Uitspraak
_
1.[verweerder sub 1], zonder bekende woon- of verblijfplaats,
[verweerders sub 2], wonende in de [gemeente],
Rechtbank Gelderland
In deze civiele procedure, aangespannen door de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK U.A., gevestigd te Utrecht, tegen twee verweerders, is op 13 juni 2018 vonnis gewezen door de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem. De zaak betreft de oproeping van de verweerders op basis van artikel 113 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Rabobank heeft op 8 februari 2018 oproepingsberichten aan de verweerders laten betekenen, waarbij zij hen de mogelijkheid bood om uiterlijk op 30 mei 2018 te verschijnen. Echter, de oproepingsexploten zijn niet onverwijld ingediend bij de rechtbank, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Dit heeft geleid tot de situatie dat de verweerders niet tijdig in de gelegenheid zijn gesteld om te verschijnen, wat de rechtbank noopte om te oordelen dat er geen verstek verleend kan worden tegen de verweerders.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Rabobank de exploten van betekening pas op 22 mei 2018 heeft ingediend, terwijl de uiterste verschijndatum voor de verweerders op 30 mei 2018 was vastgesteld. Dit betekent dat de verweerders niet de vereiste termijn van veertien dagen hebben gehad om te beslissen of zij in de procedure willen verschijnen. De rechtbank heeft daarom bepaald dat Rabobank een nieuwe uiterste verschijndatum moet aanzeggen aan beide verweerders, zodat zij alsnog de gelegenheid krijgen om te verschijnen. De rechtbank heeft verder iedere beslissing aangehouden tot de exploten zijn ingediend, met een uiterste datum van 27 juni 2018 voor Rabobank om de benodigde documenten in te dienen.