ECLI:NL:RBGEL:2018:3140
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van Luxemburgs sociale verzekeringsrecht op Rijnvarende en de rol van de Nederlandse autoriteiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als Rijnvarende, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser verzocht om het Luxemburgse sociale verzekeringsrecht op hem van toepassing te verklaren voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2013. De verweerder had dit verzoek echter afgewezen, met als argument dat de Nederlandse premieaanslagen over die jaren nog niet onherroepelijk vaststonden vanwege een lopende bezwaarprocedure bij de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de verweerder ten onrechte niet expliciet had beslist op het verzoek van eiser, en dat het beroep gegrond was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover er niet expliciet op het verzoek was beslist, maar heeft zelf in de zaak voorzien door het verzoek om het Luxemburgse sociale verzekeringsrecht af te wijzen. De rechtbank concludeerde dat op basis van de Rijnvarendenovereenkomst de sociale zekerheidswetgeving van Nederland van toepassing was, en dat de eiser geen recht had op de gevraagde regularisatie. De rechtbank heeft de proceskosten van eiser toegewezen aan de verweerder en het griffierecht vergoed.