Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Selamat Innovations B.V.,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 november 2016
- de akte houdende overlegging producties en wijziging van eis
- het (verkort) proces-verbaal van comparitie gehouden op 22 februari 2017.
2.De feiten
overboeking’.
3.Het geschil
4.De beoordeling
zijn idee in Selamat heeft ingebracht, onvoldoende om aan te nemen dat Selamat de rechtverkrijgende is van het model. Verder is gesteld noch gebleken dat (de curator namens) Selamat binnen de termijn van drie jaar na 25 oktober 2012 een vordering tot erkenning als rechtmatig houder heeft ingediend. De curator heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld op welke grond het modelrecht aan de vennootschap Selamat zou toekomen, zodat niet wordt toegekomen aan nadere bewijslevering. Gelet hierop zal het onder 1. gevorderde worden afgewezen.
er over het jaar 2013 geen administratie is gevoerd, hiermee ex art 2:248 lid 2 BW de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur is gegeven evenals het vermoeden dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, leidt niet tot een ander oordeel. Trint c.s. heeft gemotiveerd betwist dat er geen administratie was. De administratie van Selamat is aan de curator overhandigd en daaruit kunnen volgens Trint c.s. de rechten en verplichtingen van de vennootschap worden gehaald. Gezien deze gemotiveerde betwisting en het ontbreken van een nadere onderbouwing van deze stelling kan niet worden uitgegaan van het gegeven dat het bestuur niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen ex artikel 2:10 BW, zodat het bewijsvermoeden op grond van artikel 2:248 lid 2 BW niet opgaat. Er zijn voor het overige onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot de conclusie leiden dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Aan nadere bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. De alternatieve grondslag van zelfstandige aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (6:162 BW) treft een zelfde lot nu daar geen nadere toelichting op is gegeven.