ECLI:NL:RBGEL:2017:4128

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
c/05/294296 HA KR 15-190
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor onbewaakt bewaren van dranghekken en gevolgen van een ongeval met een bromfietser

In deze zaak gaat het om een deelgeschil over de aansprakelijkheid van de gemeente Wageningen voor een ongeval dat plaatsvond op 4 mei 2013. De verzoekster, die met haar bromfiets tegen een dranghek botste dat onbewaakt en niet afgesloten langs de weg was geplaatst, heeft de gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden. De rechtbank Gelderland heeft op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in deze zaak. De verzoekster heeft aangevoerd dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de dranghekken onbewaakt en niet vastgemaakt te laten staan, vooral gezien het feit dat het een uitgaansavond betrof in de nabijheid van studentensociëteiten. De gemeente heeft echter betwist dat de dranghekken niet met een ketting en slot waren afgesloten en heeft gesteld dat er geen sprake was van onzorgvuldig handelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, zelfs als de dranghekken niet waren vastgemaakt, de kans dat een verkeersdeelnemer tegen een dranghek zou aanrijden dat door uitgaanspubliek op de weg was gezet, niet voldoende groot was om de gemeente te verplichten om extra veiligheidsmaatregelen te nemen. De rechtbank oordeelde dat het scenario van het ongeval te buitenissig was om redelijkerwijs te kunnen voorzien. De gemeente had de dranghekken weliswaar onbewaakt en niet vastgemaakt, maar dit was niet onrechtmatig, aangezien er geen eerdere incidenten waren die de gemeente op de hoogte hadden moeten stellen van een verhoogd risico.

De rechtbank heeft het verzoek van de verzoekster afgewezen en de kosten aan haar zijde begroot op € 4.615,50, zonder dat de gemeente aansprakelijk werd gesteld voor de schade. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. T.P.E.E. van Groeningen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/294296 / HA RK 15-190
Beschikking van 2 maart 2016
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. S. Baggerman te Apeldoorn,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WAGENINGEN,
zetelend te Wageningen,
verweerster,
advocaat mr. M.A. Bosman te Rotterdam.
De partijen worden verder [verzoekster] en de gemeente genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift
  • de mondelinge behandeling op 23 februari 2016. Verschenen zijn [verzoekster] , vergezeld van haar vader en van mr. Baggerman voornoemd, en [Persoon A] , coördinator 4 en 5 mei van de gemeente, vergezeld van mr. Bosman voornoemd.

2.De beoordeling

2.1.
In opdracht van de gemeente heeft [bedrijf X] te Utrecht op donderdag 2 mei 2013 in Wageningen, onder meer langs de Generaal Foulkesweg, dranghekken in bundels langs de weg geplaatst. Deze hekken zouden op een later moment door de gemeente worden gebruikt om de weg mee af te zetten voor het publiek dat zou afkomen op de dodenherdenking en de viering van Bevrijdingsdag. In de nacht van vrijdag 3 op zaterdag 4 mei 2013 is één van deze dranghekken op de Generaal Foulkesweg gezet, in de omgeving van de studentensociëteiten van SSR en Ceres, en Hotel De Wereld. Daarin heeft de gemeente niet de hand gehad. Om omstreeks 01.10 uur die nacht is [verzoekster] met haar bromfiets tegen het dranghek op de weg gereden en ten val gekomen. Daarbij heeft zij letsel opgelopen en zijn zaken van [verzoekster] beschadigd, waaronder haar bromfiets en kleding.
2.2.
Bij brief van 6 mei 2013 heeft [verzoekster] de gemeente verzocht de kosten die voortvloeien uit het ongeval te vergoeden. De (aansprakelijkheidsverzekeraar van de) gemeente heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen, ook na toezending door [verzoekster] van een zestal schriftelijke getuigenverklaringen.
2.3.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank op de voet van artikel 1019w Rv zal bepalen dat de gemeente aansprakelijk is voor de gevolgen van het [verzoekster] op 4 mei 2013 overkomen ongeval, en voorts dat de, op een bedrag van in totaal € 5.424,50 te begroten proceskosten, door de gemeente worden vergoed.
[verzoekster] baseert haar verzoek op onrechtmatige daad. Onzorgvuldig is te achten dat de gemeente langs de weg, in de buurt van studentensociëteiten dranghekken in bundels klaar had staan, in de wetenschap dat er in de avond en nacht feest zou worden gevierd. Voorzienbaar was dat (feestende) derden uit baldadigheid dranghekken op straat zouden zetten. Ter voorkoming daarvan had de gemeente de bundels moeten vastmaken zodat verplaatsing onmogelijk was, aldus [verzoekster] .
2.4.
De gemeente voert verweer. Zij betwist onder meer dat de bundels niet met een ketting en slot waren afgesloten. Maar ook als wordt aangenomen dat ze niet waren afgesloten is geen sprake van tot aansprakelijkheid leidend onzorgvuldig handelen, aldus de gemeente.
2.5.
In geschil is of de bundels dranghekken niet met een ketting en slot waren vastgemaakt, zoals [verzoekster] stelt en de gemeente betwist. Voor de beoordeling van het verzoek is echter niet nodig dat wordt vastgesteld dat de bundels dranghekken niet waren vastgemaakt. Veronderstellenderwijs met [verzoekster] ervan uitgaande dat de bundels dranghekken niet waren vastgemaakt geldt namelijk het volgende.
2.6.
Onrechtmatig is onder meer een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. [verzoekster] verwijt de gemeente schending van deze zorgvuldigheidsnorm, door een gevaarlijke situatie te laten ontstaan en in stand te laten. Alleen in het licht van de omstandigheden van het gegeven geval kan worden beoordeeld of en in hoeverre aan iemand die een situatie in het leven roept die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld, dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zullen worden betracht en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt. Daarbij dient te worden gelet niet alleen op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en op de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, NJ 1966/136). Niet reeds de enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar doet dat gedrag onrechtmatig zijn. Zodanig gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden (HR 9 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1576, NJ 1996/403). Tegen deze achtergrond is het volgende van belang.
2.7.
In dit geval had de gemeente, althans daar wordt nu vanuit gegaan, bundels dranghekken onbewaakt en niet vastgemaakt, in de nabijheid van de weg klaar staan, op een uitgaansavond in de buurt van twee studentensociëteiten in het centrum van Wageningen. Op zichzelf was voor de gemeente voorzienbaar dat daarmee de mogelijkheid in het leven werd geroepen dat een dranghek door een derde zou worden versleept. Van die zijde is immers tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat al in 2011 en 2012 dranghekken werden gestolen. Het gaat echter te ver aan te nemen dat aan dit gedrag van de gemeente het inherente gevaar was verbonden dat een verkeersdeelnemer tegen een dranghek zou aanrijden dat door uitgaanspubliek op de weg was gezet. Bovendien is de mate van waarschijnlijkheid van daaruit voortvloeiende schade naar het oordeel van de rechtbank niet zo groot dat de gemeente zich naar maatstaven van zorgvuldigheid ervan had moeten onthouden de dranghekken onbewaakt en niet vastgemaakt klaar te zetten. Met andere woorden, het scenario zoals zich dat heeft ontvouwen was voor de gemeente te buitenissig om redelijkerwijs te kunnen voorzien. Dit zou anders kunnen zijn indien de gemeente ermee bekend was dat klaargezette dranghekken vaker op de openbare weg waren gezet. Dit is door [verzoekster] niet gesteld en ook niet gebleken. De gemeente is de bundels met een ketting en een slot gaan vastmaken, niet vanwege dit concrete gevaar, maar vanwege de geconstateerde diefstal, zo is namens de gemeente tijdens de mondelinge behandeling onbetwist verklaard. Bij deze stand van zaken kan dan ook niet worden vastgesteld dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld. Het verzoek is niet toewijsbaar.
2.8.
Ter zake van de kosten geldt het volgende. De gemeente heeft zich wat de begroting betreft aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Mede in dat licht bezien bestaat geen aanleiding de opgevoerde advocaatkosten buitensporig te achten, met dien verstande dat voor het bijwonen van de zitting niet de vooraf ingeschatte vijf uur, inclusief reistijd zal worden begroot, maar drie uur. De zitting heeft één uur geduurd. Vanuit Apeldoorn is Arnhem in één uur te bereiken. De kosten worden aldus begroot op een bedrag van € 4.615,50 (€ 250,00 plus 21% btw, maal 15 uur, plus € 78,00 aan griffierecht). Een veroordeling tot vergoeding van deze kosten is niet aan de orde. De gemeente is niet aansprakelijk geoordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
begroot de kosten aan de zijde van [verzoekster] bij de behandeling van het verzoek op een bedrag van € 4.615,50,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2016.