij het bepalen van de legestarieven voor dienstverlening, vallend onder de fysieke leefomgeving, het uitgangspunt dat de opbrengsten niet boven de lasten uitstijgen. De stijging van het tarief vindt zijn oorzaak in de wens om het tarief meer kostendekkend te maken.
11. Verweerder stelt dat eiseres niet heeft verzocht om informatie over de onderbouwing van de legestarieven. Eiseres heeft zelf informatie vergaard op grond waarvan zij concludeert dat de opbrengstlimiet is overschreden. Uit de door verweerder ingebrachte gegevens blijkt een kostendekking van 64,5% voor alle dienstverlening vallende onder de fysieke leefomgevingsvergunning en 53,7% voor de omgevingsvergunningen alleen. Dit is een onderdekking in plaats van een overdekking. Met de nagestuurde bijlagen bij het verweerschrift wordt dit nader onderbouwd.
Beoordeling van het geschil
12. In artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat in verordeningen op grond waarvan rechten als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b, van de Gemeentewet worden geheven, de tarieven zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.
13. Bij de beoordeling van een geschil inzake een mogelijke overschrijding van de opbrengstlimiet dient een aantal regels inzake stelplicht en bewijslast in acht te worden genomen (zie Hoge Raad 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1968 en Hoge Raad 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:777). Die regels worden hierna beknopt weergegeven.
14. De vaststelling van tarieven als bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet berust op een raming, welke raming moet berusten op gegevens omtrent geraamde baten en lasten in de gemeentebegroting voor het desbetreffende jaar dan wel gegevens die op geraamde baten en lasten in die begroting zijn terug te voeren. Deze gegevens behoeven niet bekendgemaakt te zijn ten tijde van de vaststelling van de Verordening 2017 (zie Hoge Raad 16 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM1236). Daaruit vloeit noodzakelijk voort dat bij die vaststelling van tarieven niet over alle posten zekerheid of een volledig inzicht kan bestaan. In het kader van een geschil omtrent de naleving van artikel 229b van de Gemeentewet mag niet van de gemeente worden verlangd dat zij van alle in de Verordening 2017 en de bijbehorende tarieventabel genoemde diensten afzonderlijk en op controleerbare wijze vastlegt hoe zij de kosten ter zake daarvan heeft geraamd.
15. In die gevallen waarin eiseres overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde heeft gesteld en verweerder inzicht in de desbetreffende ramingen heeft verschaft, kan het verstrekken van nadere inlichtingen uitsluitend van verweerder worden verlangd voor zover eiseres voldoende gemotiveerd heeft gesteld waarom naar haar oordeel voor een of meer bepaalde posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een “last ter zake”.
16. Aan de nadere inlichtingen die verweerder in dat geval dient te verstrekken, mag geen zwaardere eis worden gesteld dan dat deze functionaris naar vermogen – dat wil zeggen in de mate waarin hij daartoe in de gegeven omstandigheden in redelijkheid in staat is – duidelijk maakt op grond waarvan hij de hiervoor bedoelde stellingen van eiseres betwist, en waarom dus naar zijn oordeel de door eiseres opgeworpen twijfel ongegrond is. Verweerder hoeft niet te bewijzen dat die twijfel ongegrond is. De bewijslast voor de feitelijke onderbouwing van het beroep op limietoverschrijding rust op eiseres.
17. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de door haar nader voor de zitting overgelegde stukken en de daarop voor en tijdens de zitting gegeven toelichting voldoende inzicht heeft verschaft in de ramingen van de relevante baten en lasten. De rechtbank doelt met name op het stuk ‘Gemeente Voorst Kostentoerekening Leges, Belastingjaar 2017’ en het stuk ‘Gemeente Voorst Kostentoerekening Leges, Belastingjaar 2014’. Verweerder heeft toegelicht dat in 2014 een uitgebreid onderzoek heeft plaatsgevonden, waarin op zeer gedetailleerde wijze de verhaalbaarheid van geraamde baten en lasten is onderzocht. Dit stuk bevat een overzicht van de door de gemeente verleende dienstverlening per kostenplaats en de daarbij behorende baten en lasten. Per kostenplaats is beoordeeld wat de toerekenbare baten en lasten zijn, waarbij niet-verhaalbare posten zijn gecorrigeerd. Elke kostenplaats bevat een uitwerking van de toegekende lasten en is gespecificeerd naar het aantal uren met het bijbehorende uurtarief per medewerker. Ook worden ramingen gegeven van de baten, berekend aan de hand van het aantal geraamde aanvragen, vergunningen, plannen en de bijbehorende tarieven. De toelichting door verweerder dat de gemeentelijke organisatie tussen 2014 en 2017 niet noemenswaardig is veranderd en dat dit onderzoek daarom ook in 2017 nog als uitgangspunt kan dienen voor de wijze waarop de ramingen worden gemaakt acht de rechtbank aannemelijk.
18. Vervolgens is het aan eiseres om voldoende gemotiveerd te stellen dat naar haar mening voor een of meer posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een ‘last ter zake’. De rechtbank is van oordeel dat eiseres dat niet heeft gedaan. Eiseres heeft daartoe slechts in algemene termen aangevoerd dat het onderzoek uit 2014 in 2017 niet meer als uitgangspunt kan dienen en dat verweerder zijn stelling dat de gemeentelijke organisatie niet noemenswaardig is veranderd niet nader heeft onderbouwd. In het licht van de hiervoor genoemde regels van stelplicht en bewijslast acht de rechtbank dat onvoldoende. Ook de door eiseres aangevoerde stijging van de tarieven en de door haar aangevoerde onvoorzienbaarheid daarvan maakt dat niet anders. Verweerder heeft toegelicht dat gestreefd wordt naar (op termijn) een kostendekking van (nagenoeg) 100%. Gelet op de mate van onderdekking zijn daarvoor (forse) tariefsverhogingen noodzakelijk. Daarmee heeft verweerder de stijging van de legestarieven van 2017 ten opzichte van 2014 voldoende onderbouwd. Gelet op de mate van onderdekking en het grote tijdsverloop tussen het begin van de bouwplannen en de daadwerkelijke realisatie daarvan had eiseres rekening behoren te houden met de mogelijkheid van een tariefstijging.
19. Van het onredelijk laat inbrengen van de nadere stukken door verweerder is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake nu deze stukken binnen de ‘10-dagentermijn’ zijn ingebracht en deze niet zeer ingewikkeld of omvangrijk zijn.
20. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
21. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, voorzitter, mr. J.J.J. Engel en mr. J.J. Penning, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Roosma, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 24 juni 2019
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.