In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van onroerende zaken, specifiek twee objecten die in gebruik zijn als kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang. De heffingsambtenaar had de waarden van de onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 768.000 en € 1.395.000 per waardepeildatum 1 januari 2015. Eiseres, de gebruiker van de objecten, heeft beroep ingesteld tegen deze waarderingen, stellende dat onvoldoende rekening is gehouden met de functionele veroudering als gevolg van de feitelijke bezettingsgraad van de objecten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezettingsgraad van de objecten in 2015 respectievelijk 69,26% en 85,16% was, maar dat de locatiemanager van de objecten heeft verklaard dat er geen sprake was van structurele overcapaciteit en dat de objecten altijd volledig bezet zijn geweest sinds hun oprichting in 2012. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast heeft voldaan en dat er geen aanleiding was om een hogere correctie voor functionele afschrijving wegens economische veroudering toe te passen. De beroepen van eiseres zijn ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.