1.3.Eiseres heeft op 7 april 2017 bezwaar gemaakt. In het kader van de bezwarenprocedure heeft verweerder op 1 juni 2017 opnieuw een huisbezoek aan eiseres gebracht en is het huishoudelijk ondersteuningsplan op 5 juli 2017 aangevuld.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres op grond van haar beperkingen ondersteuning nodig heeft op het terrein van het zelfstandig uitvoeren van haar huishouden. Verweerder heeft zich daarbij – met een aanvulling op de eerdere motivering – op het standpunt gesteld dat geïndiceerd wordt in resultaat, uitgaande van individueel maatwerk, zodat er geen aanleiding bestaat om in uren te indiceren. Er bestaat, volgens verweerder, in dat geval evenmin aanleiding om objectief en onafhankelijk onderzoek te verrichten naar de activiteiten en de frequentie die nodig is voor het bereiken van het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij door de nieuwe wijze van indiceren, te weten indiceren in resultaat en niet meer in uren, niet meer (voldoende) wordt gecompenseerd. In de praktijk ontvangt zij nog maar 3 uur huishoudelijke hulp per week waar zij voorheen nog 5½ uur per week ontving. Het toegekende urenaantal, zo stelt eiseres, wijkt fors – en bij gebreke aan een objectieve maatstaf ten onrechte – af van de oude indicatie. Verweerder indiceert in het besluit slechts een resultaat en vermeldt daarbij niet, zoals verweerder volgens vaste rechtspraak wel zou behoren te doen, welke activiteiten moeten worden verricht om het geïndiceerde resultaat te bereiken, met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden en hoeveel tijd daarvoor (per activiteit) nodig is. Deze aspecten worden ook niet in het ondersteuningsplan opgenomen, althans het aspect ‘tijd’ wordt niet in het besluit of het ondersteuningsplan genoemd.
Verder stelt eiseres dat verweerder het bepalen van de hoeveelheid zorg ten onrechte heeft overgelaten aan de zorgaanbieder. Eiseres kan de omvang van de zorg niet afleiden uit het besluit en is afhankelijk van de verdeling die de zorgaanbieder vervolgens toepast. Eiseres kan daardoor in de situatie terechtkomen dat zij noch bij verweerder, noch bij de zorgaanbieder kan klagen als het te bereiken resultaat, een schoon en leefbaar huis, niet wordt bereikt. Daar komt bij dat de zorgaanbieder al diverse keren heeft aangegeven dat de huidige indicatie niet toereikend is en dat het huis daardoor vervuilt, zodat het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ niet wordt bereikt.
Tot slot stelt eiseres dat verweerder ten onrechte niet alle ruimtes (de kelder, de rustkamers en de linnenkamer) die zij gebruikt als leefruimte heeft aangemerkt, zodat die ruimtes niet schoongemaakt worden. Het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ wordt dan ook niet bereikt.
4. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting het bestreden besluit nader toegelicht. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat zijn werkwijze strookt met hetgeen de Centrale Raad van beroep (CRvB) ten aanzien van het indiceren op resultaat heeft beslist, nu niet alleen wordt geïndiceerd op resultaat (schoon en leefbaar) maar in (het huishoudelijk ondersteuningsplan dat onderdeel is van) de beschikking ook staat vermeld welke werkzaamheden verricht moeten worden en met welke frequentie.
Juist door het niet noemen van uren in de beschikking kan beter maatwerk worden geleverd, aldus verweerder. De uitvoering van de werkzaamheden berust bij de zorgaanbieder, die daarvoor tijd ‘reserveert’. De gedachte is, zo stelt verweerder, dat de zorgaanbieder door deze wijze van indiceren de van verweerder ontvangen gelden kan middelen over alle adressen waar de zorgaanbieder binnen de gemeente zorg verleent. Daarbij is van belang dat het college de rechten en plichten vaststelt. Verweerder bepaalt in eerste instantie of een maatwerkvoorziening moet worden verstrekt en, zo ja, welke werkzaamheden moeten worden verricht, waarna de frequentie door de cliënt en de zorgaanbieder in het ondersteuningsplan wordt geïnventariseerd. De Wmo-consulent bepaalt vervolgens of het ondersteuningsplan akkoord is en brengt zo nodig wijzigingen aan, waarna de indicatie door verweerder wordt toegekend.
Als er klachten zijn over de uitvoering van het huishoudelijk ondersteuningsplan dan kan eiseres daarvoor terecht bij de zorgaanbieder. Als eiseres er dan niet uitkomt met de zorgaanbieder, dan bemiddelt verweerder. Eiseres zal in dat geval wel moeten onderbouwen waarom het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ niet wordt bereikt. Dat is voor verweerder nu niet duidelijk.
Verweerder heeft de kelder (met uitzondering van de koelkast), de twee rustkamers en de linnenkamer niet aangemerkt als (essentiële) leefruimtes die vallen onder de definitie ‘schoon en leefbaar huis’. Bovendien wordt van die ruimtes nauwelijks gebruik gemaakt. Daarnaast verwacht verweerder dat cliënten medewerking verlenen aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning, dit betekent dat van eiseres bijvoorbeeld mag worden verwacht dat zij de computer van de rustkamer naar de woonkamer verplaatst.
5. De rechtbank overweegt als volgt.