ECLI:NL:RBGEL:2019:2743

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2567
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens ongeschiktheid van ambtenaar na herhaalde incidenten en onvoldoende functioneren

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en de Staatssecretaris van Financiën. De eiser, werkzaam bij de Belastingdienst, was op 1 juli 2017 eervol ontslagen wegens ongeschiktheid voor het ambt anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Dit ontslag volgde op een reeks incidenten en een langdurig proces van beoordeling en begeleiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser herhaaldelijk op zijn functioneren, houding en gedrag is aangesproken en voldoende gelegenheid heeft gekregen om verbetering te tonen. Ondanks deelname aan verschillende opleidingen en cursussen, waaronder de opleiding voor de groepsfunctie C, heeft de eiser niet aan de gestelde eisen voldaan. De rechtbank oordeelde dat de ongeschiktheid van de eiser niet voortkwam uit ziekte of gebrek, maar uit zijn houding en gedrag. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, waarmee het ontslag werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/2567

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juni 2019

in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Aberkrom),
en

de Staatssecretaris van Financiën, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser op grond van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder g, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) met ingang van 1 juli 2017 eervol ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor het ambt anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
Bij besluit van 5 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [een ambulant psychiatrisch verpleegkundige]
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.C. Nijholt, mevrouw mr. M. Bak en A. Zonneveld.

Overwegingen

1. Eiser is vanaf 1 augustus 1997 werkzaam geweest bij de Belastingdienst. Bij besluit van 15 juni 2007 heeft verweerder eiser geschorst en hem de toegang tot de dienstgebouwen ontzegd naar aanleiding van drie incidenten op de werkvloer in de periode van 12 april 2007 tot en met 14 juni 2007 waarbij eiser zich agressief en intimiderend heeft gedragen. Bij besluit van 21 december 2007 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 12 februari 2008 heeft verweerder eiser op grond van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder g, van het ARAR met ingang van 16 maart 2008 eervol ontslag wegens ongeschiktheid voor het ambt anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken verleend. Verweerder heeft eiser voorafgaand aan dit besluit psychiatrisch laten onderzoeken door psychiater F.F.J. Wasmann. Deze heeft op 15 augustus 2007 verklaard dat eiser zelf verantwoordelijk is voor zijn gedrag. Op 5 februari 2008 heeft hij nader aangegeven dat eisers gedrag zonder enige beperking toerekenbaar is. Begin 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 12 februari 2008 gegrond verklaard en dit besluit herroepen. Op 25 maart 2009 is met eiser een gesprek over werkhervatting gehouden. Eiser is toestemming verleend voor het volgen van de bacheloropleiding Public ICT Management aan de Kenloo Academy in Apeldoorn. Hiermee is hij in september 2009 gestart. Daarnaast is eiser geplaatst in de functie van medewerker procesbeheer, schaal 9, bij B/CICT te Apeldoorn. Hij is gedurende de opleiding volledig vrijgesteld van werkzaamheden. Eiser is eind 2012 gestopt met de opleiding en met ingang van 1 januari 2013 gaan re-integreren. Hij is vanaf 1 oktober 2013 werkzaam geweest als medewerker Douane, groepsfunctie E, bij de unit Post en Koeriers van Douane Schiphol Cargo. Op 2 december 2013, 29 januari 2014 en 27 februari 2014 zijn met eiser gesprekken gevoerd over zijn houding en gedrag.
Eiser heeft in de periode van 7 januari 2014 tot en met 17 juni 2014 deelgenomen aan de ’Opleiding Medewerkers NHD’ (Nationale Helpdesk Douane) op het niveau van de groepsfunctie E, ook wel de verkorte E-opleiding genoemd. De opleiding bestond uit 25 contactdagen en diende te worden afgesloten met een toets. Eiser heeft de toets niet met een voldoende resultaat afgelegd.
Na een voornemen daartoe van 24 februari 2014 heeft verweerder eiser bij besluit van 19 juni 2014 wegens plichtsverzuim de disciplinaire straffen van een schriftelijke berisping en inhouding van 40 uur verlof opgelegd. Eiser wordt verweten dat hij bewust onjuiste informatie over de hoogte van zijn verlofsaldo heeft gegeven en hiermee misbruik heeft gemaakt van de onduidelijkheid over zijn complexe persoonlijke situatie bij de overgang van zijn oude naar zijn nieuwe organisatieonderdeel en uren heeft willen verkopen waarover hij niet beschikte om zichzelf ten koste van de organisatie te verrijken. Bij besluit van 3 juni 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard. Het daartegen door eiser ingestelde beroep heeft deze rechtbank bij uitspraak van 17 mei 2016 ongegrond verklaard (zaaknummer 15/3998).
Bij brief van 26 maart 2014 is eiser aan de hand van concrete voorbeelden aangesproken op zijn functioneren en zijn houding en gedrag. Eiser is uitdrukkelijk gewaarschuwd dat zijn gedrag binnen de Belastingdienst niet getolereerd wordt. Hij dient deze waarschuwing op te vatten als een laatste verbeterkans om te laten zien dat hij zich kan gedragen zoals het een goed ambtenaar betaamt. Meer concreet wordt van eiser het volgende verlangd:
  • geen agressief gedrag richting of in aanwezigheid van leidinggevenden, collega’s en klanten;
  • geen respectloos gedrag richting leidinggevenden, collega’s en klanten;
  • geen seksueel getinte opmerkingen tegen en over (al dan niet vrouwelijke) collega’s, leidinggevenden of klanten;
  • respecteren van de fysieke grenzen van (al dan niet vrouwelijke) collega’s, leidinggevenden en klanten;
  • geen gedrag dat anderszins kan worden gevat onder ongewenste omgangsvormen;
  • respecteren van de privacy van collega’s, leidinggevenden en klanten;
  • het zich houden aan de werkvoorschriften en de aanwijzingen die worden gegeven door eisers leidinggevende en de heer Verkerk;
  • het volgen van procedurele voorschriften;
  • als visitekaartje van de Douane bij klanten geen imagoschade voor de Douane aanrichten;
  • in het openbaar geen werkinhoudelijke gesprekken voeren waaronder gesprekken over klanten;
  • transparant zijn over zijn eigen handelen en gedragingen.
Na zes maanden zal worden beoordeeld of sprake is van voldoende vooruitgang in eisers houding en gedrag en zijn overige functioneren. Als het functioneren onvoldoende is verbeterd, zal een ontslagtraject wegens ongeschiktheid voor de functie van ambtenaar van de Belastingdienst worden ingezet. Als sprake is van voldoende vooruitgang, zal eiser nogmaals een verbetertraject van zes maanden worden gegeven. In het personeelsgesprek met eiser van 23 april 2014 is de beoordeling aangezegd.
Over de periode van 1 april 2014 tot 1 oktober 2014 is een beoordeling van eisers functioneren opgemaakt. Eiser is beoordeeld op vijf competenties. Hij heeft op de competenties integriteit, productgerichtheid (kwalitatief) en inlevingsvermogen onvoldoende gescoord en op de competenties klantgericht (intern en extern) en initiatief matig. Deze beoordeling is op 15 april 2016 vastgesteld. Eiser heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Dat deze beoordeling zo laat is vastgesteld houdt verband met eisers arbeidsongeschiktheid in de periode van 26 september 2014 tot en met 4 oktober 2015. Eiser is met ingang van 1 september 2015 gaan re-integreren. Eiser is ingezet op verificatiewerkzaamheden onder een [nieuwe leidinggevende]
. Hij is vijf maanden ingewerkt door een zeer ervaren [collega] voordat hem een nieuwe beoordelingsperiode voor de duur van zes maanden met ingang van 1 januari 2016 is aangezegd.
Bij brief van 26 april 2016 heeft verweerder eiser een tenlastelegging wegens het vermoeden van plichtsverzuim gestuurd. Het gaat, kort samengevat, om het overboeken van uren van 2013 naar 2014 zonder dat hij hiervoor toestemming van zijn leidinggevende had. Eiser heeft hierover bij brief van 17 mei 2016 verantwoording afgelegd. Hij is op 21 juni 2016 gehoord. Bij brief van 29 augustus 2016 heeft verweerder vastgesteld dat eiser ernstig is tekortgeschoten in de openheid en communicatie met zijn leidinggevende. Verweerder vindt de ernst daarvan niet van dien aard dat hij de disciplinaire procedure zou willen volgen. Verweerder volstaat daarom met een waarschuwing. Eiser is tevens aangesproken op zijn uitlatingen tijdens het gesprek op 21 juni 2016, inhoudende dat hij door zijn [voormalige leidinggevende] een hersenbeschadiging heeft opgelopen, [voormalige leidinggevende] zich schuldig maakte aan stalking en hij eiser kapot wilde maken. Bij besluit van 29 augustus 2016 heeft verweerder vastgesteld dat eiser zich niet aan ernstig plichtsverzuim heeft schuldig gemaakt, zodat hij niet disciplinair kan worden gestraft.
Ook over de periode van 1 januari 2016 tot 1 juli 2016 is een beoordeling van eisers functioneren opgemaakt. Eiser is wederom beoordeeld op vijf competenties. Hij heeft op de competenties zelfontwikkeling en plannen & organiseren onvoldoende gescoord en op de competenties samenwerken, productgerichtheid (kwalitatief) en productgerichtheid (kwantitatief) matig. In deze beoordeling staat dat eiser, zoals hij zelf heeft aangegeven, niet voldoet aan de eisen die aan een E-functionaris worden gesteld. Hij is gezakt voor de E‑opleiding. In deze beoordeling staat verder dat eiser kwalitatief onder het niveau van een C‑functionaris heeft gescoord. Met eiser is afgesproken dat hij als C-functionaris gaat werken bij unit Fysiek Toezicht (FT) 2. Ook is hij in de gelegenheid gesteld om C-modules te volgen. Eiser zal beoordeeld gaan worden als C-functionaris. Deze beoordeling is op 11 oktober 2016 vastgesteld. Eiser heeft ook hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Eiser heeft vervolgens deelgenomen aan een Neuro-Psychologisch Onderzoek (NPO). De bedrijfsarts heeft verweerder op 15 december 2016 gerapporteerd dat er bij eiser geen beperkingen zijn met betrekking tot het persoonlijk en sociaal functioneren (in werksituaties).
Eiser is met ingang van 1 november 2016 geplaatst bij unit FT 2 onder leiding van [leidinggevende A]
. Daar is hij verder ingewerkt waarna hem een nieuwe beoordelings-periode van zes maanden met ingang van 10 januari 2017 is aangezegd. In de brief hierover van 10 januari 2017 staat dat met eiser is afgesproken dat hij met ingang van 16 januari 2017 de startopleiding voor de groepsfunctie C zal gaan volgen en dat zijn functioneren zal worden beoordeeld op het niveau van de groepsfunctie C. Om de in de brief aangegeven competenties meer vorm te geven, heeft de heer Zuyderwijk het volgende met eiser afgesproken:
”U dient de opleiding voor de groepsfunctie C nauwgezet en met volle inzet te volgen. U dient u te houden aan de begin- en eindtijden. Uw huiswerk is met inzet uitgevoerd en af, binnen de daarvoor gemaakte afspraken. Het voorbereiden van de lessen is ook een belangrijk onderdeel. U communiceert pro-actief met mij over de behaalde resultaten en voortgang van uw opleiding. Daar waar u tegen problemen in de opleiding aanloopt neemt u direct contact met mij op.”
Op 12 januari 2017 zijn in een overleg tussen [Proces Coördinator Startopleidingen Douane] , [leidinggevende A] en eiser afspraken met eiser gemaakt over zijn deelname aan de startopleiding C. Deze afspraken zijn vastgelegd in het aan eiser verstrekte verslag van het gesprek.
[Proces Coördinator Startopleidingen Douane] heeft per e-mail van 7 februari 2017 verklaard dat eiser zich niet heeft gehouden aan de navolgende afspraken:
1. U dient zich voor te bereiden op de lesdagen en het opgegeven huiswerk te maken. Indien u uw huiswerk niet of onvoldoende hebt gemaakt, dan ontzegt de docent u de (verdere) toegang tot de les.
De huiswerkopdrachten dienden op vrijdag 2 februari 2017 voor 17.00 uur te worden ingediend bij de [docent] . Op maandag 6 februari 2017 heeft de docent vastgesteld dat eiser daaraan niet heeft voldaan. Eiser heeft de huiswerkopdrachten net als de andere cursisten ontvangen via de digitale lesomgeving.
2. U gedraagt zich sociaal, collegiaal en beschaafd in de klas, naar uw mede-cursisten en de docent(en). Indien er op welke manier of van wie dan ook klachten zijn over uw gedrag, dan wordt u onmiddellijk uit de les verwijderd.
Op 1 februari 2018 heeft eiser zich op ongewenste wijze richting de docent gedragen. Ondanks de uitdrukkelijke mededeling van de docent om geen zaken die eisers privéleven aangaan te berde te brengen, heeft eiser hem belast door een opmerkelijk en vreemd voorkomend verhaal te vertellen over zijn privéleven. De docent heeft eisers houding en gedrag jegens hem als belastend, niet respectvol en ongewenst ervaren. Dit is voor de docent reden geweest om hierover een klacht bij [Proces Coördinator Startopleidingen Douane] in te dienen.
3. Iedere donderdagmiddag tussen 12:30 uur en 13.00 uur neemt u telefonisch contact op met [Proces Coördinator Startopleidingen Douane] . U geeft in het gesprek aan op welke wijze u zich gedurende de les hebt gedragen. Uitgangspunt is daarbij dat door u inzichtelijk wordt gemaakt, wat het effect is van uw gedrag op uw (directe) omgeving. Bij geen gehoor dient u de voicemail van [Proces Coördinator Startopleidingen Douane] in te spreken.
Op 2 februari 2017 heeft het afgesproken telefonisch contact met [Proces Coördinator Startopleidingen Douane] plaatsgevonden. Eiser heeft het telefoongesprek eenzijdig en abrupt beëindigd, omdat hij het niet eens was over de inhoud van het besprokene. [Proces Coördinator Startopleidingen Douane] heeft nog dezelfde dag beklag gedaan bij [leidinggevende A] over eisers ongewenste, niet-respectvolle en niet-professionele houding en gedrag.
4. Teneinde overvloedige communicatie van uw kant te voorkomen, wordt van u verwacht dat u tussendoor geen zaken met B/CKC bespreekt. Ziek- en verlofmeldingen verlopen altijd eerst via de teamleider en daarna rechtstreeks aan [Proces Coördinator Startopleidingen Douane] , zowel telefonisch als per e-mail.
Op 16 januari 2017 vond de start van de opleiding plaats. Eiser heeft [Proces Coördinator Startopleidingen Douane] verzocht om de afspraak om iedere donderdagmiddag telefonisch contact op te nemen, te wijzigen. Eiser heeft hiermee gehandeld tegen de afspraak in dat eiser niet op andere dagen dan de afgesproken dag (donderdagmiddag) zaken met B/CKC bespreekt.
5. De gemaakte afspraken zijn door u genoteerd en u begrijpt deze. De afspraken kunnen niet door u worden gewijzigd. Wijzigingen kunnen uitsluitend door mevrouw Jurgens en de heer De Raad worden gemaakt.
Op 12 januari 2017 zijn met eiser afspraken gemaakt over zijn deelname aan de opleiding. Eiser heeft destijds verklaard akkoord te gaan met de dag en het tijdstip van het telefonisch contact. Tevens is eiser ermee akkoord gegaan dat wijzigingen van de afspraken alleen kunnen plaatsvinden door [Proces Coördinator Startopleidingen Douane] en de heer [A] . Desondanks heeft eiser getracht vier dagen na het vaststellen en het akkoord bevinden van de afspraken deze eenzijdig te wijzigen.
[Proces Coördinator Startopleidingen Douane] heeft eiser op 7 februari 2017 vanwege het niet-nakomen van deze afspraken met ingang van 8 februari 2017 de toegang tot de lessen ontzegd en van de startopleiding voor de groepsfunctie C verwijderd. Dit heeft zij eiser nog dezelfde dag per e-mail bevestigd.
Bij besluit van 9 februari 2017 heeft verweerder eiser de toegang tot de dienstgebouwen en zijn werkplek ontzegd. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat het niet wenselijk is dat eiser op het werk verschijnt, omdat hij niet kan worden belast met werkzaamheden. Hij kan niet worden ingezet op het niveau van schaal 9 en niet op het niveau van de groepsfunctie C, omdat hij de opleiding niet heeft afgerond. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 22 februari 2017 heeft verweerder eiser het voornemen kenbaar gemaakt om hem op grond van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder g, van het ARAR eervol ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid voor het ambt anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. Hierover heeft eiser bij brief van 16 maart 2017 zijn zienswijze gegeven.
Bij het primaire besluit heeft verweerder zijn voornemen met ingang van 1 juli 2017 ten uitvoer gelegd. Dit besluit is, na bezwaar, bij het bestreden besluit gehandhaafd. Tijdens de bezwarenprocedure heeft verweerder bij brief van 26 oktober 2017 Psyon verzocht om eiser psychiatrisch te onderzoeken. Eiser is op 1 december 2017 gezien door dr. O. de Klerk, psychiater bij Psyon. Deze heeft verweerder op 24 januari 2018 meegedeeld dat het rapport op 7 december 2017 aan eiser is toegezonden en dat eiser, nadat hij aanvankelijk gebruik had gemaakt van zijn blokkeringsrecht, niet heeft gereageerd op de herhaalde verzoeken om toestemming te verlenen voor toezending van het rapport aan verweerder, ook niet na een herhaald verzoek daartoe. De heer De Klerk gaat er daarom van uit dat eiser geen toestemming verleent voor toezending van het rapport aan verweerder.
2. Verweerder heeft eiser op grond van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder g, van het ARAR met ingang van 1 juli 2017 eervol ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor het ambt anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
Verweerder stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat eiser inhoudelijk en op houding en gedrag ongeschikt is voor het vervullen van zijn functie, ondanks dat hij voldoende verbeterkansen heeft gekregen, opleidingen en cursussen heeft gevolgd en is begeleid.
Verweerder heeft het functioneren van eiser vanaf 1 oktober 2013 in beschouwing genomen waarbij onder meer is verwezen naar de beoordelingen, disciplinaire straffen en waarschuwingen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het de bedoeling was dat eiser na het afronden van de C-opleiding geplaatst zou worden op een groepsfunctie C, omdat hij ongeschikt was voor de groepsfunctie E. Eiser was voor de duur van die opleiding vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Na eisers verwijdering van de opleiding tot groepsfunctionaris C is, gelet op de aanleiding voor deze verwijdering en het ontbreken van uitzicht op voldoende inhoudelijk functioneren, geconcludeerd dat het bieden van (nog) verdere verbeterkansen niet zinvol is. Omdat eiser de C-opleiding niet heeft afgerond, is het ook niet mogelijk om hem te plaatsen op een groepsfunctie C.
3. Eiser voert aan dat het disfunctioneren onvoldoende is onderbouwd. Omdat hij vanaf 16 januari 2017 niet meer werkzaam is geweest in de groepsfunctie E, heeft verweerder het ontslag ten onrechte gebaseerd op stukken van vóór die datum. Ten tijde van het ontslag had eiser geen functie, omdat hij in opleiding was voor de groepsfunctie C. Hierdoor kan geen sprake zijn van ongeschiktheid. De opleiding voor de groepsfunctie C heeft eiser in de periode van 16 januari 2017 tot en met 8 februari 2017 gevolgd. Deze periode is te kort om vast te kunnen stellen of hij onvoldoende functioneert. Eiser betwist dat hij de gemaakte afspraken heeft geschonden.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak dient de ongeschiktheid voor de functie zich te uiten in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn. Daarvoor is niet steeds vereist dat de functievervulling van de ambtenaar inhoudelijk niet naar behoren is. Ook indien houding en gedrag van de ambtenaar hem ongeschikt maken voor zijn werkzaamheden, kan van functieongeschiktheid worden gesproken. Een ontslag wegens ongeschiktheid voor het vervullen van de functie anders dan wegens ziekte of gebreken is in het algemeen niet toelaatbaar, als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren
.Dit is anders in als uitzonderlijk aan te merken situaties waarin het bieden van een verbeterkans niet zinvol zou zijn
. [1]
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder mede aan de hand van beoordelingen, waarschuwingen, disciplinaire straffen en vele incidenten voldoende heeft gemotiveerd dat eiser inhoudelijk en gelet op zijn houding en gedrag ongeschikt is voor de groepsfunctie E en ook voor het laatstelijk door hem verrichte samenstel van werkzaamheden, bestaande uit het volgen van de opleiding voor de groepsfunctie C.
Eiser is niet opgekomen tegen de beoordelingen die over zijn functioneren in de perioden van 1 april 2014 tot 1 oktober 2014 en van 1 januari 2016 tot 1 juli 2016 zijn opgemaakt. Hierdoor staat vast dat hij in die perioden onvoldoende functioneerde.
In de beoordeling van 2014 heeft eiser op drie van de vijf competenties onvoldoende gescoord en op de overige twee competenties matig. In deze beoordeling heeft eiser op de competentie integriteit onvoldoende gescoord. Eiser heeft zonder toestemming van zijn leidinggevende vakantie-uren laten overboeken en daarvoor aangevinkt dat hij toestemming van zijn leidinggevende had, terwijl dat niet zo was. Hetzelfde heeft eiser bij een IKAP-aanvraag gedaan. Daarnaast hebben verschillende incidenten met vrouwelijke collega’s plaatsgevonden. Zij hebben aangegeven niet meer met eiser te willen samenwerken. In deze beoordeling staat verder dat eiser niet snel leert van zijn fouten, dominant en overtrokken communiceert en dat de kwaliteit van de door hem geleverde producten onvoldoende is; de houding van eiser (“ik weet alles beter”) staat verbetering van zijn functioneren in de weg.
In de beoordeling van 2016 heeft eiser op twee van de vijf competenties onvoldoende gescoord en op de overige drie competenties matig. In deze beoordeling staat dat eiser niet voldoet aan de eisen die aan een E-functionaris worden gesteld. Zelfstandig werken en beslissen kost eiser moeite. Vakinhoudelijk mist hij overtuigingskracht. Hij doet weinig met de gegeven feedback. Bij de competentie plannen & organiseren is opgemerkt dat eiser afspraken niet nakomt en zijn leidinggevenden niet proactief informeert waar dit wel van hem wordt verwacht. Kwalitatief ligt het werk van eiser onder het niveau van een groepsfunctionaris C. Eiser heeft in het beoordelingsgesprek gezegd dat hij niet op E-niveau kan werken. Daarom is met hem afgesproken dat hij als C-functionaris bij de unit FT gaat werken. Eiser is in de gelegenheid gesteld om de opleiding voor de groepsfunctie C te volgen. Hij is op 16 januari 2017 met deze opleiding gestart en hiervan op 8 februari 2017 verwijderd. Tegen deze verwijdering is eiser niet opgekomen, zodat de rechtmatigheid daarvan vast staat. Dat verweerder over deze verwijdering nog een schriftelijk besluit had moeten nemen, berust op een onjuiste rechtsopvatting. Eiser had tegen de mondelinge mededeling daarover en/of de bevestiging daarvan per e-mail van 7 februari 2017 bezwaar kunnen maken. Door de verwijdering van de opleiding voor de groepsfunctie C kan eiser deze opleiding niet langer volgen en met succes afronden en kan hij niet geplaatst worden op een groepsfunctie C, omdat hij niet op het daarvoor vereiste niveau kan werken. Verweerder heeft met de e-mail van [Proces Coördinator Startopleidingen Douane] van 7 februari 2017 voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser zich tijdens de opleiding voor de groepsfunctie C niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. Wat eiser daartegen heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
4.3.
Eiser is herhaaldelijk op zijn functioneren, houding en gedrag aangesproken en heeft voldoende gelegenheid gekregen om daarin verbetering te brengen. Hij heeft de verkorte E‑opleiding mogen volgen, maar is hiervoor niet geslaagd. Hij heeft ook de opleiding voor de groepsfunctie C mogen volgen, maar deze door de verwijdering van de opleiding niet kunnen afmaken. Eiser is meerdere malen beoordeeld, bestraft en gewaarschuwd. Er hebben vele gesprekken met hem over zijn functioneren, houding en gedrag plaatsgevonden. Voor zijn inhoudelijke functioneren is eiser tijdens het beoordelingstraject in 2014 en na zijn re-integratie in 2015 en 2016 begeleid door ervaren collega’s. Eisers beroepsgrond dat hem onvoldoende verbeterkansen zijn geboden, slaagt dan ook niet.
5. Eiser voert voorts aan dat de gehanteerde ontslaggrond niet juist is, omdat hij ten tijde van het ontslag ziek was.
6. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat eiser ziek was ten tijde van zijn ontslag niet betekent dat verweerder niet bevoegd was om eiser op de gehanteerde grond te ontslaan.
7. Eiser voert voorts aan dat zijn ongeschiktheid het gevolg is van ziekte of gebrek. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij een verklaring van zijn behandelend psychiater Bohlmeijer van 13 april 2019 overgelegd.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder voorafgaand aan het bestreden besluit onderzoek heeft gedaan naar de vraag of de ongeschiktheid van eiser voortkomt uit of samenhangt met een ziekte of gebrek. Aanleiding hiervoor was de door eiser in bezwaar overgelegde verklaring van de behandelend psychiater Bohlmeijer van 29 augustus 2017. Psychiater De Klerk heeft eiser op verzoek van verweerder onderzocht en op 7 december 2017 een rapport opgemaakt. Eiser heeft ervoor gekozen om verweerder geen toestemming te geven om kennis te nemen van dit rapport. Hierdoor heeft verweerder niet kunnen beoordelen en kan ook de rechtbank niet beoordelen of het onderzoek van psychiater De Klerk zorgvuldig is geweest en of zijn conclusies inzichtelijk en consistent zijn gemotiveerd. Verweerder heeft dan ook mogen concluderen dat de ongeschiktheid van eiser geen medische oorzaak heeft. Het door eiser in beroep overgelegde rapport van psychiater Bohlmeijer van 13 april 2019 geeft onvoldoende aanleiding om aan die conclusie te twijfelen. Deze is als behandelend psychiater onvoldoende onafhankelijk. De rechtbank ziet geen reden om een deskundige te benoemen. Doordat de rechtbank geen kennis heeft kunnen nemen van het rapport van psychiater De Klerk bestaat immers geen twijfel over de vraag of de ongeschiktheid een medische oorzaak heeft. Daarbij betrekt de rechtbank dat psychiater Bohlmeijer in zijn rapport van 13 april 2019 de vraag, of eiser als gevolg van ziekte of gebrek ongeschikt is voor zijn functie, bevestigend heeft beantwoord met de motivering dat eiser in voor hem penibele situaties niet kan terugvallen op adequate sociale coping strategieën. Het onvoldoende functioneren van eiser heeft echter veelal niet te maken met dergelijke situaties.
9. De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder bevoegd was om eiser op de gehanteerde grond te ontslaan. Verweerder heeft na afweging van de daarbij betrokken belangen in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik kunnen maken.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Bos, voorzitter, mr. L. van Gijn en mr. P.L. de Vos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 20 juni 2019
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2131.