In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een deelgeschil over de beroepsaansprakelijkheid van een arts in verband met de behandeling van een patiënt met een carpaal tunnelsyndroom (CTS). De verzoeker, die in het ziekenhuis van CWZ is behandeld, heeft een verzoek ingediend om vast te stellen dat CWZ en de aansprakelijkheidsverzekeraar Centramed aansprakelijk zijn voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst. De rechtbank heeft op 22 juni 2016 uitspraak gedaan en het verzoek tot aansprakelijkstelling afgewezen op grond van artikel 1019z Rv, omdat de rechtbank van oordeel was dat er onvoldoende bewijs was dat de vertraging in de behandeling en de uitvoering van de operatie een causaal verband had met de schade die de verzoeker heeft geleden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de operatie, die uiteindelijk op 2 maart 2011 heeft plaatsgevonden, niet tijdig is uitgevoerd, maar dat de vertraging niet noodzakelijkerwijs heeft geleid tot de huidige klachten van de verzoeker. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verzoeker zelf een rol heeft gespeeld in de vertraging door zijn keuze om de operatie uit te stellen. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat er behoefte is aan deskundigenonderzoek om de medische aspecten van de zaak verder te verhelderen, en heeft CWZ en Centramed gelast om mee te werken aan een onafhankelijk deskundigenonderzoek, waarbij de kosten door beide partijen gedeeld zullen worden.
De rechtbank heeft de kosten van de rechtsbijstand aan de zijde van de verzoeker begroot op € 10.981,10, maar heeft CWZ en Centramed niet veroordeeld tot betaling van dit bedrag, omdat de aansprakelijkheid niet vaststaat. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 22 juni 2016.