ECLI:NL:RBGEL:2018:1920

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
05/720272-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor bedreiging van politieagenten, bezit van een nepwapen en winkeldiefstal

Op 26 april 2018 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man uit Doetinchem. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging van politieagenten, bezit van een nepwapen en winkeldiefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 29 augustus 2017 meerdere politieagenten had bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, terwijl hij onder invloed van alcohol en medicijnen was. De verdachte had ook een nepwapen van het merk Walther, model P99, bij zich en had op 28 augustus 2017 een iPhone 7 gestolen uit de Media Markt. Tijdens de terechtzittingen op 8 december 2017, 2 maart 2018 en 13 april 2018 werd vastgesteld dat de verdachte een neurocognitieve stoornis had, wat zijn gedrag beïnvloedde. De rechtbank oordeelde dat de feiten bewezen waren en legde een gevangenisstraf van 258 dagen op, met terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en besloot dat de verdachte in een klinische setting behandeld moest worden. De rechtbank wees ook schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de bedreiging schade hadden geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720272-17
Datum uitspraak : 26 april 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
thans gedetineerd te Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
Raadsvrouw: mr. S.G.H. van de Kamp, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 december 2017, 2 maart 2018 en 13 april 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2017 te Doetinchem [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of andere daar aanwezige politieagenten en/of voorbijgangers op straat heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door - een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (vanaf nu: wapen) te richten op voornoemde politieambtenaren en/of te tonen en/of zichtbaar in zijn hand te houden en/of - terwijl meerdere politieagenten riepen "laat dat wapen vallen" het op een vuurwapen gelijkend voorwerp toch gericht blijven houden op voornoemde
politieagenten en/of te blijven tonen en/of zichtbaar te blijven houden en/of - een beweging te maken alsof het "wapen" werd doorgeladen, terwijl hij dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht bleef houden op de politie en/of bleef tonen en/of zichtbaar bleef houden;
2.
hij op of omstreeks 29 augustus 2017 te Doetinchem, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een nabootsing van een pistool van het merk Walther, model P99, in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
3.
hij op of omstreeks 28 augustus 2017 te Doetinchem, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone 7), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Media Markt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding
Op 29 augustus 2017 omstreeks 01:15 uur kregen verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] via de meldkamer het verzoek om te gaan naar de Hamburgerstraat in Doetinchem, waar een man met een vuurwapen op straat zou staan. Verbalisanten [slachtoffer 3] , [verbalisant 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] gingen ook ter plaatse. Nadat enkele waarschuwingsschoten waren gelost en de man meermalen door kogels was getroffen, gooide hij zijn wapen weg en is de man – naar later bleek [verdachte] – als verdachte aangehouden.
Op 28 augustus 2017 heeft [naam] namens de Media Markt aangifte gedaan van diefstal van een iPhone 7. Nadat de camerabeelden van de Media Markt waren bekeken, is [verdachte] als verdachte aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 144;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 161 tot en met 165;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 170;
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] , p. 175 en 176;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 40 en 41;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 48 en 49;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 april 2018.
De rechtbank overweegt dat verbalisant [slachtoffer 7] heeft verklaard dat verdachte tegen hem persoonlijk geen bedreigingen heeft geuit en verdachte het wapen niet op hem heeft gericht, alsmede dat verbalisanten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] hebben verklaard dat verdachte het wapen op de collega’s richtte en naar de rechtbank concludeert: dus niet op hen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook van dat deel van de tenlastelegging vrij.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van wapenonderzoek, p. 123;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 april 2018.
Feit 3
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 208;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 april 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks29 augustus 2017 te Doetinchem [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of andere daar aanwezige politieagenten en/of voorbijgangersop straat heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (vanaf nu: wapen) te richten op voornoemde politieambtenaren en
/ofte tonen en
/ofzichtbaar in zijn hand te houden en
/of
- terwijl meerdere politieagenten riepen "laat dat wapen vallen" het op een vuurwapen gelijkend voorwerp toch gericht blijven houden op voornoemde politieagenten en
/ofte blijven tonen en
/ofzichtbaar te blijven houden en
/of
- een beweging te maken alsof het "wapen" werd doorgeladen, terwijl hij dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht bleef houden op de politie en/
ofbleef tonen en
/ofzichtbaar bleef houden;
2.
hij op
of omstreeks29 augustus 2017 te Doetinchem, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een nabootsing van een pistool van het merk Walther, model P99,
in elk geval een voorwerp,waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan
om letsel aan personen toe te brengen, ofte dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
3.
hij op
of omstreeks28 augustus 2017 te Doetinchem,
althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (IPhone 7),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de Media Markt,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte is een multidisciplinair gedragskundig onderzoek opgemaakt op 12 maart 2018 door M.D. van Ekeren, psychiater, B. Koudstaal, klinisch psycholoog, Y. Noorlander, GZ-psycholoog/ rapporteur in opleiding, en A.C.M. Akkermans, forensisch milieuonderzoeker.
De conclusie van dit rapport is dat het ten laste gelegde verminderd aan verdachte is toe te rekenen. Bij betrokkene is sprake van een neurocognitieve stoornis als gevolg van vasculaire ziekte met gedragsstoornissen, van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline- en theatrale trekken, van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol, nu door detentie in remissie, van een stoornis in het gebruik van benzodiazepinen nu in remissie in een gereguleerde omgeving. Deze complexe problematiek kent een sterke doorwerking in het ten laste gelegde.
Vanuit de persoonlijkheid staat het zelfgevoel onder druk, komen bewust gevoelens van verlating en angst in de steek gelaten naar voren, kan betrokkene de complexe situatie vanuit de neurocognitieve stoornis niet overzien, is hij niet in staat tot het vinden van een adequate oplossingsstrategie en raakt hij radeloos waarbij de massale spanningsopbouw leidt tot suïcidale belevingen. Betrokkene poogt radeloosheid te dempen met middelen. Hij is niet in staat tot het vinden van gedragsalternatieven en overweegt verschillende suïcidemogelijkheden waarbij de suicide-by-cop voor hem feitelijk de minst beangstigende is.
Over verdachte is ook een rapport van gedragsneurologisch onderzoek opgemaakt op 2 maart 2018 door dr. C. Jonker, gedragsneuroloog. Uit het rapport komt naar voren dat het zeer waarschijnlijk is dat het gedrag van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed is geweest door het herseninfarct. Het beperkt vermogen tot zelfreflectie – centraal kenmerk van executief disfunctioneren – heeft bij betrokkene geleid tot handelen dat ten dele impulsief was en waarvan hij de consequenties niet overzag, mede door zijn beperkt inlevingsvermogen.
Dat betrokkene als oplossing voor zijn problemen geruit maakte van dezelfde strategie als in 2015 (suicide by cop), hangt wellicht samen met verminderde mentale flexibiliteit welke het gevolg is van beperkingen in het executief functioneren. Door het herseninfarct was betrokkene bovendien verslavingsgevoelig(er) geworden. Het fors alcohol- en middelengebruik van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde heeft waarschijnlijk geleid tot een verdere inperking van betrokkenes overzicht over de situatie en zelfreflectie, waardoor hij bleef persisteren in zijn gedrag en zijn wapen bleef richten op de agenten ondanks herhaalde verzoeken om het wapen te laten vallen. Het hersenorganisch lijden i.c. het prefrontaal syndroom in combinatie met het overmatig alcohol – en middelengebruik ten tijde van het tenlastegelegde heeft derhalve geleid tot inperking van betrokkenes keuzevrijheid.
Met de conclusies van deze rapportages kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusies over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 258 dagen met aftrek en tbs met voorwaarden, zoals door de reclassering in haar rapport vermeld. De officier van justitie heeft gevorderd de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde overtreding heeft de officier van justitie geëist dat verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij heeft verzocht tbs met voorwaarden op te leggen, zoals door de reclassering opgesteld. Tot slot kan de raadsvrouw zich vinden in een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel voor feit 2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 februari 2018;
  • een maatregelrapport ten behoeve van tbs van Fivoor, gedateerd 6 april 2018;
  • een multidisciplinair gedragskundig onderzoek van M.D. van Ekeren, psychiater, B. Koudstaal, klinisch psycholoog, Y. Noorlander, GZ-psycholoog en rapporteur in opleiding, en A.C.M. Akkermans, forensisch milieuonderzoeker, gedateerd 12 maart 2018;
  • een gedragsneurologisch onderzoek van dr. C. Jonker, gedragsneuroloog, gedateerd 2 maart 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van meerdere agenten door ’s nachts op straat een (naar later pas bleek: nep-) vuurwapen op hen te richten en gericht te houden, op hen toe te lopen, de trekker een aantal keren over te halen en de slede terug te schuiven. Verdachte reageerde niet op talloze aanroepen van de politie om het wapen weg te gooien. Ook nadat verdachte door politiekogels in zijn benen was geraakt, probeerde hij overeind te komen en het wapen op hen te richten. De agenten vreesden voor hun leven, dat van collega’s en mogelijke voorbijgangers. Het wapen zag er echt uit; de agenten dachten dat het wapen blokkeerde. Verdachte was onder invloed van alcohol en medicijnen en wilde zelfmoord plegen. Hij durfde dit uiteindelijk niet zelf te doen en hij heeft toen de politie gebeld met de melding dat iemand met een vuurwapen op straat liep. De bedoeling van verdachte was dat de daardoor gealarmeerde politie hem zou doodschieten. Om die reden bleef hij de hele tijd het wapen richten op de agenten. Verdachte is meermalen door politiekogels geraakt voordat hij kon worden overmeesterd.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit en diefstal van een iPhone bij de mediamarkt.
Hoewel de rechtbank oog heeft voor de moeilijke situatie waarin verdachte zich ten tijde van het tenlastegelegde bevond, is sprake van ernstige feiten, waarbij verdachte gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en omwonenden heeft veroorzaakt. Het moet voor de verbalisanten beangstigend zijn geweest dat zij, terwijl zij op weg waren naar een melding en niet wisten wat ze zouden aantreffen, uit het niets met een op het oog echt vuurwapen werden bedreigd. Dit blijkt ook uit de aangiftes van de verbalisanten en de schriftelijke verklaringen van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die als eerste ter plaatse waren. De agenten hebben bovendien in zeer korte tijd zeer ingrijpende keuzes moeten maken, waaronder de keuze het dienstwapen te gebruiken en de keuze dat wapen al dan niet op de romp (met mogelijk fatale gevolgen voor verdachte, maar met meer risico voor verbalisanten vanwege de kans op het voortduren van de dreiging) te richten.
Door de rechtbank is acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie over verdachte van 20 februari 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor verboden wapenbezit en schuldig is verklaard zonder strafoplegging ten aanzien van een bedreiging. Verdachte heeft in 2015 op eenzelfde manier geprobeerd zelfmoord te plegen, welke zaak uiteindelijk voorwaardelijk is geseponeerd in verband met de gezondheidstoestand van verdachte.
Uit het rapport van de reclassering van 6 april 2018 blijkt dat het recidiverisico hoog is. Bij de keuze van een behandelvoorziening dient rekening te worden gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte, zijn gebrekkige zelfgevoel en zijn kwetsbaarheid voor verslaving en negatieve beïnvloeding. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen, met inachtneming van verdachtes levensfase. Geadviseerd wordt tbs met voorwaarden op te leggen, onder de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in het rapport. Verdachte is aangenomen voor behandeling en hij kan op 14 mei 2018 geplaatst worden bij FPA De Boog in Warnsveld. Verdachte is gemotiveerd voor behandeling en hij gaat akkoord met de voorgestelde voorwaarden.
Uit het multidisciplinair gedragskundig onderzoek komt naar voren dat de kans op recidive hoog is. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen, met inachtneming van verdachtes levensfase. Ter afwending van het gevaar voor recidive is klinische behandeling nodig. Gezien de eerder gestrande behandelpogingen – waarbij terugval in middelengebruik steeds weer aan de orde was – achten de rapporteurs behandeling in een vrijwillig kader niet langer aan de orde. Voor het beperken van het risico is behandeling aangewezen. Verdachte is hiervoor gemotiveerd, maar geeft hierbij zelf al aan dat hij voor het volhouden van behandeling een stevige stok achter de deur nodig heeft. Ook na de klinische fase zal verdachte nog intensief begeleid moeten worden bij zijn resocialisatie en maatschappelijke inbedding. Verdachte heeft ondersteuning nodig, maar zal ook bij de les gehouden moeten worden, om zo herhaling van behandeluitval (en daarmee recidiverisico) te voorkomen. Een behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel achten onderzoekers niet toereikend. Bij stagnaties in het proces is dat immers geen garantie dat de noodzakelijk geachte behandeling plaatsvindt. Op grond van bovenstaande argumenten adviseert het onderzoekend team om betrokkene behandeling op te leggen in het kader van tbs met voorwaarden. Bij de keuze van de behandelvoorziening dient rekening te worden gehouden met de jeugdige leeftijd, het gebrekkige zelfgevoel van verdachte en zijn kwetsbaarheid voor verslaving en negatieve beïnvloeding. Onderzoekers adviseren een plaatsing in een FPA, waarbij de voorkeur uitgaat naar De Boog in Warnsveld of een vergelijkbare voorziening.
De bewezenverklaarde feiten (te weten feit 1 en in mindere mate feit 3) onder de hiervoor genoemde omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Echter uit bovenstaande rapporten leidt de rechtbank af dat de nadruk moet worden gelegd op de behandeling van de problematiek van verdachte in een klinische setting en dat dit traject zo spoedig mogelijk in gang moet worden gezet. Op 14 mei 2018 kan verdachte worden opgenomen in FPA De Boog in Warnsveld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan verdachte naast een vrijheidsstraf, voor feit 1 de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden moet worden opgelegd.
In dit kader overweegt de rechtbank dat wordt voldaan aan de eisen die de wet aan het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden stelt, te weten dat het onder 1 bewezenverklaarde feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist. Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen stelt de rechtbank voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte. De rechtbank zal de reclassering opdracht geven verdachte bij de naleving van de gestelde voorwaarden hulp en steun te verlenen. Verdachte heeft zich bij de reclassering en ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de hierna te noemen voorwaarden. De rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, gelet op de ernst van de feiten, de problematiek van verdachte en de noodzaak van behandeling.
De rechtbank is overigens van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals bedoeld in artikel 38e Sr, nu het in dit geval gaat om een bedreiging als hiervoor omschreven. Deze vaststelling is van belang voor de vraag of een eventuele (namelijk in geval van een omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden naar een) terbeschikkingstelling met dwangverpleging in duur gemaximeerd is.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte tot het moment van opname bij De Boog in detentie moet blijven. De rechtbank zal tevens aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 258 dagen met aftrek, zodat verdachte aansluitend kan worden opgenomen bij FPA De Boog.
De rechtbank zal verdachte ten aanzien van feit 2, wat geen misdrijf is maar een overtreding, schuldig verklaren zonder straf op te leggen, gelet op de afdoening van de feiten 1 en 3.
7a. In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de in beslag genomen goederen.
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een vuurwapen Walther P99, met behulp waarvan het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7b. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor toewijzing vatbaar zijn, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit tot matigen van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 750,-. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op een tweetal vergelijkbare zaken [2] en zij heeft de rechtbank verzocht bij de in die zaken toegewezen bedragen aan te sluiten.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Op grond van de door de benadeelde partijen gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoedingen naar billijkheid voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elk op € 1.250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedragen ten behoeve van genoemde slachtoffers. De rechtbank heeft vanwege het door verdachte te ondergane klinische behandeltraject en vanwege de jeugdige leeftijd van verdachte de hechtenis gematigd en vastgesteld op vijf dagen per vordering.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 38, 38a, 57, 62, 285, 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het onder 1 en 3 bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
258 (tweehonderdachtenvijftig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte wegens het onder 1 bewezenverklaarde
ter beschikkingwordt
gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde:
Bijzondere voorwaarden
Betrokkene houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt betrokkene mee aan huisbezoeken door de reclassering;
Betrokkene verblijft op FPA de Boog te Warnsveld of een soortgelijke instelling en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op en conformeert zich aan de geboden behandeling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
Betrokkene werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een vervolgsetting, zoals een beschermd/begeleid wonen en zal zich aldaar houden aan de geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden;
Betrokkene conformeert zich aan een ambulante (vervolg)behandeling bij een forensische polikliniek of een soortgelijke instelling, na het afronden van klinische opname, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
Betrokkene zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering;
Betrokkene zal niet zonder toestemming van zijn begeleiders en/of de reclassering zijn werkuren bij het dagbestedingstraject veranderen;
Betrokkene zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
Betrokkene zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
Betrokkene geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding van de Materieel Juridische Dienstverlening van Fivoor of een soortgelijke instelling;
Betrokkene zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren.
Betrokkene werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van de FPA of een soortgelijke instelling.
Betrokkene werkt mee aan een Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) bij een nader te indiceren klinische behandelsetting, ook als dit betekent een time-out opname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken. Daarnaast worden er binnen het FPT afspraken gemaakt (na een klinisch traject) inzake onder andere tijdelijke crisisopvang.
Algemene voorwaarden
13. Betrokkene pleegt geen strafbare feiten;
13. Betrokkene geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader. Tevens verleent hij zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en verleent hij ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of biedt ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan;
13. Betrokkene geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
13. Tijdens de gehele TBS maatregel is het voor betrokkene niet toegestaan om zich buiten het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden te begeven.
 geeft Reclassering Nederland opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 bepaalt dat verdachte ten aanzien van feit 2
geen straf of maatregelwordt opgelegd;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een (nep-)vuurwapen Walther P99;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer 1] , van een bedrag van
€ 1.250,-(twaalfhonderdvijftig euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 1.250,-(twaalfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 5 (vijf) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer 2] , van een bedrag van
€ 1.250,-(twaalfhonderdvijftig euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag
te betalen van € 1.250,-(twaalfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 5 (vijf) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en
mr. I. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2018.
Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] , hoofdagent van de politie eenheid Oost Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017401934, gesloten op 11 oktober 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.ECLI:NL (https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=ECLI:NL):RBROT (https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=ECLI:NL:RBROT):2017 (https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=ECLI:NL:RBROT:2017):3846 (https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak/?ecli=ECLI:NL:RBROT:2017:3846) en ECLI:NL:GHSHE:2008:BG4832.