In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. (eiseres) en de inspecteur van de Belastingdienst (verweerder) over navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting (Vpb) voor de jaren 2007 en 2008. De inspecteur had aan eiseres voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag opgelegd van € 51.633 en voor het jaar 2008 een aanslag van € 1.283.649, met bijbehorende heffingsrente. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, waarop de inspecteur de navorderingsaanslag voor 2007 had verminderd tot € 31.633 en de aanslag voor 2008 tot € 1.273.017. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze uitspraken op bezwaar.
Tijdens de zittingen op 9 december 2016 en 12-13 oktober 2017 zijn de zaken gelijktijdig behandeld. Eiseres heeft onder andere betoogd dat de aftrek van rente over een rekening-courantschuld aan [H] BV ten onrechte is geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de correcties met betrekking tot de managementvergoeding aan [I] BV heeft laten vallen, waardoor de beroepen in zoverre slagen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de navorderingsaanslag voor 2007 moet worden vernietigd en de aanslag voor 2008 moet worden verminderd tot € 1.260.153. Tevens is de beschikking heffingsrente voor beide jaren dienovereenkomstig verminderd. Eiseres heeft recht op een kostenvergoeding van € 742,50 voor de proceskosten.
De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 december 2017, en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.