[verzoekende partij] heeft een uitgebreide sollicitatieprocedure doorlopen, bestaande uit een speeddate (op 5 juli 2018) met vier medewerkers van DGG, alsmede twee ‘2e ronde’ gesprekken van elk 45 minuten (op 10 juli 2018) met in totaal vijf medewerkers van DGG.
[verzoekende partij] heeft desgevraagd twee namen van referenten opgegeven. Eén van deze referenten is door DGG benaderd en heeft zich positief uitgelaten over het functioneren van [verzoekende partij] .
Op 13 juli 2018 heeft DGG [verzoekende partij] bericht dat ze was aangenomen. Vervolgens heeft [verzoekende partij] op 17 juli 2018 een arbeidsvoorwaardengesprek gehad met [medewerker 3] (hoofd P&O, hierna: [medewerker 3] ), waarbij de gemaakte afspraken zijn vastgelegd in het arbeidsvoorwaardenformulier, dat door DGG is ondertekend. [verzoekende partij] heeft onweersproken gesteld dat [medewerker 3] in dit arbeidsvoorwaardengesprek het belang van het opzeggen van haar oude baan heeft benadrukt (in verband met de opzegtermijn van 8 weken) en tevens heeft aangegeven dat ze haar oude baan met een gerust hart kon opzeggen, omdat het arbeidsvoorwaardenformulier een rechtsgeldig document was. [verzoekende partij] heeft eveneens onbetwist gesteld dat [medewerker 3] in dit gesprek heeft gezegd dat ze zich niet moest laten ompraten tijdens het opzeggen van haar baan. Daar komt bij dat [verzoekende partij] onweersproken heeft gesteld dat zij op 31 juli 2018 door DGG is aangemeld bij ‘Youforce’ (voor o.a. salarisadministratie en personeelsdossier) én dat zij op enig moment door een medewerker van DGG is benaderd of ze eerder wilde beginnen met de werkzaamheden, zodat de vertrekkende teamleider werkzaamheden kon overdragen.
Naar het oordeel van de kantonrechter kon en mocht [verzoekende partij] er op grond van al deze
omstandigheden gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij per 24 augustus 2018, dan wel per 1 september 2018 zou beginnen in haar nieuwe baan. Op grond van het door DGG gewekte vertrouwen heeft [verzoekende partij] vervolgens haar baan bij haar ‘oude werkgever’ – waar zij al 19 jaar werkzaam was – opgezegd.
Ook in de periode tussen 13 juli 2018 (op welke dag DGG [verzoekende partij] bericht dat zij is aangenomen) en 1 september 2018 (de aanvankelijk overeengekomen ingangsdatum) geldt dat DGG zich jegens [verzoekende partij] als goed werkgever dient te gedragen. Naar het oordeel van de kantonrechter is DGG in deze periode echter tekort geschoten in haar verplichtingen die zij als goed werkgever jegens [verzoekende partij] had. Uit de stellingen van DGG leidt de kantonrechter af dat zij op enig moment in deze periode bezwaren c.q. negatieve signalen van medewerkers heeft gekregen over de aanstelling van [verzoekende partij] als teamleider. [Medewerker B] heeft dit voor het eerst tijdens het kennismakingsgesprek met [verzoekende partij] op 15 augustus 2018 aan de orde gesteld, zonder dat [verzoekende partij] toen concreet is medegedeeld wie er bezwaren hadden geuit en waarop die bezwaren precies zagen. [verzoekende partij] heeft onweersproken gesteld dat [medewerker 3] haar in dit gesprek slechts heeft medegedeeld dat er negatieve signalen waren over het functioneren van [verzoekende partij] en over ‘gedoe’ met het management van haar oude werkgever.
Op 21 augustus 2018 bericht DGG [verzoekende partij] plotseling dat DGG afziet van het dienstverband.
Uit de stellingen van DGG leidt de kantonrechter af dat de reden van dit besluit is gelegen in de wijze waarop [verzoekende partij] heeft gereageerd op de door DGG (op 15 augustus 2018) aan de orde gestelde negatieve signalen die zij had ontvangen van medewerkers omtrent (het functioneren van) [verzoekende partij] . Volgens DGG bleek uit de reactie van [verzoekende partij] dat zij niet beschikt over zelfreflectie, welke karaktereigenschap nodig is voor de functie van teamleider. De wijze waarop [verzoekende partij] heeft gereageerd, heeft er toe geleid dat DGG geen vertrouwen had in de samenwerking, aldus DGG.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk geworden dat DGG [verzoekende partij] op 15 augustus 2018 heeft overvallen met haar besluit om haar toch niet aan te stellen in de functie van teamleider. Tot dat moment kon en mocht [verzoekende partij] er vanuit gaan dat alles in kannen en kruiken was: zij had met succes een zorgvuldig sollicitatieproces doorlopen, het arbeidsvoorwaardenformulier was door DGG ondertekend en DGG had uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zij haar oude baan (waar zij reeds 19 jaar werkzaam was) kon opzeggen. Dat [verzoekende partij] (op zijn zachtst gezegd) onaangenaam was verrast door de kritiek van DGG op 15 augustus 2018, is dan ook niet onbegrijpelijk. Voor zover al moet worden aangenomen dat [verzoekende partij] in reactie op de geuite kritiek heeft aangegeven dat ‘het allemaal lag aan de bestuurder, de organisatie en de collega’s van haar oude werkgever’, zoals door DGG gesteld en door [verzoekende partij] betwist, acht de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat [verzoekende partij] zich door de plotseling geuite bezwaren overvallen voelde en dat de wijze waarop zij toen heeft gereageerd mede door emoties was ingegeven. Door [verzoekende partij] tijdens een kennismakingsgesprek te overvallen met negatieve signalen over haar functioneren bij haar vorige werkgever en haar af te rekenen op haar reactie daarop, heeft DGG niet als goed werkgever gehandeld. Bovendien is DGG uitgegaan van negatieve signalen, die zij niet concreet heeft gemaakt richting [verzoekende partij] , terwijl zij [verzoekende partij] geen reële mogelijkheid heeft gegeven om deze signalen te weerleggen. Gelet op het feit dat DGG [verzoekende partij] op 17 juli 2018 uitdrukkelijk heeft medegedeeld dat zij haar dienstverband met haar oude werkgever met een gerust hart kon opzeggen, had van DGG in de gegeven omstandigheden mogen worden verwacht dat zij [verzoekende partij] in redelijkheid de tijd had gegeven om haar geschiktheid voor de functie te bewijzen, alvorens DGG zich een oordeel zou vormen omtrent haar functioneren. Dat is niet gebeurd. Bovendien is geenszins aannemelijk geworden dat DGG de belangen van [verzoekende partij] heeft meegewogen bij haar besluit. Gelet op het lange dienstverband dat [verzoekende partij] heeft opgegeven om bij DGG te gaan werken en gelet op het feit dat [verzoekende partij] kostwinner is, had van DGG meer zorgvuldigheid mogen worden verwacht.