ECLI:NL:RBGEL:2017:2867

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
05/880457-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en heling van mobiele telefoons

Op 26 mei 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige vrouw en een 28-jarige man. De vrouw werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor oplichting van Vodafone met betrekking tot 773 mobiele telefoons. De man kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor de heling van deze telefoons. De rechtbank sprak de man vrij van witwassen. De zaak kwam aan het licht toen de vrouw, die telefoons had besteld onder valse namen en adressen, niet in staat bleek de abonnementskosten te betalen. De man, eigenaar van een telefoonwinkel, had een aantal van deze telefoons ingekocht. De rechtbank oordeelde dat de man wist dat de telefoons uit misdrijf afkomstig waren, gezien het grote aantal telefoons dat hij van de vrouw had gekocht en het feit dat hij deze niet registreerde in het opkoopregister. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van gewoonteheling. De verdediging voerde aan dat de man niet op de hoogte was van de criminele herkomst van de telefoons, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank legde een hogere straf op dan geëist door de officier van justitie, omdat de man als professional had gehandeld en de oplichting had gestimuleerd door de telefoons te kopen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880457-16
Datum uitspraak : 26 mei 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats]
raadsman: mr. E. Luijendijk, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 mei 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de pleegperiode van 1 april 2015
tot en met 5 april 2016, in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s), (in totaal) 885, althans een (groot) aantal mobiele telefoon(s) verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen (telkens) wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
hij op of omstreeks 5 april 2016, te Nijmegen, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten Euro 19.950,--, althans enig geldbedrag, de
werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld
wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten die Euro 19.950,--, althans
enig geldbedrag, was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te
weten die Euro 19.950,--, althans enig geldbedrag, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van oplichting ten aanzien van 885 telefoons. [naam 1] heeft deze telefoons met bijbehorende abonnementen besteld onder verschillende namen, adressen en identiteitsnummers. [naam 1] heeft deze abonnementen niet betaald. [2] Verdachte is eigenaar van de telefoonwinkel [naam 2] gelegen aan de [adres 2] en heeft een aantal van deze telefoons van [naam 1] ingekocht. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)heling van 885 telefoons, niet van het medeplegen daarvan
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrij te spreken. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte volgens zijn eigen administratie 135 telefoons heeft gekocht van [naam 1] . Enkel 88 telefoons zijn te herleiden naar de winkel van verdachte. Uit de whatsapp-berichten volgt niet dat alle telefoons waarover is gesproken, ook daadwerkelijk zijn gekocht door verdachte. Tevens kan niet worden uitgesloten dat de telefoons aan een andere winkel zijn verkocht. Daarnaast had verdachte geen wetenschap van het feit dat de telefoons uit misdrijf afkomstig waren. [naam 1] was voor verdachte een bekende en stond niet bekend als iemand die zich met criminele praktijken bezig hield. Daarnaast wist verdachte niet van de onbetaald gebleven rekeningen van [naam 1] en ging hij er van uit dat [naam 1] de rechtmatige eigenaar was. Bovendien heeft verdachte de telefoons gecontroleerd op de website stopheling.nl en heeft verdachte daarmee naar zijn mening voldaan aan zijn verplichting tot verificatie. Verdachte heeft de telefoons voor een normale inkoopprijs gekocht en daarvan een administratie bijgehouden.
Beoordeling door de rechtbank
[naam 1] heeft 885 telefoons gekocht onder een andere naam, adres en identiteitsnummer. Zij heeft de abonnementskosten van de telefoons niet betaald en wist dat zij die kosten ook niet zou kunnen betalen. De bijgeleverde simkaarten heeft zij merendeels weggegooid en de telefoons heeft zij meteen doorverkocht aan verdachte. [4] De rechtbank leidt hieruit af dat [naam 1] ook niet de intentie had om alle verschuldigde kosten te voldoen op het moment dat zij de telefoons bestelde. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de telefoons dan ook afkomstig uit misdrijf, namelijk oplichting.
De vraag die de rechtbank eerst dient te beantwoorden is of verdachte alle 885 telefoons van [naam 1] heeft gekocht. Verdachte heeft verklaard slechts 135 toestellen van [naam 1] te hebben gekocht.
[naam 1] heeft verklaard alle door haar ontvangen telefoons te hebben doorverkocht aan “ [verdachte 1] ” in de winkel in de [adres 2] [rb: waarmee verdachte wordt bedoeld]. [5] Op de telefoon van verdachte zijn whatsapp-gesprekken gevonden met [naam 1] . In deze whatsapp-gesprekken is over in totaal 738 telefoons gesproken waarbij wekelijks en soms dagelijks wordt gesproken over een prijs, merk, type en aantallen. Dit betreffen gesprekken in de periode van 18 juni 2015 tot en met 20 januari 2016. [6]
De rechtbank maakt uit de whatsapp-gesprekken op dat over een aanzienlijk groter aantal telefoons wordt gesproken dan verdachte heeft verklaard te hebben ingekocht. Gelet op de verklaring van [naam 1] dat zij alle telefoons (885) heeft verkocht aan verdachte en de
whatsapp-berichten waarin over in totaal 738 telefoons wordt gesproken, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan deze verklaring van [naam 1] .
De verklaring van verdachte dat hij volgens zijn administratie 135 telefoons heeft gekocht, acht de rechtbank onaannemelijk. Hierbij merkt de rechtbank op dat van de gekochte telefoons door verdachte slechts 40 telefoons zijn geregistreerd in het opkoopregister. [7] Dit dient altijd te gebeuren door professionele inkopers bij de aankoop van een tweedehandstelefoon. Verdachte heeft daarmee laten zien niet al te nauwkeurig om te gaan met zijn administratie. Hij heeft ter zitting ook erkend dat zijn administratie niet altijd klopt. Bovendien heeft [naam 1] verklaard dat verdachte haar heeft verteld de telefoons niet te zullen inboeken en niet op te nemen in het register. [8]
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte alle 885 telefoons van [naam 1] heeft gekocht.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte wist dat deze telefoons uit misdrijf afkomstig waren.
Verdachte heeft 885 nieuwe telefoons van [naam 1] gekocht. [naam 1] is een particulier (althans op het gebied van de handel in telefoons e.d.). Het verkopen van een dergelijk groot aantal telefoons moet bij verdachte, als professioneel inkoper, vragen oproepen. Met name nu het een feit van algemene bekendheid is dat telefoons vaak worden gekocht in combinatie met een 1- of 2-jaars abonnement dat maandelijks betaald dient te worden. Het is naar het oordeel van de rechtbank voor een particulier met een modaal inkomen onmogelijk om maandelijks 885 abonnementen te betalen. Verdachte moet dan ook hebben geweten dat [naam 1] deze telefoons niet kon afbetalen. Daarnaast heeft [naam 1] verklaard dat verdachte, toen zij hem vertelde te willen stoppen met het bestellen en doorverkopen van telefoons, zei dat zij zich niet in gevaar bracht als ze zou bestellen via de website [naam 3] . Op de vraag of verdachte wist dat zij de telefoons op deze manier kreeg alleen maar om ze aan hem door te verkopen, heeft zij verklaard: ja dat klopt. [9]
Verdachte heeft van deze gekochte telefoons 40 telefoons geregistreerd in het opkoopregister. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte dus 815 telefoons niet in het opkoopregister heeft geregistreerd. Verdachte heeft gezegd dat dit een slordigheid was. Die verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op het feit dat bijna geen enkele telefoon geregistreerd is. Dit in combinatie met het feit dat verdachte in een periode van 10 maanden 885 nieuwe telefoons heeft gekocht van een particulier waarvan verdachte moet hebben geweten dat [naam 1] deze abonnementen niet kon betalen – en daarmee dus de telefoons niet rechtmatig onder zich had – maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte bewust deze telefoons niet heeft geregistreerd omdat hij wist dat de telefoons uit misdrijf afkomstig waren toen hij de telefoons van [naam 1] kocht.
De verklaring van verdachte dat hij de telefoons heeft gecontroleerd bij de website stopheling.nl acht de rechtbank niet afdoende en bovendien ongeloofwaardig nu verdachte wist dat de telefoons uit misdrijf afkomstig waren. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het nieuwe telefoons betreft die bij abonnementen horen. [naam 1] verkocht deze telefoons direct toen zij de telefoons had ontvangen van de provider. De provider zal de oplichting doorgaans pas opmerken als de abonnementen gedurende enige tijd niet betaald worden, hetgeen dus veel later is dan het moment waarop de telefoon wordt verkocht. De telefoons hadden dan ook op het moment van de inkoop niet geregistreerd kunnen staan in een helingregister.
Nu het kopen van deze telefoons wekelijks en soms dagelijks heeft plaatsgevonden, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van gewoonteheling en acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van medeplegen. De rechtbank zal verdachte van dat deel van het tenlastegelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De opbrengst van de in- en verkoop van de telefoons kan aan het bij verdachte aangetroffen geld worden gelinkt en betreft daarmee opbrengsten uit eigen misdrijf. Daarnaast blijkt ook niet uit welke legale winsten de geldbedragen te verklaren zijn. Verdachte heeft de geldbedragen in een tas in zijn kelder gestopt en daarmee de herkomst verhuld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken.
Beoordeling door de rechtbank
Op te kunnen spreken van witwassen moet verdachte – kort gezegd – een voorwerp dat uit misdrijf afkomstig is, voorhanden hebben, verbergen of verhullen. Met betrekking tot verdachte acht de rechtbank, als hiervoor overwogen, bewezen dat hij heeft gehandeld in illegaal verkregen telefoons. Ten aanzien van een voorwerp uit
eigenmisdrijf is echter het enkele verwerven of voorhanden hebben onvoldoende. De verdachte moet gedragingen hebben verricht die zijn gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst, in dit geval van geld.
In de winkel van verdachte is in de kelder een tas gevonden met € 19.950,- contant geld. De kelder wordt gebruikt als magazijn waarin spullen liggen opgeslagen. De (doorzichtige) tas met geld lag op een kast in een bak. De rechtbank is van oordeel dat hieruit niet zonder meer kan worden afgeleid dat sprake is van gedragingen die zijn gericht op het verbergen of verhullen van de daadwerkelijke criminele herkomst van het geld. Vgl. HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1237; HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3618; HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:553. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde pleegperiode van 1 april 2015
tot en met 5 april 2016, in de gemeente Nijmegen,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte
en/of zijn mededader(s), (in totaal) 885,
althans een (groot) aantalmobiele telefoon(s) verworven, voorhanden gehad en
/ofovergedragen, terwijl hij
en/of zijnmededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen (telkens) wist
(en)dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Gewoonteheling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een voorwaardelijk werkstraf of een geldboete op te leggen. Dit is conform de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de jurisprudentie. Daarnaast is geen sprake van recidive. Verdachte onderhoudt zijn familie met de opbrengsten uit zijn winkel. Daarnaast is verdachte verantwoordelijk voor het management van de winkel. Dat kan hij niet aan een ander overlaten. Tot slot heeft verdachte door het strafrechtelijke onderzoek vaste klanten verloren en heeft het imago van zijn winkel een flinke deuk opgelopen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 12 januari 2017.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een telefoonwinkel waarbij hij onder andere telefoons inkoopt en weer verkoopt. Hij heeft echter niet alleen reguliere (niet crimineel verkregen) telefoons verhandeld, maar ook heeft ook 885 telefoons gekocht terwijl hij wist dat de verkoper de abonnementen – en daarmee de telefoons – niet kon betalen en niet heeft betaald en dat deze dus uit misdrijf afkomstig waren. Dit heeft gedurende een periode van ongeveer 10 maanden plaatsgevonden. Deze telefoons heeft hij vervolgens weer verkocht en daarmee heeft hij winst gemaakt. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij – als professional – telefoons inkoopt waarvan hij weet dat ze uit criminele activiteiten afkomstig zijn waardoor deze criminele activiteiten in stand worden gehouden. Juist van een professionele verkoper wordt verwacht een eerlijke handel te drijven en te voorkomen om telefoons uit misdrijf in te kopen en verder in omloop te brengen. Verdachte heeft bovendien de oplichting door [naam 1] gestimuleerd: zonder heler, geen steler. [naam 1] bleef steeds de door haar bestelde telefoons naar de winkel brengen en verdachte heeft keer op keer deze telefoons van haar gekocht en ook gevraagd om nieuwe telefoons. Verdachte heeft puur gehandeld vanuit zijn eigen geldelijk gewin zonder zich ook maar op enig moment te bekommeren om de problemen waarin de vrouw zichzelf bracht, namelijk de schulden van de abonnementen en de eventuele schadeclaim van de leverancier. De verkoper heeft op deze wijze gemakkelijk geld verdiend en [naam 1] het vuile werk laten doen. Verdachte heeft daarbij ook nog zeer berekenend gehandeld door deze telefoons niet te registeren in zijn eigen administratie en in het opkoopregister.
Gelet op de ernst van het feit, is naar het oordeel van de rechtbank enkel een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend. Deze straf is hoger dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank rekent het verdachte echter zwaar aan dat hij als professional de fraudeleuze telefoons heeft ingekocht en daarbij een ander de schulden op zich heeft laten nemen. Gelet hierop zal de rechtbank aan verdachte ook een hogere straf opleggen dan aan zijn medeverdachte wordt opgelegd. Nu verdachte meerdere telefoonwinkels heeft en daarmee voortdurend met de inkoop van telefoons te maken heeft, acht de rechtbank een stok achter de deur noodzakelijk om te voorkomen dat verdachte nogmaals dergelijke strafbare feiten zal plegen. De rechtbank zal dan ook een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Een geheel voorwaardelijke werkstraf of een geldboete zoals verzocht door de raadsman doet naar het oordeel van de rechtbank absoluut geen recht aan de ernst van de feiten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 417 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. R.G.J. Welbergen en
mr. M.A. Bijl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 mei 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, team Financiële Opsporing, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016036761, gesloten op 22 juli 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [naam 4] namens [slachtoffer] , p. 17-18.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
4.Proces-verbaal van verhoor van [naam 1] , p. 204-205.
5.Proces-verbaal van verhoor [naam 1] , p. 216.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 183-185.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 109-110.
8.Proces-verbaal van verhoor van [naam 1] , p. 216.
9.Proces-verbaal van verhoor van [naam 1] , p. 215