2.2.Van voormeld verband met het cultuurhistorisch erfgoed van Nederland is gelet op punt 33 van het arrest [rb: zie onder 14. hiervoor] alleen dan sprake indien belanghebbende aannemelijk maakt dat het in België gelegen en door hem bewoonde kasteel (hierna: het kasteel) een element vormt van het Nederlands cultuurhistorisch erfgoed, en het kasteel, indien het op het grondgebied van Nederland zou zijn gelegen, in aanmerking zou doen komen voor bescherming op grond van de Monumentenwet 1988.”
Persoonsgebonden aftrek monumentenpand
16. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt met zich mee dat op eiser, die een aftrekpost claimt, de last rust aannemelijk te maken dat het jachtslot een element vormt van het Nederlands cultuurhistorisch erfgoed en dat het jachtslot, indien het op het grondgebied van Nederland zou zijn gelegen, voor een aanwijzing op grond van de Monumentenwet 1988 in aanmerking zou komen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd.
17. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de door eiser overgelegde stukken waaronder het “ [F] ” alsmede de analyse in de beslissing op bezwaar niet naar voren komt dat het jachtslot een element vormt van juist het Nederlands cultuurhistorisch erfgoed. Het jachtslot beschikt weliswaar over Nederlandse elementen, maar daarmee is nog niet aannemelijk gemaakt dat het jachtslot als geheel een element is van het Nederlands cultuurhistorisch erfgoed. Dat het “één van de meest buitengewone en ongewone vorstelijke gebouwen uit de periode rond 1700 in Noord‑ [Q] vormt”, maakt niet dat het jachtslot een element vormt van het Nederlands cultuurhistorisch erfgoed, zoals is vereist gelet op de onder 14. en 15. hiervoor geciteerde jurisprudentie. Reeds hierom heeft verweerder terecht de persoonsgebonden aftrek geweigerd en kan verder in het midden blijven of de Beleidsregel een te strikte interpretatie is van het door het HvJ EU gegeven criterium. Daarmee wordt ook niet toegekomen aan de stelling van eiser dat het jachtslot zou zijn aangewezen indien het in Nederland zou hebben gelegen en eerder een aanvraag zou zijn ingediend, wat daar verder ook van zij.
18. De beroepen kunnen in zoverre niet slagen.
Inkomen uit sparen en beleggen
19. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de jaren 2008 en 2009 de oorspronkelijk aangegeven waarde van € 380.000 te hoog is en gelet op verborgen gebreken € 22.200 zou bedragen. Hij heeft zijn stelling echter, na gemotiveerde betwisting door verweerder, niet nader met (schriftelijke) bewijsstukken onderbouwd.
20. Ook in zoverre kunnen de beroepen dus niet slagen.
21. Aangezien eiser geen afzonderlijke gronden tegen de beschikkingen heffingsrente heeft aangevoerd, zal de in rekening gebrachte c.q. vergoede heffingsrente in stand blijven.
22. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
23. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.