In deze zaak vorderde N.V. Nuon Sales (hierna: Nuon) in kort geding een verbod op Allego B.V. (hierna: Allego) en Alliander N.V. (hierna: Alliander) om zich te verbinden tot de exploitatie van laadobjecten voor elektrisch vervoer, waaronder de levering van elektriciteit. Nuon stelde dat Allego, als dochteronderneming van netbeheerder Alliander, zich op de energiemarkt begaf door laadpalen aan te bieden en elektriciteit te leveren, wat in strijd zou zijn met het groepsverbod van artikel 10b van de Elektriciteitswet 1998 en het verbod op nevenactiviteiten van artikel 17 leden 2 en 3 van dezelfde wet. De voorzieningenrechter oordeelde dat Allego zich niet mag presenteren als leverancier van elektriciteit en dat zij niet zelf verplichtingen mag aangaan met betrekking tot de levering van elektriciteit aan overheden. De rechter stelde vast dat Allego, ondanks haar samenwerking met Vandebron voor de levering van elektriciteit, nog steeds verantwoordelijk blijft voor de exploitatie van laadpalen en dat dit een onrechtmatige concurrentiepositie kan creëren ten opzichte van andere aanbieders op de energiemarkt. De rechter verbood Allego om aanbiedingen te doen aan overheden waarbij zij zich verbindt tot de levering van elektriciteit en legde een dwangsom op voor iedere overtreding van dit verbod. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.