2.2.Op 8 februari 2017 heeft er tussen eiseres en de Wmo-consulent een zogenaamd ‘keukentafelgesprek’ plaatsgevonden in het kader van een herindicatie. Eiseres heeft na dit gesprek contact opgenomen met de zorgaanbieder TZorg. Daarbij zijn afspraken gemaakt zoals vastgelegd in het huishoudelijk ondersteuningsplan. Van het ‘keukentafelgesprek’ is een verslag gemaakt.
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit II ten grondslag gelegd dat eiseres op grond van haar beperkingen ondersteuning nodig heeft op het terrein van het zelfstandig uitvoeren en het structureren van haar huishouden. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat geïndiceerd wordt in resultaat, uitgaande van individueel maatwerk, zodat er geen aanleiding bestaat om in uren te indiceren.
4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij door de nieuwe wijze van indiceren, te weten indiceren in resultaat en niet meer in uren, niet meer (voldoende) wordt gecompenseerd. In de praktijk ontvangt zij nog maar 1¾ uur huishoudelijke hulp per week waar zij voorheen nog 4 uur per week ontving. Het toegekende urenaantal, zo stelt eiseres, wijkt fors – en bij gebreke aan een objectieve maatstaf ten onrechte – af van de oude indicatie en het CIZ-protocol. De door verweerder gehanteerde methode om de omvang van de indicatie vast te stellen is in strijd met vaste jurisprudentie niet gebaseerd op objectieve criteria, die steunen op deugdelijk onderzoek en die zijn uitgevoerd door derden die geen belang hebben bij de uitkomst daarvan. Verweerder indiceert in het besluit slechts een resultaat en vermeldt daarbij niet, zoals verweerder volgens vaste rechtspraak wel zou behoren te doen, welke activiteiten moeten worden verricht om het geïndiceerde resultaat te bereiken, met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden en hoeveel tijd daarvoor (per activiteit) nodig is. Deze aspecten worden ook niet in het ondersteuningsplan opgenomen, althans het aspect ‘tijd’ wordt niet in het besluit of het ondersteuningsplan genoemd.
Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat het (rechtens) niet juist is dat de zorgaanbieder de (omvang van) de rechten en plichten van eiseres vaststelt, en niet verweerder.
Tot slot stelt eiseres dat door de huidige wijze van indiceren onvoldoende rekening wordt gehouden met verzwarende hulpfactoren, te weten de incontinentie van eiseres en (het voorkomen van) extra vervuiling door de sonde van eiseres. Volgens eiseres wordt zij voldoende gecompenseerd als aan haar een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp niveau 1 voor 5½ uur per week wordt toegekend.
5. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting het bestreden besluit II nader toegelicht. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat zijn werkwijze strookt met hetgeen de Centrale Raad van beroep (CRvB) ten aanzien van het indiceren op resultaat heeft beslist, nu niet alleen wordt geïndiceerd op resultaat (schoon en leefbaar) maar in (het ondersteuningsplan dat onderdeel is van) de beschikking ook staat vermeld welke werkzaamheden verricht moeten worden en met welke frequentie. Juist door het niet noemen van uren in de beschikking kan beter maatwerk worden geleverd, aldus verweerder. De uitvoering van de werkzaamheden berust bij de zorgaanbieder, die daarvoor tijd ‘reserveert’. De gedachte is, zo stelt verweerder, dat de zorgaanbieder door deze wijze van indiceren de van verweerder ontvangen gelden kan middelen over alle adressen waar de zorgaanbieder binnen de gemeente zorg verleent. Daarbij is van belang dat het college de rechten en plichten vaststelt. Verweerder bepaalt in eerste instantie of een maatwerkvoorziening moet worden verstrekt en, zo ja, welke werkzaamheden moeten worden verricht, waarna de frequentie door de cliënt en de zorgaanbieder in het ondersteuningsplan wordt geïnventariseerd. De Wmo-consulent bepaalt vervolgens of het ondersteuningsplan akkoord is en brengt zo nodig wijzigingen aan, waarna de indicatie door verweerder wordt toegekend.
6. De rechtbank overweegt als volgt.