ECLI:NL:RBROT:2017:3846

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
10/682035-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp

Op 8 maart 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, waarbij hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gebruikt. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 oktober 2014 te Oud-Beijerland, waar de verdachte zijn ex-schoonvader en ex-zwager bedreigde. Tijdens een woordenwisseling heeft de verdachte een alarmpistool getoond en dreigende woorden geuit, waarna hij een schot heeft gelost. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand geëist. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een taakstraf op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor agressieproblematiek. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte €750,- immateriële schadevergoeding aan beide benadeelden moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het feit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling opgelegd, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682035-16
Datum uitspraak: 8 maart 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortdatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 juli 2016 en 8 maart 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde (zoals dat hierna bewezen wordt verklaard) is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 oktober 2014 te Oud-Beijerland [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- aan voornoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] getoond en
- met gestrekte arm dit
op een vuurwapen gelijkend voorwerpop die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] gericht en
- vervolgens een schot gelost en- daarbij dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jullie dood, stuk voor stuk.
Kennelijke verschrijvingen zijn in de tenlastelegging
verbeterd. De verdediging is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Ook als de verdachte de komst van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] als enigszins bedreigend ervaarde, dan had hij dit nooit zo mogen doen. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-schoonvader en ex-zwager. De verdachte heeft, na een woordenwisseling tussen beide partijen bij zijn huis, een alarmpistool tevoorschijn gehaald en dit op de aangevers gericht. Hij heeft daarbij geroepen dat hij hen stuk voor stuk dood ging maken, en heeft vervolgens een schot gelost. De rechtbank acht deze bedreiging ernstig. Dat geen sprake was van een vuurwapen, maar van een alarmpistool maakt dit niet anders. Voor de aangevers was dit immers niet duidelijk. Het effect was daarom hetzelfde als met een echt vuurwapen, des te meer nu er ook daadwerkelijk een schot gelost is.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 april 2016. Dit rapport houdt het volgende in. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en een behandelverplichting bij [naam instelling] of een soortgelijke instelling voor de agressieproblematiek van de verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Blijkens de LOVS-richtlijnen, staat op een dergelijke bedreiging een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, nu niet alleen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond is, maar ook een schot gelost is. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede door het tijdsverloop van de zaak. In plaats daarvan wordt de maximale werkstraf opgelegd naast een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank bij deze voorwaardelijke gevangenisstraf de voorwaarden opleggen die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De ruzie met de ex-schoonfamilie lijkt immers nog niet voorbij.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] . De benadeelde partijen vorderen beiden een vergoeding van € 750, - aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit in de context moet worden bekeken waarin dit zich heeft afgespeeld. De beschuldiging van de aangevers kent een voorgeschiedenis, terwijl aangevers ook zelf de confrontatie hebben gezocht door naar het huis van de verdachte te komen. Daarom moet de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk niet-ontvankelijk worden verklaard en slechts gedeeltelijk worden toegewezen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid, voor beide benadeelde partijen, worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vorderingen in zijn geheel zullen worden toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om eigen schuld aan te nemen. De benadeelde partijen behoefden er niet op bedacht te zijn dat de verdachte over een vuurwapen gelijkend voorwerp beschikte en hen daarmee zou bedreigen.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 29 oktober 2014.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 750, -, te vermeerderen met de wettelijke rente. De verdachte moet de benadeelde partij
[naam benadeelde 2] eveneens een schadevergoeding betalen van € 750, -, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van beide benadeelde partijen passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand, en bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Bouman GGZ, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van [naam instelling] of een soortgelijke (door de reclassering aan te wijzen) instelling voor zijn agressieproblematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
238 (tweehonderdachtendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
119 (honderdnegentien) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 750, - (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 750, - (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 750, -(hoofdsom, zegge:
zevenhonderdvijftig), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, en beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 750, - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen.
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 750, -(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, en beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 750, - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen;
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichtingen niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en K.J. van den Herik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Hemert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2014 te Oud-Beijerland [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- aan voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] getoond en/of
- ( met gestrekte arm) dit vuurwapen op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] gericht en/of
- ( vervolgens) een schot gelost en/of
- ( daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jullie dood, stuk voor stuk", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
art. 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht