In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 juli 2017 uitspraak gedaan over de oplegging en verlenging van een tijdelijk huisverbod aan verzoeker, die betrokken was bij een situatie van huiselijk geweld. Verweerder, de burgemeester van de gemeente Winterswijk, had op 18 juni 2017 een huisverbod opgelegd, dat op 27 juni 2017 werd verlengd. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij door het huisverbod geen contact kon hebben met zijn minderjarige zoon. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat er voldoende redenen waren voor de burgemeester om het huisverbod op te leggen en te verlengen, gezien de dreiging van gevaar voor de veiligheid van de medebewoners. De voorzieningenrechter oordeelde dat het huisverbod geen strafmaatregel was, maar een noodzakelijke maatregel ter bescherming van de betrokkenen. De rechter concludeerde dat de burgemeester de bevoegdheid had om het huisverbod op te leggen en dat de belangen van de veiligheid zwaarder wogen dan de belangen van verzoeker. Het beroep van verzoeker werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.