ECLI:NL:RBGEL:2017:4741

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 504
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van Wajong-uitkering na vijf jaar arbeid en de noodzaak van medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Wajong-uitkering ontvangt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres ontving sinds 3 januari 2004 een uitkering op basis van de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%. Na een periode van vijf jaar arbeid, waarbij eiseres werkzaam was als schoonmaakster, heeft het UWV haar uitkering herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%. Eiseres was het niet eens met deze herziening en heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de herziening van de uitkering heeft gebaseerd op het feit dat eiseres gedurende vijf jaar heeft gewerkt en dat deze werkzaamheden als algemeen geaccepteerde arbeid worden beschouwd. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat en dat er geen medisch onderzoek was verricht voorafgaand aan de herziening. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden had besloten om geen medisch onderzoek uit te voeren, omdat er geen duidelijke aanwijzingen waren voor een verslechtering van de medische situatie van eiseres na de herziening.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was, omdat zij niet voldoende bewijs had geleverd dat haar werkzaamheden niet als algemeen geaccepteerd konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2017

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Schriemer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) van eiseres vanaf 1 juli 2016 herzien en gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.
Bij besluit van 19 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde de heer J. Dalfsen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres ontvangt vanaf 3 januari 2004 een uitkering ingevolge de Wajong van verweerder. Deze uitkering is gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%.
Op 2 februari 2005 is eiseres in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangers van) werkgever [bedrijf] in de functie van schoonmaakster voor (laatstelijk) 12,5 uur per week.
Naar aanleiding van de inkomsten van eiseres uit deze werkzaamheden heeft verweerder de uitkering ingevolge de Wajong uitbetaald naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%.
2. Verweerder heeft het besluit de arbeidsongeschiktheidsklasse van eiseres te verlagen gebaseerd op het feit dat eiseres vijf jaar of langer gewerkt heeft bij [bedrijf] . Verweerder vindt het werk dat eiseres verricht algemeen geaccepteerde arbeid, waartoe zij met haar krachten en bekwaamheden in staat is. Dat betekent dat zij dit werk goed kan volhouden. Daarom is eiseres minder arbeidsongeschikt.
3. Eiseres is van oordeel dat haar beperkingen zijn onderschat en haar mogelijkheden zijn overschat.
Volgens eiseres zijn de werkzaamheden die zij verricht bij [bedrijf] niet representatief. Immers zij verricht deze werkzaamheden maar 12,5 uur per week. De werkzaamheden waren niet zwaar. Bovendien is eiseres wel uitgevallen voor deze werkzaamheden. Daar komt, volgens eiseres, bij dat zij extra begeleiding kreeg welke begeleiding in een reguliere functie niet verwacht of geëist kan worden. Er was dan ook geen sprake van algemeen geaccepteerde arbeid. Evenmin kan, aldus eiseres, gezegd worden dat zij daartoe in staat was.
Volgens eiseres is zij niet vier uur per dag belastbaar. Tevens kan, aldus eiseres, niet gesteld worden dat zij twee uur per dag belastbaar is en een bedrag gelijk aan het minimumloon kan verdienen.
Naar het oordeel van eiseres heeft verweerder geen zorgvuldig onderzoek verricht, omdat er geen onderzoek door een verzekeringsarts aan het bestreden besluit vooraf is gegaan. Daarnaast is het bestreden besluit, volgens eiseres, onvoldoende gemotiveerd, omdat niet onderbouwd wordt waarom eiseres reguliere werkzaamheden kan verrichten.
Eiseres is van mening dat verweerder met het bestreden besluit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, te weten het zorgvuldigheidsbeginsel en belangenafweging en het beginsel van détournement de pouvoir, heeft geschonden.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat uit artikel 3:48, eerste lid, van de Wajong, volgt dat indien de jonggehandicapte, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, die arbeid gedurende aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt wordt als arbeid bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, en wordt de uitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering:
niet betaald, indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel arbeid als bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, zou zijn, niet langer sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid van ten minste 25%; of
indien onderdeel a niet van toepassing is, betaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien die arbeid wel arbeid als bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, zou zijn.
Na afloop van tijdvak van vijf jaar wordt de arbeid aangemerkt als arbeid bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid.
Onder arbeid als bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, van de Wajong wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe betrokkende met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
4.3.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (bijvoorbeeld de uitspraken van 26 juli 2005 (ECLI:NL:CRVB:2005:AU0472), 4 april 2008 (ECLI:NL:CRVB:2008:BC9677) en 8 augustus 2008 (ECLI:NL:CRVB:2008:BD9734)) blijkt dat het stelsel van artikel 3:48, eerste lid, van de Wajong, dat inhoudt dat toepassing van de korting op voet van dit artikel, ten hoogste kan plaatsvinden over een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar en dat na afloop van dit tijdvak de arbeid waaruit de inkomsten worden genoten, aangemerkt wordt als arbeid bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, van de Wajong, niet meebrengt dat in alle gevallen na ommekomst van het tijdvak van vijf jaar een medisch onderzoek is aangewezen.
Bij een specifieke schatting op grond van dit artikel is immers door wetsduiding de – door eiseres al dan niet in aangepaste vorm verrichtte – arbeid waaruit in de aaneengesloten periode van vijf jaar inkomsten worden genoten, de arbeid als bedoeld in artikel 3:1, vijfde lid, van de Wajong wordt aangemerkt.
In het geval van zo’n specifieke schatting acht de CRvB, anders dan bij een reguliere schatting, een verzekeringsgeneeskundig onderzoek alleen aangewezen, indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat er in aansluiting op de aaneengesloten periode van vijf jaar, waarin de korting is toegepast, sprake is van een wezenlijke verslechtering van de medische situatie van eiseres.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres met haar werkzaamheden bij (de rechtsvoorgangers van) werkgever [bedrijf] als schoonmaakster is aangevangen in 2005 en dat zij op datum in geding gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar werkzaamheden bij deze werkgever heeft verricht.
In geschil is wel de vraag of deze werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als algemeen geaccepteerde arbeid waartoe eiseres met haar krachten en bekwaamheden in staat is.
Tevens is in geschil de vraag of de werkzaamheden die eiseres bij haar werkgever verricht niet dermate gewijzigd zijn dat er sprake is van andere werkzaamheden en of verweerder terecht heeft afgezien van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek.
4.5.
De rechtbank constateert dat eiseres op datum in geding haar werkzaamheden als schoonmaakster voor 12,5 uur per week reeds gedurende ruim 11 jaar heeft kunnen verrichten, behoudens twee korte periodes (van 19 januari 2011 tot 31 januari 2011 en van 23 maart 2011 tot 29 maart 2011) van ziekte.
Eiseres heeft tijdens de zitting gesteld dat de werkomstandigheden verzwaard zouden zijn. Zo zou er sprake zijn van een steeds hogere en toenemende werkdruk. Daarnaast zou eiseres geen enkele begeleiding meer krijgen bij het uitvoeren van haar werkzaamheden. Bovendien heeft zij deze werkzaamheden, vanwege haar klachten en beperkingen, niet vol kunnen houden.
Eiseres heeft dit standpunt echter niet met nadere bewijsstukken, bijvoorbeeld verklaringen van haar werkgever of functieomschrijvingen, onderbouwd. Tevens heeft eiseres niet nader kunnen onderbouwen dat haar werkzaamheden niet aangemerkt kunnen worden als algemeen geaccepteerde werkzaamheden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het standpunt van eiseres, dat er sprake is van een wezenlijke wijziging van haar werkzaamheden gedurende de periode van vijf jaar voorafgaande aan datum in geding of niet bij haar krachten en bekwaamheden passende werkzaamheden, dan ook niet gevolgd worden.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft afgezien.
Eiseres heeft gesteld dat haar medische situatie na datum in geding is verslechterd. Deze stelling heeft zij echter niet met nadere (medische) stukken onderbouwd.
De rechtbank stelt weliswaar vast dat eiseres enkele maanden na datum in geding gedurende twee korte periodes (in november 2016 en december 2016 - januari 2017) ziek is geweest. Maar van duidelijke aanwijzingen dat er in aansluiting op datum in geding sprake is van een wezenlijke verslechtering van de medische situatie van eiseres is de rechtbank niet gebleken.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Peters, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 18 september 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.