ECLI:NL:RBGEL:2018:3180

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3436
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) en terugvordering van betaalde AIO op basis van onderzoek naar vermogen in het buitenland

In deze zaak hebben eisers, een echtpaar dat sinds 2005 en 2007 ouderdomspensioen ontvangt, beroep ingesteld tegen de intrekking van hun recht op de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) door de Sociale Verzekeringsbank. De intrekking vond plaats op basis van een steekproefonderzoek naar hun vermogen in Turkije, waar zij regelmatig verblijven. De rechtbank Gelderland heeft op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelde dat de Sociale Verzekeringsbank niet in strijd heeft gehandeld met het discriminatieverbod en dat het onderzoek naar het vermogen van eisers gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de AIO en de terugvordering van € 60.605,67 rechtmatig waren, omdat eisers hun buitenlandse bezittingen niet hadden gemeld. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het melden van verblijf en vermogen in het buitenland door AIO-gerechtigden en de bevoegdheid van de Sociale Verzekeringsbank om onderzoek te doen naar de juistheid van verstrekte gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/3436

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 juli 2018

in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] Gld, eisers

(gemachtigde: mr. A. Sahin),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank te Amstelveen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 24 maart 2017 (de primaire besluiten I en II) heeft verweerder het recht van eisers op de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) met ingang van 1 november 2009 ingetrokken en over de periode van 1 november 2009 tot en met 6 oktober 2016 een bedrag van € 60.605,67 aan betaalde AIO van eisers teruggevorderd.
Bij besluit van 8 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk in de Turkse taal, Akkaya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
Op 1 december 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
Op 28 december 2017 heeft verweerder een nadere toelichting gegeven. Op 10 januari 2018 hebben eisers hierop gereageerd.
Op 2 maart 2018 heeft de rechtbank, nadat geen van de partijen had aangegeven nog op een zitting te willen worden gehoord, het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1.
Eiser ontvangt sinds 1 maart 2005 ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Eiseres ontvangt sinds 1 maart 2007 ouderdomspensioen ingevolge de AOW. In aanvulling op hun ouderdomspensioen ontvingen eisers bijstand. Sinds 1 november 2009 ontvingen zij de bijstand van verweerder als een AIO op grond van artikel 47a van de Participatiewet (Pw).
1.2.
Eisers verblijven ieder jaar gedurende een langere periode in Turkije. Zij hebben verweerder hier telkens van op de hoogte gesteld en kopieën van hun vluchtgegevens en paspoorten aan verweerder opgestuurd.
1.3.
Bij brief van 5 maart 2015 heeft verweerder eisers medegedeeld dat verweerder met een steekproef controleert of klanten zich houden aan de plicht om verblijf en vermogen buiten Nederland te melden, dat eisers binnen deze steekproef vallen en dat eisers daarom worden verzocht het meegezonden formulier ‘Verblijf en vermogen buiten Nederland’ ingevuld en ondertekend terug te sturen.
1.4.
Eisers hebben het formulier, gedagtekend 8 maart 2015, ingevuld en ondertekend aan verweerder retour gezonden. Op dit formulier hebben eisers onder meer melding gemaakt van een voorgenomen verblijf in Turkije in 2015. Op het formulier hebben eisers ingevuld dat zij tijdens hun verblijf in Turkije zouden verblijven op het adres [adres] [plaats] in Turkije. Tevens hebben zij ingevuld dat zij niet (mede-)eigenaar zijn van de woning op dit adres, maar bij familie te verblijven.
1.5.
Op 7 juni 2016 hebben twee toezichthouders van de Afdeling bijzonder onderzoek (ABO) van verweer een aangekondigd huisbezoek afgelegd aan de woning van eisers. Eisers hebben hierbij een verklaring omtrent huisbezoek ondertekend. In deze verklaring is aangekruist dat eisers begrijpen dat zij, wanneer zij de medewerkers geen toestemming geven om hun woning binnen te treden, dit gevolgen kan hebben voor hun recht op pensioen of uitkering. Tijdens het huisbezoek is een formulier ‘Vermogen en verblijf buitenland 2015’ met eisers doorgenomen. Eisers hebben hierbij onder andere aangegeven dat het adres [adres] [plaats] in Turkije, het adres is van de zoon van eisers.
Tevens zijn er met toestemming van eisers foto’s gemaakt van de paspoorten en Kimliknummers (identificatienummers) van eisers.
1.6.
Op verzoek van de ABO van verweerder heeft de attaché voor sociale zaken van de Nederlandse Ambassade te Ankara een onderzoek ingesteld naar vermogen van eisers in Turkije. Volgens dit onderzoek heeft eiser zeven percelen landbouwgrond en één woning in volle eigendom. Vier percelen heeft eiser al sinds 1978 in eigendom, één perceel sinds 6 april 2011 en twee percelen sinds 8 mei 2013. De woning heeft eiser sinds 2006 in zijn bezit. Eiseres heeft volgens dit onderzoek sinds 2 maart 2015 één woning in volle eigendom. Deze onroerende zaken zijn getaxeerd op een totale waarde van TL 115.000,-, dat omgerekend met de koers van de Euro op 18 januari 2017 neerkomt op een waarde van € 28.606,97.
1.7.
In een Handhavingsrapportage van 2 maart 2017 heeft de rapporteur op basis van het onderzoek en het rapport van de Attaché geadviseerd om over te gaan tot herziening met terugwerkende kracht van de aan eisers verstrekte AIO en, indien van toepassing, tot terugvordering van de verstrekte AIO. Onder het kopje ‘Aanleiding onderzoek’ is vermeld dat eisers zijn geselecteerd vanuit het project AIO 2e kwartaal 2016, betreffende een onderzoek naar het verblijf en vermogen in het buitenland over het jaar 2015.
2. De onderzoeksresultaten zijn voor verweerder aanleiding geweest om het recht op AIO van eisers vanaf 1 november 2009 in te trekken en de over de periode van 1 november 2009 tot en met 6 oktober 2016 betaalde AIO tot een bedrag van € 60.605,67 van eisers terug te vorderen. Daaraan ligt ten grondslag dat de waarde van het vermogen van eisers sinds 1 november 2009 boven de voor eisers geldende vermogensgrens ligt. Van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van intrekking af te zien is volgens verweerder geen sprake, nu eisers hebben nagelaten om verweerder te informeren over hun buitenlandse bezittingen. Ook is volgens verweerder niet gebleken van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
3.1.
In de eerste plaats stellen eisers dat verweerder het onderzoek heeft uitgevoerd in strijd met het verbod van discriminatie.
3.2.
Op grond van artikel 53a van de Pw is een bijstandverlenend orgaan bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van de bijstand. Zoals de Centrale Raad van Beroep (CRvB) vaker heeft overwogen is een bijstandverlenend orgaan in beginsel bevoegd om met het oog op effectiviteit, efficiëntie en kostenbesparing en wegens het grote belang van bestrijding van onjuist gebruik van sociale voorzieningen, bij het toepassen van de algemene onderzoeksbevoegdheid risicoprofielen toe te passen. Daarbij mag echter niet in strijd worden gehandeld met het discriminatieverbod zoals onder meer opgenomen in artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en in artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM. Er mag geen sprake zijn van een onderscheid dat als “verdacht” is aan te merken en dat niet kan worden gerechtvaardigd door “zeer gewichtige redenen”. [1]
3.3.
Op 30 november 2017 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat de rechtbank van oordeel was dat verweerder vooralsnog onvoldoende duidelijkheid had verschaft over de wijze waarop de steekproef is uitgevoerd. De rechtbank kon niet beoordelen of er in het geval van eisers sprake is van een onderscheid dat als “verdacht” kan worden beschouwd en zo ja, of er sprake is van “zeer gewichtige redenen.” De rechtbank heeft verweerder, onder verwijzing naar een uitspraak van de CRvB van 12 september 2017 [2] , verzocht om nader toe te lichten wat de steekproef inhield.
3.4.
Verweerder heeft in een nadere toelichting uiteengezet dat er zowel in Nederland als in het buitenland onderzoek wordt gedaan naar het vermogen van de pensioengerechtigden met een AIO. Sinds 2007 zijn steekproefsgewijs controles verricht op buitenlands verblijf, pensioeninkomen en vermogen. Omdat de omvang en het risico ondanks deze steekproefsgewijze controles niet af bleek te nemen, is verweerder een uitgebreid onderzoek gestart naar verblijf en vermogen in het buitenland, waarbij in een periode van zes jaar tijd (2013 tot en met 2018) de totale populatie van pensioengerechtigden met een bijstandsuitkering wordt gecontroleerd. De onderzoeken in het buitenland vinden plaats als de gerechtigde in het buitenland is geboren. Daarbij doet de huidige nationaliteit niet ter zake. Vanwege praktische redenen heeft verweerder ervoor gekozen om het onderzoek met name te concentreren in één land. Ook onder een kleinere groep gerechtigden met een band met een ander land wordt echter eenzelfde onderzoek gedaan. In 2013 is de controle begonnen met het toezenden van een vragenformulier aan alle AIO-gerechtigden die in Suriname zijn geboren. In 2014 zijn vragenformulieren toegezonden aan alle AIO-gerechtigden die in Marokko zijn geboren. In 2015 aan alle AIO-gerechtigden die in Turkije zijn geboren. Van 2016 tot en met 2018 is de controle op de overige in het buitenland geboren gerechtigden gericht. In 2019 zal de controle gericht zijn op de in Nederland geboren gerechtigden. Het aantal aan verweerder teruggezonden formulieren is vele malen hoger dan het afgesproken aantal dat nader zou worden onderzocht in het geval van het onderzoek in 2015 naar in Turkije geboren gerechtigden. De terug ontvangen formulieren zijn op volgorde van binnenkomst geselecteerd tot een vooraf bepaald aantal gevallen. In het geval van eisers is een vakantieadres in het buitenland vermeld wat aanleiding was voor nader onderzoek bestaande uit een huisbezoek. Op grond van de uitkomsten van dat onderzoek is uiteindelijk bepaald welke gevallen nader onderzocht zijn door de attaché voor sociale zaken in Turkije, zoals in het geval van eisers.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op deze nadere toelichting van verweerder voldoende aannemelijk geworden dat het onderzoek naar de vermogenspositie van eisers onderdeel uitmaakt van een groter meerjarig onderzoek, waarbij uiteindelijk iedere AIO-gerechtigde wordt aangeschreven en onderzocht. Dat verweerder uit efficiëntie overwegingen heeft besloten om te beginnen met het versturen van vragenformulieren aan de grootste groepen AIO-gerechtigden, zoals de AIO-gerechtigden die geboren zijn in Suriname, Marokko en Turkije, acht de rechtbank gerechtvaardigd. Er bestaat daarmee geen aanleiding om te veronderstellen dat het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende onderzoek, in het kader waarvan aan eisers om informatie is verzocht, in strijd is met het verbod van discriminatie. Verweerder was dan ook bevoegd om een onderzoek in te stellen naar eisers vermogen in het buitenland. Op het toegestuurde formulier hebben eisers melding gemaakt van een langer voorgenomen verblijf in Turkije in 2015. Dit was voor verweerder aanleiding om nader onderzoek te verrichten. Uit niets blijkt dat hierbij afkomst of land van herkomst een rol heeft gespeeld. Eisers kwamen op basis van de feitelijke onderzoeksbevindingen in aanmerking voor een nader onderzoek. Van het door eisers gestelde verboden onderscheid in behandeling is geen sprake geweest. De grond dat sprake is van discriminatie slaagt daarom niet.
4.1.
In de tweede plaats stellen eisers dat de tijdens het huisbezoek verkregen Kimliknummers verboden vruchten zijn van een onrechtmatig huisbezoek. Aangezien verweerder zonder de Kimliknummers geen informatie uit Turkije zou kunnen verkrijgen is ook deze informatie onrechtmatig verkregen.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het op 7 juni 2016 afgelegde huisbezoek onrechtmatig was vanwege het ontbreken van ‘informed consent’. Naar vaste rechtspraak van de CRvB betekent dit evenwel niet dat er geen nader onderzoek mag worden ingesteld naar de rechtmatigheid van de verleende of nog te verlenen AIO van eisers. Dit is slechts het geval indien gezegd moet worden dat het bestuursorgaan in redelijkheid geen gebruik kon maken van de bevoegdheid tot het instellen van een nader onderzoek of van de daardoor verkregen onderzoeksresultaten, gelet op de wijze waarop dat in het concrete geval is gebeurd. [3] Voorts is volgens vaste rechtspraak van de CRvB het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs slechts dan niet toegestaan indien dit bewijs is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. [4]
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat, daargelaten of de Kimliknummers van eisers bij het onderhavige onderzoek wel of niet zijn gebruikt, niet is gebleken van een situatie waarin gezegd moet worden dat de wijze waarop deze gegevens zijn verkregen zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht, dan wel dat verweerder in redelijkheid geen nader onderzoek heeft mogen instellen naar de rechtmatigheid van de AIO-aanvulling van eisers. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eisers verplicht zouden zijn geweest hun Kimliknummers aan verweerder te verstrekken, indien verweerder daar in het kader van de op eisers rustende inlichtingenverplichting om had verzocht. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de CRvB van 26 maart 2018. [5] Voorts overweegt de rechtbank dat het nadere onderzoek van verweerder niet noodzakelijk verbonden was met de gesteld onrechtmatig verkregen Kimliknummers. Verweerder beschikte immers reeds over de Kimliknummers doordat eisers in het kader van hun vakantiemeldingen al vaker een kopie van hun paspoorten aan verweerder hadden verstrekt waarin deze nummers stonden vermeld.
Dat verweerder de Kimliknummers tijdens het onrechtmatige huisbezoek nogmaals heeft verkregen, maakt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet dat deze nummers bij het onderzoek niet gebruikt mochten worden. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
4.4.
Voor zover eisers stellen dat de medewerkers van verweerder eisers er ten onrechte tijdens het huisbezoek niet op hebben gewezen dat de Kimliknummers gebruikt zouden worden om onderzoek naar vermogen in het buitenland te doen en welk gevolg het weigeren van toestemming voor het maken van foto’s van de Kimliknummers kan hebben voor het recht op AIO, kan dit, gelet op vorenstaande onder 4.3, niet leiden tot een ander oordeel.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, voorzitter, mr. J.A. van Schagen en mr. L. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 17 juli 2018
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2481.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7881.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI6036.