In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van een aanslag precariobelasting die aan eiseres, een netbeheerder van gasleidingen, was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Lingewaal. De aanslag, die betrekking had op het jaar 2015 en een bedrag van € 403.347,50 bedroeg, werd door verweerder gehandhaafd na een uitspraak op bezwaar. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres economisch eigenaar en netbeheerder is van de leidingen, die deels op gemeentelijke grond liggen. De juridische eigenaar van de leidingen is [B] N.V.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het arrest van de Hoge Raad in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:HR:2018:1700) betrokken, waarin werd geoordeeld dat alleen de door de minister aangewezen netbeheerder als belastingplichtige kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat eiseres onder artikel 3, tweede lid, van de Verordening valt, wat betekent dat zij belastingplichtig is voor de precarioheffing over haar netwerken in de gemeente.
Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiseres over een mogelijke gedoogplicht en schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat er geen gedoogplicht is die aan de heffing in de weg staat en dat de heffing niet in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.