Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek tot veroordeling van het Uwv tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die een WIA-uitkering aanvroeg, was van mening dat zij niet in staat was om haar werkzaamheden als productiemedewerkster in WSW-verband uit te voeren vanwege lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante per 18 februari 2012 weer geschikt was voor haar werkzaamheden, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellante voerde aan dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom haar klachten als niet-objectiveerbaar werden beschouwd en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellante geschikt was voor haar eigen werk. De Raad wees op de bevindingen van de verzekeringsarts, die had vastgesteld dat appellante lijdt aan een depressieve periode, maar dat zij met de juiste aanpassingen in haar werk in staat was om haar functie uit te oefenen. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere oordelen konden ondermijnen. De beroepsgrond van appellante dat haar klachten niet voldoende waren meegewogen, werd verworpen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet in strijd was met de relevante wetgeving en dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een deskundige.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier B. Rikhof, en werd openbaar uitgesproken op 31 oktober 2014.