ECLI:NL:RBGEL:2018:4534

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7925 ev
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de onroerendezaakbelasting en de opslag voor het ondernemersfonds door de gemeente Montfoort

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 22 oktober 2018 uitspraak gedaan over de onroerendezaakbelasting (ozb) die door de gemeente Montfoort is geheven. De eiseres, een onderneming, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarden van haar onroerende zaken en tegen de verhoging van het ozb-tarief voor niet-woningen, die een opslag voor een ondernemersfonds omvatte. De rechtbank overweegt dat de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om belastingtarieven vast te stellen, en dat de belastingrechter in beginsel niet bevoegd is om over deze tarieven te oordelen, tenzij er sprake is van strijd met hogere wettelijke bepalingen of onredelijke belastingheffing. De rechtbank concludeert dat de in de Verordening opgenomen ozb-tarieven voor niet-woningen niet in strijd zijn met de wet en dat de tariefstelling niet leidt tot willekeurige of onredelijke belastingheffing. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk was verklaard, maar handhaaft de aanslagen ozb zoals deze zijn vastgesteld. De gemeente is verplicht het griffierecht van eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 16/7925 tot en met 16/7929

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 22 oktober 2018

in de zaken tussen

[X] B.V., te [Z] , eiseres,

en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Rivierenland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 29 februari 2016 de waarden van de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [A-straat 1] , [A-straat 2] , [A-straat 3] en [A-straat 4] te [Z] (hierna: de objecten), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), op waardepeildatum 1 januari 2015 voor het kalenderjaar 2016 vastgesteld. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiseres opgelegde aanslagen onroerendezaakbelastingen (hierna: ozb).
Eiseres heeft op 25 maart 2016 bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarden van de objecten en tegen de vaststelling van het ozb-tarief niet-woning.
Bij uitspraak op bezwaar van 14 december 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de WOZ-waarden (deels) gegrond verklaard en het bezwaar van eiseres tegen de verhoging van het ozb-tarief niet-ontvankelijk.
Bij brief van 22 november 2016
(Rb: bedoeld zal zijn 22 december 2016), ontvangen door de rechtbank op 23 december 2016, is eiseres daartegen in beroep gekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2018.
Namens eiseres zijn verschenen mr. [gemachtigde] en [A] . Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en drs. [B] .
De zaken van eiseres zijn gelijktijdig behandeld met de zaken van [C] B.V. (AWB 16/7930 en 16/7931), [D] (AWB 16/7932) en Stichting [E] (AWB 16/7933).

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is eigenaar en/of gebruiker van de objecten.
2. De gemeenteraad van Montfoort heeft op 14 december 2015 onder meer het raadsvoorstel met als onderwerp “Belastingverordeningen 2016 Montfoort” behandeld. In dit raadsvoorstel is ook de tariefstelling van de diverse belastingen aan de orde gekomen. In het raadsvoorstel staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Nb. Onroerendezaakbelastingen + 5,5% exclusief de opslag voor het ondernemersfonds.”
(…)
Onroerendezaakbelastingen/Ondernemersfonds
Het gezamenlijke bedrijfsleven heeft het initiatief genomen om een ondernemersfonds op te richten. Zij hebben hiervoor een plan opgesteld en vragen de gemeente om een opslag op de OZB te heffen om het ondernemersfonds te voeden. Een college en raadsvoorstel om het Ondernemingsfonds in te stellen, wordt afzonderlijk genomen.
Op grond van de Gemeentewet OZB mag een extra percentage worden geheven over de WOZ-waarde van het Onroerend Goed object niet zijnde woningen. De gemeente betaalt deze heffing als een subsidie aan het ondernemersfonds. De opslag voor het ondernemingsfonds is 0,05025% op de bestaande beoogde meeropbrengst van 5,5% bij de tariefpercentages niet-woningen.
(…)”
3. In dezelfde raadsvergadering is de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2016 van de gemeente Montfoort (hierna: de Verordening) vastgesteld. In artikel 5 van deze Verordening is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 5 Belastingtarieven
1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf:
a. de gebruikersbelasting 0,2742%
Inclusief ondernemingsfonds
b. bij de eigenarenbelasting
(…)
2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,3282%
Inclusief ondernemingsfonds
(…)”
4. Op 25 januari 2016 is het raadsvoorstel met de onderwerp “Ondernemersfonds Montfoort” behandeld. In het raadsvoorstel staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Aanleiding
Het gezamenlijke bedrijfsleven heeft het initiatief genomen om een ondernemersfonds op te richten. Het afgelopen jaar hebben zij gewerkt aan de uitgangspunten hiervoor. Zij vragen de gemeente nu om medewerking om het fonds daadwerkelijk te realiseren.
Beoogd resultaat
Vanuit een centraal ondernemersfonds middelen creëren die worden aangewend ter stimulering van het bedrijfsleven en de werkgelegenheid in Montfoort, waarbij de binding van de eigen inwoners met de eigen gemeente hoog is en bestedingen worden gedaan in de eigen stad.
(…)
Waarom een ondernemersfonds?
De reden waarom de partijen deze ambitie hebben is uitgesproken is dat zij:
 Willen werken aan het verbeteren van wonen, werken & recreëren in Montfoort.
 Wensen de economie te versterken in Montfoort.
 Wensen Free-Riders tegen te gaan – iedereen draagt naar evenredigheid bij.
 Willen zorgen voor voldoende geld om activiteiten te kunnen uitvoeren die zorgen voor een aantrekkelijke omgeving waar de bedrijven zijn gevestigd (schoon, heel, veilig).
 Een overkoepelende economische overlegpartij willen zijn naar de gemeente Montfoort.

Visie en doelstellingen ondernemersfonds

Montfoort is een stad waar de maakindustrie, de technische industrie, de dienstverlening en de agrarische sector van oudsher sterk ontwikkeld zijn en waar grote (familie)bedrijven zijn gevestigd. Dat is waar Montfoort sterk in is en in wil blijven. Montfoort voorziet ook, medebepaald door de onderlinge saamhorigheid, haar eigen economische ontwikkelingen door onderlinge gunning van werk en omzet. De zorg voor elkaar is van oudsher tot nu altijd nadrukkelijk aanwezig geweest. Met het opzetten van een ondernemersfonds kan dit ook in de toekomst doorgezet worden.
Vanuit deze gezamenlijke visie is dan ook afgesproken om activiteiten en acties in gang te zetten die:
 Bedrijven onderling meer zaken laten doen met elkaar.
 De bedrijvigheid vergroten.
 Zorgen voor kwaliteitsverbetering van de bedrijventerreinen.
 Door middel van opleidingen Montfoortse jongeren te laten instromen in Montfoortse bedrijven
 Zorgen dat eigen inwoners zoveel mogelijk kunnen werken in eigen stad.
 Zorgen dat inwoners en jongeren goed kunnen leven en kopen in eigen stad, dat zorgt voor spin off naar binnenstad.
Het doel dat daarbij is geformuleerd:
Vanuit een centraal ondernemersfonds middelen creëren die worden aangewend ter stimulering van het bedrijfsleven en de werkgelegenheid in Montfoort, waarbij de binding van de eigen inwoners met de eigen gemeente hoog is en bestedingen worden gedaan in de eigen stad.
Binnen het ondernemersfonds zijn twee trekgebieden gedefinieerd; de binnenstad en de bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen zijn vervolgens in vier voedingsgebieden opgesplitst. Zowel voor de binnenstad als de bedrijventerreinen is opgenomen waarom zij bepaalde activiteiten willen gaan uitvoeren.

Organisatie ondernemersfonds

De Stuurgroep Montfoort heeft ervoor gekozen het ondernemersfonds in te richten in de vorm van een vereniging. De reden voor deze keuze is dat het fonds een fonds is van, voor en door ondernemers. Het bestuur van het fonds wordt gevormd door de besturen van de ondernemersorganisaties in Montfoort. De ondernemersorganisaties zijn de leden. Ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie in Montfoort kunnen via hun eigen bestuur hun wensen kenbaar maken. Deze wensen worden meegenomen naar het bestuur van het fonds.
(…)
Ten behoeve van het houden van toezicht op de uitvoering van het beleid wordt een Raad van Toezicht ingesteld. De Raad van Toezicht is belast met het interne en maatschappelijke toezicht op de vereniging. De Raad oefent namens de oprichters en belanghebbenden het toezicht uit op de vereniging. Dit toezicht omvat:
 De maatschappelijke effecten/resultaat;
 De wijze waarop de doelstellingen en gestelde beleid en strategie worden gerealiseerd;
 De wijze waarop het beleid en beheer van het bestuur met de bijbehorende resultaten, prestatie en risico’s wordt uitgevoerd;
 De wijze waarop de wet en regels worden nageleefd;
 De wijze waarop voldaan wordt aan de financiële verslageisen.
(…)
Werking ondernemersfonds
Op grond van de Gemeentewet OZB mag een extra percentage worden geheven over de WOZ-waarde van het Onroerend Goed object niet zijnde woningen. De gemeente betaalt deze heffing als een subsidie aan het ondernemersfonds.
De ondernemers zijn van mening dat de bijdrageplichtigen in heel de gemeente Montfoort een gelijk belang hebben bij het instellen van het ondernemersfonds en dat men daaraan naar draagkracht moet gaan bijdragen. Daarom gekozen voor het gebruik van dit instrument over de gehele gemeente Montfoort.
De voorgestelde bijdrageregeling is als volgt: het percentage bedraagt de heffingstoeslag per jaar van de WOZ waarde (heffingsmaatstaf) voor iedere bijdrageplichtige met de peildatum 31/12/2015 met indexering waarbij in totaal 180.000 euro per jaar wordt geïnd in de gehele gemeente Montfoort exclusief de heffingskosten. De heffingskosten neemt de gemeente Montfoort voor haar rekening. Op basis van de huidige heffingsmaatstaf 173.000.000 euro d.d. 31 december 2014 betekent dit een percentage van 0,05025% per 100.000 euro WOZ waarde voor elke gebruiker en eigenaar (totaal 0,105%). De eigenaar en de gebruiker betalen beide 50% van de opgelegde heffing. Er is bepaald dat per jaar per object maximaal 6.000 euro wordt geïnd.
(…)
Financiën
Een aantal partijen dragen niet bij aan het ondernemersfonds, dit zijn de agrariërs en sociaal maatschappelijke instellingen. Via het ondernemersfonds wordt hier een restitutie betaald. De gemeente neemt deze kosten van maximaal € 2.500 voor haar rekening.
(…)
Monitoring en evaluatie
Het ondernemersfonds legt jaarlijks verantwoording af aan de gemeente. De gemeenteraad wordt hierover geïnformeerd.
(…)”
5. Met dagtekening 29 februari 2016 zijn aan eiseres ter zake van de objecten
aanslagen ozb opgelegd, berekend naar een tarief eigenaar niet-woning van 0,0328200% en een tarief gebruiker niet-woning van 0,0274200%.
Geschil
6. In geschil is de hoogte van de aanslagen ozb. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of de in de Verordening opgenomen tarieven voor niet-woningen, voor zover deze betrekking hebben op de financiering van het ondernemersfonds, rechtens toelaatbaar zijn. De waarden van de objecten zijn niet in geschil.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de opslag voor het ondernemersfonds die in het ozb-tarief niet-woningen is begrepen, onrechtmatig is. Volgens eiseres leidt deze opslag tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing, en moeten om die reden de Verordening onverbindend worden verklaard en de aanslagen ozb worden vernietigd. Zij heeft daarvoor zakelijk weergegeven de volgende gronden aangevoerd:
- eiseres is aan deze extra heffing onderworpen, terwijl zij niet (direct) profijt daarvan heeft;
- de gemeente had in plaats van een verhoging van het tarief voor de ozb niet-woningen moeten kiezen voor het invoeren van Bedrijveninvesteringszones (BIZ) of een gebiedsgebonden reclamebelasting;
- de gemeente misbruikt haar bevoegdheid, aangezien met het heffen van ozb niet het algemeen belang of een algemeen doel wordt gediend maar het belang van het centrumgebied, dat zelf niet kan voorzien in voldoende middelen. Slechts de belangen van individuele of specifieke groepen ondernemers in bepaalde gebieden worden gediend en niet, zoals voorgeschreven bij wet, het algemeen belang;
- het tarief is willekeurig tot stand gekomen, aangezien niet voor alle belastingplichtigen een gelijk tarief voor de ozb wordt geheven. De heffing is ten onrechte gekoppeld aan de WOZ-waarde;
- de heffing had gekoppeld moeten worden aan het belang van de bijdrager(s) bij de aanwending ervan in hun gebied;
- er is sprake van rechtsongelijkheid, aangezien de agrariërs en objecten met een sociaal maatschappelijk karakter zijn uitgezonderd om mee te betalen aan de financiering van het ondernemersfonds, terwijl voor dit onderscheid een redelijkerwijs te objectiveren rechtvaardigingsgrond ontbreekt;
- er is sprake van rechtsongelijkheid, aangezien het gebied ‘ [F] ’ vrij blijft van de opslag en gebied ‘ [G] ’ niet, terwijl de situatie (zelfstandig voorzien in de eigen voorzieningen) voor beide gebieden vrijwel identiek is;
- ten tijde van het vaststellen van de belastingtarieven in de Verordening bestond het ondernemersfonds nog niet;
- de begrotingen van het ondernemersfonds kennen geen onderbouwingen. De opslag is te hoog vastgesteld voor de binnen de gestelde doelen van het ondernemersfonds benodigde middelen;
- niet de gemeente of de gemeenteraad oefent invloed uit op de besteding van de middelen, maar het ondernemersfonds zelf (dan wel de daaruit gefinancierde ondernemersverenigingen);
- de gemeente heeft onzorgvuldig gehandeld door het gebrek aan draagvlak voor het ondernemersfonds te negeren.
8. Verweerder stelt zich daarentegen op het standpunt dat de gemeenteraad van Montfoort gebruik heeft gemaakt van haar exclusieve bevoegdheid om belastingverordeningen inclusief tarieven vast te stellen. Het is aan de gemeenteraad om te besluiten dat zij het exclusieve recht om belastingen te heffen wil inzetten voor een groep ondernemers. Het staat de gemeente immers vrij om de belastingopbrengsten, zoals de ozb, aan te wenden voor specifieke doelen. De gemeenteraad is niet verplicht om een BIZ in te voeren als ondernemers daar om vragen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
Bezwaar niet-ontvankelijk?
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de verhoging van het ozb-tarief ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. In een bezwaarprocedure tegen opgelegde aanslagen gemeentelijke heffingen – zoals in dit geval – kunnen tevens bezwaren worden geuit tegen de vastgestelde belastingtarieven (vgl. rechtbank Den Haag 14 maart 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:2508). Om die reden dienen de uitspraken op bezwaar in zoverre te worden vernietigd en zijn de beroepen reeds hierom gegrond.
Willekeurige of onredelijke belastingheffing?
10. De rechtbank overweegt dat de vaststelling van het ozb-tarief een zelfstandige bevoegdheid is van de gemeenteraad van de gemeente Montfoort. De belastingrechter is in beginsel niet bevoegd om over de tarieven te oordelen, tenzij de tariefstelling of tariefstijging in strijd is met een hogere wettelijke regeling, leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid niet op het oog kan hebben gehad, dan wel in strijd is met enig rechtsbeginsel (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 oktober 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7497).
11. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de in de Verordening opgenomen ozb-tarieven voor niet-woningen niet strijdig met de onder 10. vermelde (formeel) wettelijke bepalingen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de tariefstelling of tariefstijging van de ozb in dit geval leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de formele wetgever niet voor ogen kan hebben gehad, dan wel in strijd is met enig rechtsbeginsel. Daartoe heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
12. Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 220c van de Gemeentewet verplicht is voorgeschreven dat de heffingsmaatstaf voor de ozb de WOZ-waarde is. De stelling van eiseres dat de heffing ten onrechte is gekoppeld aan de WOZ-waarde faalt dan ook. Het staat de gemeente vervolgens vrij om de opbrengsten van een algemene belasting ter verwerving van inkomsten door de gemeente, zoals de ozb, vrijelijk aan te wenden voor specifieke doeleinden. De wijze waarop deze aanwending wordt vormgegeven mag de gemeente zelf bepalen. In de omstandigheid dat de tariefverhoging van de ozb mede ziet op de voeding van het ondernemersfonds, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de ozb wordt geheven voor een ander doel dan inkomstenverwerving door de gemeente. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in dit geval de opbrengsten van de ozb niet direct naar het ondernemersfonds gaan, maar als subsidie uit de algemene middelen worden verstrekt. Daarnaast leidt de rechtbank uit het raadsvoorstel van 25 januari 2016 af dat het ondernemersfonds met de verkregen subsidies niet alleen gemeenschappelijke belangen van de ondernemers dient, maar ook algemene belangen, zoals de economische versterking van de regio. Daarnaast legt het ondernemersfonds jaarlijks verantwoording af aan de gemeente en wordt de gemeenteraad hierover geïnformeerd. Anders dan waar eiseres van uitgaat, heeft de gemeente dus wel degelijk invloed op de besteding van de middelen van het ondernemersfonds.
13. Aangezien het in dit geval gaat om een algemene belasting – en niet een profijtbelasting, zoals bijvoorbeeld de baatbelasting – waarvan de opbrengsten in de algemene middelen vallen, maakt het niet uit in welke mate van de besteding van de opbrengsten wordt geprofiteerd. Dit betekent dat niet alle belastingbetalers in dezelfde mate profijt hoeven te hebben van de opbrengst van de belasting, en evenmin dat alleen degenen van wie de belasting wordt geheven er profijt van hoeven te hebben. Van détournement de pouvoir is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
14. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, is het aan de gemeenteraad om te besluiten om al dan niet zogeheten Bedrijveninvesteringszones (BIZ) in te voeren. De gemeenteraad is dus niet verplicht om een BIZ in te voeren als ondernemers daar om vragen. Dat de gemeente in dit geval ook ervoor had kunnen kiezen om een BIZ-heffing of gebiedsgebonden reclamebelasting in te voeren, doet niet af aan de bevoegdheid van de gemeenteraad om een ozb te heffen waarmee tevens middelen ten behoeve van een ondernemersfonds worden gegenereerd. De stelling van eiseres dat de gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat er onvoldoende draagvlak is onder de ondernemers binnen de gemeente Montfoort voor (de invoering van) een ondernemersfonds kan – wat daar verder van zij – evenmin leiden tot een onverbindendheid van de Verordening. Anders dan bij een BIZ-heffing, geldt voor de invoering, wijziging of besteding van de ozb geen wettelijk draagvlakvereiste. Het behoort tot de autonome bevoegdheid van de gemeenteraad om te beoordelen in hoeverre draagvlak is vereist en in hoeverre het vereiste draagvlak aanwezig is.
15. Ook in het kader van het gelijkheidsbeginsel is de mate van het profijt van de besteding van de opbrengsten uit de ozb-heffing niet relevant. Het kan enkel gaan om de vraag of de heffing van ozb in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De (gemeentelijke) wetgever heeft op fiscaal gebied een ruime beoordelingsvrijheid bij het beantwoorden van de vraag of gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en of, in het bevestigende geval, een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om die gevallen niettemin in verschillende zin te regelen. Daarbij dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd tenzij dat van redelijke grond ontbloot is (HR 8 juli 2005, ECLI:NL:HR:2005:AQ7212). Uit het arrest van de Hoge Raad van 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1212, blijkt dat slechts tot onverbindendheid van (belasting)wetgeving kan worden geconcludeerd als de keuze van de wetgever voor een bepaalde wijze van belastingheffing evident van redelijke grond is ontbloot.
16. Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot agrariërs en sociaal maatschappelijke instellingen geen sprake van ongelijke behandeling, omdat voor deze groepen hetzelfde ozb-tarief (inclusief opslag) geldt. Dat vervolgens het ondernemersfonds een teruggave doet aan deze groepen is een keuze van het ondernemersfonds. Ook de stelling dat de gebieden “ [F] ” en “ [G] ” ongelijk worden behandeld, omdat zij volgens eiseres ondanks dat zij feitelijk in dezelfde situatie verkeren voor de bijdrage aan het ondernemersfonds anders worden behandeld, faalt. Ter zitting is als onweersproken komen vast te staan dat voor beide gebieden wel degelijk gelijke tarieven worden gehanteerd. Dat het ondernemersfonds gedurende het eerste jaar besloten heeft aan het gebied “ [F] ” geen administratiekosten in rekening te brengen, omdat het gebied “ [F] ” al een (verplichte) ondernemersvereniging had, raakt de ozb-heffing niet.
17. Voor zover eiseres stelt dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden doordat inzicht en onderbouwing van de gehanteerde tarieven ozb niet-woningen ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat die enkele stelling onvoldoende is om aannemelijk te maken dat de tarieven en de verhoging daarvan op zodanige wijze tot stand zijn gekomen dat zij niet verbindend zouden zijn. Voor zover aan deze stelling de opvatting ten grondslag ligt dat de verhouding tussen de in verband met de tariefsverhoging geraamde meeropbrengsten en de uitgaven ten behoeve van het ondernemersfonds op zichzelf bepalend is voor de verbindendheid van de Verordening, oordeelt de rechtbank dat die opvatting geen steun vindt in de wet. Ook de omstandigheid dat het ondernemersfonds pas feitelijk is opgericht nadat de belastingtarieven in de Verordening al waren vastgesteld, kan naar het oordeel van de rechtbank – anders dan eiseres betoogt – niet leiden tot een onverbindendheid van de Verordening.
Conclusie
18. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om de gemeentelijke tariefstelling in de Verordening geheel of gedeeltelijk onverbindend te verklaren. De daarop door eiseres gerichte beroepsgronden treffen geen doel.
19. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen vanwege formele redenen gegrond te worden verklaard.
Proceskostenvergoeding
20. Omdat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook niet is gesteld dat sprake is van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond:
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover daarin het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard;
- handhaaft de aanslagen ozb, zoals deze bij uitspraken op bezwaar zijn vastgesteld;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraken op bezwaar;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 334 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Vaatstra, voorzitter, mr. J.J.J. Engel en
mr. A.F. Germs-de Goede, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 22 oktober 2018
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.