ECLI:NL:CRVB:2008:BC9677
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Intrekking WAZ-uitkering en toepassing anticumulatieregels met terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, een fysiotherapeut, tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 mei 2006. Appellant was sinds 26 april 1998 in aanmerking gebracht voor een WAZ-uitkering, maar deze werd per 1 januari 1999 beëindigd op basis van een beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 25% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de intrekking van zijn uitkering. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de WAZ-uitkering van appellant met terugwerkende kracht heeft ingetrokken, omdat appellant niet tijdig en volledig had gemeld dat hij in een maatschap was gaan werken. De Raad concludeerde dat de toepassing van de anticumulatieregels niet in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat appellant op de hoogte was van de gevolgen van zijn inkomsten voor de uitkering.
De Raad heeft ook de grieven van appellant over de schending van de redelijke termijn beoordeeld. De totale procedure heeft meer dan 6 ½ jaar geduurd, wat de Raad als een overschrijding van de redelijke termijn beschouwde. De Raad heeft het besluit van 4 augustus 2006 vernietigd en een schadevergoeding van € 1.000,- toegekend aan appellant voor immateriële schade. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 644,- en het griffierecht van € 105,-. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand.