17.2.Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende. Van een economische eigendomsoverdracht is sprake als het risico van waardeverandering en tenietgaan een ander aangaan dan de juridische eigenaar. Economische eigendomsoverdracht is vormvrij. De bewijslast dat de economische eigendom is overgedragen rust op eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank duidt het feit dat de vordering per ultimo 2007 niet is opgenomen in de balans van [D] en wel in de balans van eiseres erop dat de vordering is overgegaan op eiseres in die zin dat de waardeveranderingen van de vordering voor het geheel eiseres aangaan en een correcte weergave is van hetgeen partijen zijn overeengekomen. Dat de overeenkomst mondeling is aangegaan doet hieraan niet af. De rechtbank verwerpt het te dezen door verweerder ingenomen standpunt.
18. Eiseres heeft gesteld dat aan de vordering ten tijde van de overdracht een hogere waarde in het economische verkeer dan nihil toekomt en dat mitsdien sprake is van een vermomde dividenduitkering aan de aandeelhoudster van [D] gevolgd door een informele kapitaalstorting voor hetzelfde bedrag van de aandeelhoudster in eiseres. Verweerder heeft deze stelling betwist en onder verwijzing naar de resultaten van [F] zich op het standpunt gesteld dat aan de vordering op het moment van overdracht geen waarde toekomt. De resultaten van [F] behaald in de voorgaande jaren waren steeds negatief (2003 tot en met 2007 per saldo circa -/- € 800.000) en niets wijst erop dat [F] nadien winstgevend zou worden.
Op eiseres rust de last aannemelijk te maken dat aan de vordering een hogere waarde is toe te kennen dan het bedrag waarvoor deze is overgedragen. Eiseres heeft niets concreets overgelegd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat aan de vordering een hogere waarde is toe te kennen dan het bedrag waarvoor hij is overgedragen zijnde nihil. Het standpunt van eiseres dient dan ook te worden verworpen.
19. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat voor zover het door eiseres becijferde liquidatieverlies is terug te voeren op het bedrag van € 1.076.691 als onderdeel van het voor de deelneming opgeofferde bedrag, dit bedrag buiten aanmerking dient te blijven.
20. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij aan de uitlatingen van de aanslagregelend ambtenaar in het kader van de vaststelling van de aanslag voor het jaar 2008 en zoals vermeld onder 9 en 10, het in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen dat voor zover de afwaardering van de vorderingen bij de vaststelling van het belastbaar resultaat buiten aanmerking is gebleven, dit gerekend wordt tot het voor de deelneming opgeofferde bedrag. Verweerder heeft dit gemotiveerd bestreden.
21. Naar het oordeel van de rechtbank faalt het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel. Als voorwaarde voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel heeft te gelden dat de door de belastingplichtige verstrekte relevante gegevens waarop de toezegging is gebaseerd juist en volledig zijn en dat de toezegging niet zo duidelijk in strijd is met een juiste wetstoepassing, dat de belastingplichtige op nakoming in redelijkheid niet mocht rekenen (vergelijk Hoge Raad 26 september 1979, nr. 19 250, BNB 1979/311).
22. Vaststaat dat er vragen zijn gesteld over de aangiften vennootschapsbelasting voor het jaar 2008 zowel telefonisch als per brief. Verweerder heeft daarbij om informatie verzocht, zoals een kopie van de geldleningsovereenkomst, een toelichting op de afwaardering van de vorderingen en opgaaf van gestelde zekerheden. Enkel is een overzicht van de mutaties op de langlopende vordering en de rekening-courant in 2008 overgelegd. Hieruit heeft de aanslagregelend ambtenaar de conclusie getrokken dat de lening onder onzakelijke voorwaarden is verstrekt. Op basis van de beschikbare informatie heeft de aanslagregelend ambtenaar bij brief van 5 januari 2011 laten weten dat de afwaardering niet ten laste van de fiscale winst kan worden gebracht. Uit niets is af te leiden dat hem in de contacten met de gemachtigde van eiseres zicht is gegeven op het feit dat de rekening-courantvordering voor een bedrag van € 1.076.691 om niet is verworven van [D] . In juni 2012 zijn vragen over de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2010 gesteld. Op 9 november 2013 ontvangt verweerder het dossier van [D] . Eerst dan ziet verweerder dat de aandelen voor € 1 van [D] naar eiseres zijn gegaan. Over de vordering van [D] op [F] is niets opgenomen. Uit eerdere informatie was niet op te maken dat de vordering voor € 1 op eiseres is overgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slagen nu verweerder niet beschikte over de juiste en volledige informatie. Het had op de weg van eiseres gelegen hem van alle relevante feiten en omstandigheden over de aandelenoverdracht en overname van de vordering op de hoogte te brengen. De stelling van eiseres dat de aanslagregelend ambtenaar hiervan kennis zou hebben kunnen nemen door de aangifte voor het jaar 2007 te raadplegen, doet, wat daar ook van zij, hieraan niet af.
23. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Immateriële schadevergoeding
24. Eiseres heeft verzocht om toekenning van immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de beslechting van het onderhavige geschil. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.