ECLI:NL:RBGEL:2018:689

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
323488
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap met betrekking tot de woning van erflaatster en de rol van de makelaar in het verkoopproces

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 7 februari 2018 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil over de verdeling van de nalatenschap van de overleden erflaatster. De partijen, bestaande uit de erfgenamen, hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard, maar de vereffening is nog niet volledig afgerond. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis regie gevoerd over de procedure en de partijen gelast om samen te werken aan de verkoop van de woning van de erflaatster. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een processueel ondeelbare rechtsverhouding bestaat, wat betekent dat de vorderingen van de partijen in deze zaak met elkaar verbonden zijn.

De eiseres in conventie heeft gevorderd dat de rechtbank de wijze van verdeling van de nalatenschap vaststelt, omdat er geen overeenstemming kon worden bereikt tussen de erfgenamen. De gedaagde sub 1 heeft geen verweer gevoerd, terwijl gedaagde sub 2 zich heeft verzet tegen de vorderingen van de eiseres en in reconventie ook vorderingen heeft ingesteld. De rechtbank heeft de partijen gelast om een makelaar in te schakelen voor de verkoop van de woning, waarbij de makelaar de vraagprijs en verkoopstrategie zal bepalen. De rechtbank heeft benadrukt dat de erfgenamen de adviezen van de makelaar moeten opvolgen en dat de kosten van de makelaar als boedelkosten worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de zaak naar de parkeerrol verwezen voor verdere behandeling, waarbij de partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten schriftelijk toe te lichten. Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/323488 / HZ ZA 17-353
Vonnis van 7 februari 2018
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J. Drost te Leusden,
tegen

1.[naam gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. E.J. Moll te Doetinchem,
2.
[naam gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.P. Bolweg te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 oktober 2017;
  • de conclusie van antwoord in reconventie.
  • het proces-verbaal van comparitie van 15 december 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Op [datum] 2015 is mevrouw [naam erflaatster] (hierna te noemen: erflaatster) overleden. Zij liet achter als erfgenamen haar kinderen: [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Tot de nalatenschap behoort (onder andere) de toenmalige woning van erflaatster. Dit betreft de woning met bijhorende grond, gelegen aan de [adresgegevens] , kadastraal bekend gemeente [naam gemeente] sectie [gegevens] .
Partijen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] heeft -samengevat- gevorderd dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de verdeling van de woning van erflaatster gelast op de wijze zoals in de dagvaarding vermeld, dan wel dat de rechtbank een wijze van verdeling vaststelt en daartoe aan partijen de bevelen geeft die de rechtbank in goede justitie rechtvaardigt acht;
de wijze van verdeling van de tot de nalatenschap behorende roerende zaken vaststelt zoals in de dagvaarding vermeld, dan wel dat de rechtbank een wijze van verdeling vaststelt en daartoe aan partijen de bevelen geeft die de rechtbank in goede justitie rechtvaardigt acht;
de wijze van verdeling van de tot de nalatenschap behorende banksaldi vaststelt zoals in de dagvaarding vermeld, dan wel dat de rechtbank een wijze van verdeling vaststelt en daartoe aan partijen de bevelen geeft die de rechtbank in goede justitie rechtvaardigt acht;
ieder van de gedaagden veroordeelt mee te werken aan genoemde verdeling op straffe van een dwangsom van € 200,00 voor iedere dag dat degene hiermee in gebreke blijft
-door op wat voor wijze dan ook- de medewerking daaraan te onthouden, tot een maximum van € 20.000,00, met bepaling dat indien dit maximum zal zijn bereikt, dit vonnis in de plaats treedt van al die (rechts)handelingen die de betreffende gedaagde ter uitvoering van de verdeling dient te verrichten;
[gedaagde sub 2] veroordeelt in de kosten van deze procedure en de nakosten voor een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van € 199,00.
[eiseres] heeft gesteld dat partijen niet onderling tot overeenstemming konden komen over de verdeling van de nalatenschap van erflaatster. Zij heeft lange tijd geprobeerd om in onderling overleg tot een oplossing te komen. [gedaagde sub 2] werkt daaraan niet dan wel in onvoldoende mate mee. Zij houdt de verkoop van de woning tegen en werkt niet mee aan verdeling van de roerende zaken. Daarom heeft [eiseres] zich tot de rechtbank gewend om de wijze van verdeling van de nalatenschap te bepalen.
3.2.
[gedaagde sub 1] heeft geen verweer gevoerd. Hij heeft aangegeven het ermee eens te zijn dat de rechtbank de (wijze van) verdeling van de nalatenschap vaststelt en partijen veroordeelt daaraan mee te werken.
3.3.
[gedaagde sub 2] heeft verweer gevoerd en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde sub 2] heeft betwist dat zij onvoldoende medewerking verleent aan een voortvarende afwikkeling van de nalatenschap. Zij is door [eiseres] en [gedaagde sub 1] agressief en intimiderend benaderd met betrekking tot de nalatenschap en haar wordt informatie onthouden. De door [eiseres] overgelegde boedelbeschrijving wordt betwist. Zo ontbreken een tweetal vorderingen, staat een geldlening van € 120.000,00 ten onrechte op naam van [gedaagde sub 1] , in plaats van op naam van zijn besloten vennootschap, en dient een schenking aan [eiseres] van datzelfde bedrag in de verdeling te worden opgenomen. Ter zitting is aangegeven dat [gedaagde sub 2] niet langer de wens heeft de toenmalige woning van erflaatster te kopen.
[gedaagde sub 2] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering en, vanwege het rauwelijks dagvaarden van [gedaagde sub 2] , tot veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, met inbegrip van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten, indien deze niet binnen 14 dagen zijn voldaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagde sub 2] heeft in reconventie -kort samengevat- gevorderd dat de rechtbank:
I. de boedelbeschrijving vastgesteld conform het gestelde onder punt 12 tot en met 22 in de conclusie van antwoord en de daarbij horende productie 4;
II. [eiseres] veroordeelt tot inbreng in de nalatenschap van de schenking door erflaatster aan [eiseres] van € 120.000,00, vermeerderd met 6% rente van 31 oktober 2015;
III. bepaalt dat [gedaagde sub 2] , voor een periode van drie maanden na het vonnis, de mogelijkheid heeft de woning aan haar toe te laten bedelen voor een nog nader te bepalen bedrag alvorens de woning te koop wordt gezet;
IV. ten aanzien van de woning, subsidiair, bepaalt dat de woning te koop wordt aangeboden onder door [gedaagde sub 2] voorgestelde voorwaarden;
V. [eiseres] en [gedaagde sub 1] veroordeelt om medewerking te verlenen aan de verdeling van de roerende zaken conform het gestelde onder punt 28 tot en met 31 in de conclusie van antwoord;
VI. [eiseres] en [gedaagde sub 1] veroordeelt tot medewerking aan de verdeling van de nalatenschap, op de wijze zoals door [gedaagde sub 2] is gesteld, waarbij de door [gedaagde sub 2] genoemde schulden van [eiseres] en [gedaagde sub 1] worden toegerekend op de aandelen van de betreffende deelgenoten in de nalatenschap, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijven;
VII. [eiseres] te veroordelen in de kosten van de procedure.
Aan haar vorderingen heeft [gedaagde sub 2] ten grondslag gelegd hetgeen zij in het kader van haar verweer in conventie naar voren heeft gebracht.
3.5.
[gedaagde sub 1] heeft niet op de eis in reconventie gereageerd.
3.6.
[eiseres] heeft verweer gevoerd. Zij heeft -samengevat- aangevoerd dat hetgeen [gedaagde sub 2] heeft aangevoerd op onderdelen juist, maar voor het overige onjuist is. Zo is het akkoord dat boedelbeschrijving wordt aangepast met de leenschuld van [eiseres] van € 45.378,00 en met (de verrekening van) een schenking van erflaatster aan [eiseres] van € 120.000,00. Het overigens door [gedaagde sub 2] in reconventie is aangevoerd, wordt, vanwege onvoldoende onderbouwing, betwist. [gedaagde sub 2] heeft voldoende gelegenheid gehad de woning aan te kopen, maar is hier niet toe overgegaan. Met betrekking tot de gestelde schuld van [gedaagde sub 1] (dan wel zijn vennootschap) heeft [eiseres] naar [gedaagde sub 1] verwezen. Een vordering op de vennootschap van [gedaagde sub 1] wordt betwist en zou (subsidiair) zijn verjaard. Er bestaat geen aanleiding [eiseres] en [gedaagde sub 1] tot een dwangsom te veroordelen. Voor het overige heeft [eiseres] gepersisteerd bij hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd.

4.De beoordeling in conventie

4.1.
Gelet op de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap door alle erfgenamen, moet de nalatenschap moet worden vereffend, tenzij er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde executeur is en deze kan aantonen dat de goederen der nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden der nalatenschap te voldoen. Van een dergelijke executeur is in dit geval niet gebleken.
Uitgangspunt is dat de erfgenamen de vereffening van een beneficiair aanvaarde nalatenschap behoren te voltooien alvorens de nalatenschap te verdelen, teneinde te waarborgen dat de vorderingen van de schuldeisers van de nalatenschap zoveel mogelijk daadwerkelijk uit de nalatenschap worden voldaan.
4.2.
Partijen wensen over te gaan tot verdeling van de nalatenschap. Vereffening heeft echter nog niet (volledig) plaatsgevonden. De rechtbank kan echter wel regie in deze voeren (vgl. HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:939) en zal daartoe, gelet op het verhandelde ter zitting, overgaan. Ter zitting is aangegeven dat partijen met name verdeeld houdt de (wijze van) verkoop van de woning. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.3.
[gedaagde sub 2] , vertegenwoordigd door haar echtgenoot, heeft ter zitting voorgesteld dat makelaar Bennink de verkoop van de woning zal begeleiden en dat daarbij een vraagprijs van € 535.000,00 en een minimumprijs van € 475.000,00 wordt gehanteerd. De woning zou dan vanaf half april 2018 te koop moeten worden gezet. Er zou ingezet moeten worden op een hoog bedrag. Een hoge opbrengst heeft de voorkeur boven een spoedige verkoop, aldus (de echtgenoot van) [gedaagde sub 2] .
4.4.
Zowel [eiseres] als [gedaagde sub 1] hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de woning zo spoedig mogelijk moet worden verkocht tegen een marktconforme prijs. Daarbij dient de WOZ-waarde van 2017 als uitgangspunt te worden genomen. Zij hebben geen bezwaren tegen de inschakeling van makelaar Bennink. De door [gedaagde sub 2] voorgestelde verkoopprijs is te hoog en dat zou onnodige vertraging kunnen veroorzaken.
4.5.
Nu [eiseres] en [gedaagde sub 1] geen bezwaren hebben tegen inschakeling van makelaar Bennink (gevestigd te Eibergen) zal de rechtbank partijen gelasten ten behoeve van de verkoop van de woning hun medewerking aan de inschakeling van deze makelaar te verlenen.
4.6.
Ter zitting is (onbetwist) naar voren gebracht dat de woning reeds twee jaren onbewoond is, dat al de nodige noodmaatregelen zijn uitgevoerd en dat de tuin onderhoud nodig heeft. Aannemelijk is dat als een woning langer onbewoond is dit een waarde verminderend effect kan hebben. Naar het oordeel van de rechtbank dient dan ook verdere vertraging te worden voorkomen. Partijen zullen moeten toewerken naar een spoedig aanbod van de woning op de woningmarkt.
4.7.
Partijen zijn het oneens over de te hanteren uitgangspunten bij deze verkoop.
De rechtbank overweegt dat een makelaar bij uitstek deskundig is in het bepalen van de marktwaarde van een woning, het meeste geschikte moment voor de verkoop en in het vaststellen van de benodigde werkzaamheden aan een huis dan wel tuin.
Gelet op deze (vooronderstelde) deskundigheid van de makelaar zal de rechtbank het aan de makelaar laten een verkoopstrategie en een voor partijen bindende vraag- en laatprijs te bepalen. Het een en ander ten behoeve van een spoedige verkoop tegen een marktconforme prijs. Partijen zullen zich aan de strategie en adviezen van de makelaar dienen te houden.
4.8.
Na verkoop van de woning dienen partijen een nieuw voorstel tot verdeling te overleggen, waarin de (netto) opbrengst van de woning is opgenomen. De rechtbank zal de zaak hiervoor naar de parkeerrol verwijzen en zal daarbij een ruime termijn aanhouden omdat zij niet verwacht dat voor de eerstvolgende parkeerrol de verkoop van de woning zal zijn afgerond en een nieuw verdelingsvoorstel zal zijn opgesteld. Uiteraard staat het partijen vrij om de zaak eerder op de rol te doen plaatsen indien daartoe aanleiding bestaat.
4.9.
Nu alle partijen de wens hebben dat de woning wordt verkocht en dat makelaar Bennink deze verkoop zal begeleiden, ziet de rechtbank in deze fase van de procedure geen aanleiding tot het opleggen van een dwangsom.

5.De beoordeling in reconventie

5.1.
Zoals weergegeven heeft [gedaagde sub 2] een eis in reconventie ingesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is deze eis ingesteld tegen [eiseres] , als eiseres in conventie, en is deze ook gericht tegen [gedaagde sub 1] , als zijnde partij in conventie. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.2.
Onderhavige procedure betreft een vordering tot verdeling/vereffening van een nalatenschap, wat betrekking heeft op een rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen (een zogeheten processueel ondeelbare rechtsverhouding). Dat betekent dat de rechter de beslissing over die verdeling/vereffening slechts kan geven in een geding waarin allen die bij die rechtsverhouding zijn betrokken, partij zijn, zodat de rechterlijke beslissing hen allen bindt.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 10 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:411) volgt dat iedere partij in een procedure over een processueel ondeelbare rechtsverhouding het recht heeft jegens alle andere bij die rechtsverhouding betrokken partijen een beslissing daaromtrent te vorderen, ongeacht wie de procedure heeft aangespannen en ongeacht tegen wie de bij dagvaarding ingestelde vordering zich richt. Voorts heeft ieder van hen het recht verweer te voeren tegen een vordering met betrekking tot een processueel ondeelbare rechtsverhouding, ongeacht door en tegen wie deze is ingesteld.
Dit brengt, volgens de Hoge Raad, met zich een uitzondering op de regel van de dagvaardingsprocedure dat een reconventionele vordering uitsluitend kan worden ingesteld tegen degene die als wederpartij de vordering in conventie heeft ingesteld.
5.3.
[gedaagde sub 1] heeft nog geen (expliciet) verweer gevoerd tegen de eis in reconventie. De rechtbank zal hem daartoe alsnog in de gelegenheid stellen en zal hierbij aansluiten bij de beslissingen in conventie door te bepalen dat [gedaagde sub 1] op de hierna te vermelden parkeerrol, naast het nemen van akte over de verkoop van de woning, schriftelijk verweer mag voeren tegen de eis in reconventie.
5.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissingen (in conventie en in reconventie)

De rechtbank
6.1.
bepaalt de wijze van verdeling van de woning als volgt:
  • aan makelaar Bennink, gevestigd te Eibergen, dient door partijen gezamenlijk de opdracht te worden gegeven de woning te verkopen;
  • deze makelaar bepaalt een voor partijen bindende vraag- en laatprijs;
  • de verkoopstrategie zal zijn gericht op een zo spoedig mogelijke verkoop tegen een marktconforme prijs;
  • partijen dienen de adviezen van de makelaar op te volgen, waaronder de adviezen over de verkoopstrategie en het onderhoud van de woning en tuin;
  • de kosten van de makelaar dienen als boedelkosten te worden aangemerkt;
6.2.
bepaalt dat de zaak (in conventie en reconventie) weer op de parkeerrol zal komen van
3 oktober 2018voor het nemen van een akte door partijen over hetgeen is vermeld onder 4.8;
6.3.
bepaalt dat [gedaagde sub 1] op die parkeerrol schriftelijk verweer mag voeren tegen de eis in reconventie;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2018.