ECLI:NL:RBGEL:2016:4960

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6176
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging uitkering op basis van de Wet WIA en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en verweerder over de beëindiging van de uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres, die eerder als verkoopmedewerkster werkte, was sinds 2006 arbeidsongeschikt door psychische klachten en ontving sinds 2008 een WIA-uitkering. Verweerder heeft op 20 januari 2015 besloten om de uitkering van eiseres per 21 maart 2015 te beëindigen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd na bezwaar door verweerder gehandhaafd.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar psychische klachten en dat de medische beoordeling niet zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat de klachten van eiseres op een deugdelijke wijze zijn betrokken bij de beoordeling. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat er een discrepantie is tussen de vastgestelde belastbaarheid van eiseres en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), met name op het onderdeel frequent buigen tijdens het werk. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het bestreden besluit op een onjuiste medische grondslag berust.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, met griffier J. de Graaf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/6176

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.L. Crutzen),
en
[verweerder]te [plaats], verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres met ingang van 21 maart 2015 (hierna: datum in geding) beëindigd.
Bij besluit van 8 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. G.A. Tellinga.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is werkzaam geweest als verkoopmedewerkster bij [bedrijf] voor 32 uur per week. Voor dit werk is zij op 14 augustus 2006 uitgevallen vanwege psychische klachten. Met ingang van 1 september 2008 is haar een uitkering ingevolge de Wet WIA toegekend. Verweerder heeft een herbeoordeling verricht, hetgeen heeft geleid tot het primaire besluit.
2. Verweerder heeft de beëindiging van de uitkering gebaseerd op de vaststelling dat eiseres op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hieraan ligt een medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag.
3. Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de arts J.D.H. de Vries (en akkoord bevonden door verzekeringsarts W. Westerbeek) van 18 december 2014 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep J. Kuckelkorn van 7 augustus 2015. De voor eiser vastgestelde medische belastbaarheid is verwoord in de zogenaamde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 januari 2015.
4. Eiseres vecht in beroep de medische grondslag van het bestreden besluit aan en stelt hiertoe het volgende. Volgens haar heeft verweerder er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat zij psychisch niet in staat is haar dagelijkse werkzaamheden thuis te combineren met werkzaamheden in dienstbetrekking. Voorts wijst zij er op dat Ausems en Kerkvliet, in opdracht van de gemeente [woonplaats], heeft beoordeeld of zij werkzaamheden kan verrichten. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat zij niet bemiddelbaar is naar werk. Daarnaast heeft eiseres momenteel schouderpijn en slikt zij medicijnen voor haar depressie. Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte in de FML in het geheel geen rekening gehouden met haar psychische klachten.
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten hoofdpijn, nek-, schouder-, rug- en beenklachten, niet tegen stress kunnen, onzeker zijn en een sombere stemming, zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector, te weten een brief van huisarts [huisarts] van 6 juli 2015. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres hebben gemist.
6.1
De rechtbank is voorts van oordeel dat de medische belastbaarheid van eiseres op de datum in geding in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. Het beroep van eiseres geeft geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen.
6.2
Met betrekking tot de grond van eiseres dat verweerder er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat zij psychisch niet in staat is haar dagelijkse werkzaamheden thuis te combineren met werkzaamheden in dienstbetrekking overweegt de rechtbank als volgt.
Het gaat om de vraag of bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid de (psychische) belasting die voortvloeit uit de verzorging van kinderen en het verrichten van huishoudelijke taken, buiten beschouwing moet worden gelaten. Bij de beantwoording van die vraag dient te worden vooropgesteld dat in de diverse arbeidsongeschiktheidswetten, onder meer in de artikelen 1, 4 en 5 van de Wet WIA, als arbeidsongeschikt – kort gezegd – wordt omschreven degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling niet in staat is met arbeid te verdienen hetgeen gezonde soortgelijke personen met arbeid gewoonlijk verdienen. Blijkens deze strikte formulering strekt de wet ertoe andere factoren dan ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling die eveneens afbreuk doen aan de mogelijkheden van een niet gezonde verzekerde om een inkomen te verdienen, niet onder het risico van de arbeidsongeschiktheidsverzekering te doen vallen. Hieruit vloeit dan ook voort dat het bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid gaat om de vraag of een verzekerde nog in staat is inkomensvormende arbeid te verrichten, indien die verzekerde geen huishoudelijke taken en de zorg voor kinderen zou hebben. Voor zover de mogelijkheid om werkzaamheden in loondienst te verrichten door deze gezinstaken en de daarmee samenhangende belasting is beperkt, dient die beperking om arbeid te verrichten aan de uitoefening van die gezinstaak te worden toegeschreven en kan deze niet als een
rechtstreeksgevolg van ziekte of gebrek worden beschouwd zoals de wet vereist. Dit uitgangspunt is neergelegd in vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (onder meer de uitspraak van 20 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1896). Deze beroepsgrond slaagt derhalve niet.
6.3
De grond van eiseres dat Ausems en Kerkvliet heeft vastgesteld dat zij niet bemiddelbaar is naar werk kan, eveneens op grond van vaste rechtspraak (onder meer de uitspraak van de CRvB van 31 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3554), evenmin slagen. Onder verwijzing naar deze rechtspraak wijst de rechtbank er op dat het rapport van Ausems en Kerkvliet van 16 februari 2015 is opgemaakt in het kader van de Participatiewet (PW) en het beoordelingskader van de PW een ander is dan het beoordelingskader van de Wet WIA.
6.4
Eiseres stelt dat verweerder in de FML in het geheel geen rekening heeft gehouden met haar psychische klachten. De rechtbank kan deze grond niet onderschrijven en wijst er op dat in de FML beperkingen zijn opgenomen in de rubrieken 1 (persoonlijk functioneren), 2 (sociaal functioneren) en 6 (werktijden). Voor zover eiseres bedoelt te betogen dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische beperkingen merkt de rechtbank op dat eiseres haar standpunt niet heeft onderbouwd met nieuwe, op de datum in geding betrekking hebbende medische informatie. Dit geldt evenzeer voor de door haar in beroep benoemde fysieke klachten.
7. Eiseres moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de rapporten van de (verzekerings)artsen. De rechtbank wijst echter op het volgende. De Vries schrijft in zijn rapport dat eiseres beperkt is voor frequent buigen tijdens het werk. De rechtbank stelt vast dat op het onderdeel frequent buigen tijdens het werk (4.11 van de FML) in de FML van 14 januari 2015 geen beperking is aangenomen. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat in de FML geen beperking is opgenomen op onderdeel 4.11. Toch is de FML volgens verweerder in overeenstemming met de belastbaarheid van eiseres, omdat va b&b Kuckelkorn in zijn rapport van 7 augustus 2015 geen beperking vermeldt op het onderdeel frequent buigen tijdens het werk. De rechtbank leest dit echter niet in het rapport van Kuckelkorn. Kuckelkorn schrijft dat eiseres niet frequent moet reiken, buigen en zware voorwerpen hanteren. In de FML is een beperking aangenomen voor frequent reiken tijdens het werk (4.9) en frequent zware lasten hanteren tijdens het werk (4.16), maar niet voor frequent buigen tijdens het werk. Dit laatste is niet in lijn met hetgeen Kuckelkorn schrijft en komt bovendien niet overeen met de letterlijk door De Vries genoemde beperking voor frequent buigen tijdens het werk. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat de FML geen juiste weergave biedt van de door de (verzekerings)artsen vastgestelde belastbaarheid. Het bestreden besluit berust aldus op een onjuiste medische grondslag. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt omdat het in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag geplaatst of er aanleiding is de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. Daartoe wordt als volgt overwogen.
8. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige R.J. Nitert van 19 januari 2015 en van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ad b&b) E. Geurts van 7 september 2015. Eiseres wordt in staat geacht de volgende functies te verrichten: sbc-code 111331 (keukenhulp), sbc-code 111161 (medewerker kleding en textielreiniging) en sbc-code 111334 (huishoudelijk medewerker gebouwen). Verweerder heeft de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid gebaseerd op deze drie functies. Aanvullend heeft verweerder de volgende twee functies geduid: sbc-code 111174 (productiemedewerker papier, karton, drukkerij (eenvoudige machines bedienen)) en sbc-code 111180 (productiemedewerker (samenstellen van producten)).
9.1
De rechtbank is van oordeel dat ad b&b Geurts in haar rapport voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt, echter met uitzondering van de vastgestelde belastbaarheid op het onderdeel frequent buigen tijdens het werk, omdat eiseres op dit onderdeel (4.11) in de FML niet beperkt is bevonden. De rechtbank zal beoordelen of de belasting in de geduide functies op het onderdeel 4.11 overeenkomt met de voor eiseres vastgestelde belastbaarheid.
9.2
In de FML is eiseres beperkt op het onderdeel buigen (4.10). Deze beperking houdt in dat eiseres ongeveer 60 graden kan buigen (tas van de grond oppakken). Als toelichting heeft de verzekeringsarts gegeven: kan af en toe 90 graden buigen.
9.3
Een beperking op het onderdeel frequent buigen tijdens het werk (4.11) houdt in dat eiseres, zo nodig tijdens elk uur van de werkdag ongeveer 150 keer per uur kan buigen.
9.4
De rechtbank stelt, aan de hand van het resultaat functiebeoordeling, vast dat in de sbc-codes 111334 en 111174 een belasting op onderdeel 4.11 voor komt van maximaal 165 maal per uur buigen, dagelijks gedurende meer dan 4 werkuren. Zonder nadere toelichting is het niet duidelijk of deze belasting past binnen de door verweerder vastgestelde belastbaarheid. Nu deze nadere toelichting ontbreekt, zal de rechtbank deze functies verwerpen.
9.5
Bij de resterende sbc-codes 111331, 111161 en 111180 blijft de belasting op zowel de onderdelen 4.10 als 4.11 binnen de door verweerder vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank zal de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid dan ook baseren op de volgende sbc-codes:

Sbc-codeuurloonfactor

111331 (keukenhulp) € 11,76 1,0000
111161 (medewerker kleding en textielreiniging) € 11,19 1,0000
111180 (productiemedewerker (samenstellen van producten)) € 9,42 1,0000
Omdat zowel de mediane functie als de mediane loonwaarde van de geduide functies niet wijzigt (sbc-code 111161 met een uurloon van € 11,19) leidt dit niet tot een ander, voor eiseres gunstiger resultaat, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. De mate van arbeidsongeschiktheid blijft onveranderd 0,00%.
10. Onder verwijzing naar het onder 7. van deze uitspraak gegeven oordeel is het beroep gegrond. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank echter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
11. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, bestaat er aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 496 per punt). Tevens wordt bepaald dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992;
-gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 45 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van J. de Graaf, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.