In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 juni 2017 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht. Verzoekers, bestaande uit verzoekster sub 1 en haar minderjarige kinderen, hebben een verzoek ingediend tegen de stichting Rijnstate Ziekenhuis. Het verzoek betreft een KID-behandeling waarbij verzoekster sub 1 met behulp van zaad van verzoeker sub 4 zwanger is geraakt. Verzoekers hebben bezwaar tegen het feit dat het aantal nakomelingen van verzoeker sub 4 het overeengekomen maximum van 25 heeft overschreden, en willen dat een onafhankelijk deskundige het exacte aantal nakomelingen vaststelt door de dossiers van andere vrouwen te onderzoeken. De rechtbank heeft de procedure en de feiten uiteengezet, waarbij is vastgesteld dat verzoeker sub 4 tussen 2004 en 2007 sperma heeft gedoneerd en dat verzoekster sub 1 in 2006 een KID-behandeling heeft ondergaan. De rechtbank heeft de bezwaren van verweerster, die stelt dat verzoekers geen belang hebben bij het verzochte onderzoek, in overweging genomen. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht moet worden afgewezen, omdat de belangen van de vele andere patiënten die in het onderzoek betrokken zouden worden, zwaarder wegen dan de emotionele belangen van verzoekers. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij schade lijden die voor vergoeding in aanmerking komt, en dat het verzoek niet voldoende specifiek en ter zake dienend is. De rechtbank heeft ook het voorwaardelijke tegenverzoek van verweerster onbesproken gelaten en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.