15.2.Verweerder stelt dat, gelet op eerdere aankopen van verschillende motorboten, de ex-echtgenoot een bovengemiddelde belangstelling heeft voor snelle motorboten. De juridische eigendom van de boot berustte blijkens de registratie bij de ex-echtgenoot. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de economische eigendom bij de B.V. berustte. De betaling van de boot is door de B.V. verricht. Hiermee is de B.V. verarmd met een bedrag ter grootte van het aankoopbedrag van de boot. Zowel de B.V. als de aandeelhouder moeten zich daarvan redelijkerwijs bewust zijn geweest. De boot is op grond van louter privéoverwegingen van de ex-echtgenoot aangeschaft. Tijdens een hoorgesprek met de ex-echtgenoot heeft hij toegegeven dat de boot geen enkel zakelijk belang diende. Omdat de B.V. geen eigenaar was van de boot is de omstandigheid of er zakelijke onderhandelingen hebben plaatsgevonden op de boot niet bepalend voor de zakelijkheid van de uitgave voor de boot. De uitgave is verricht ter verwerving van een pleziervaartuig welke tot het vermogen van de ex-echtgenoot van de aandeelhouder ging behoren. Overigens acht verweerder, gelet op de aard en inrichting van de boot, het gestelde zakelijk gebruik ongeloofwaardig. De bij inruil gerealiseerde verkoopopbrengst van de boot is in 2011 door de aandeelhouder gestort in de vennootschap. Hiermee is rekening gehouden bij het berekenen van de uitdeling in het jaar 2011.
Beoordeling van het geschil
Is er sprake van een winstuitdeling?
16. Van een winstuitdeling is sprake als een vermogensverschuiving van de vennootschap naar de (middellijk) aandeelhouder plaatsvindt als gevolg waarvan aan het vermogen van de vennootschap enig geldbedrag of andere waarde, gedekt door de daarin aanwezige winst, ten gunste van de aandeelhouder wordt onttrokken. De omstandigheid dat de aandeelhouder die vermogensverschuiving aan een derde, die aan de aandeelhouder is gelieerd, ten goede laat komen, is daarbij niet van belang. Voor het aanwezig zijn van een uitdeling is noodzakelijk dat de vennootschap haar (middellijk) aandeelhouder als zodanig heeft willen bevoordelen en ook dat de aandeelhouder zich daarvan bewust is geweest of redelijkerwijs bewust had moeten zijn. Een dergelijke winstuitdeling behoort tot de reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 4.12, onderdeel a, van de Wet.
17. Het staat vast dat de boot in het onderhavige jaar door de B.V. is gekocht voor € 547.400 en dat kort daarna de boot op naam van de ex-echtgenoot van eiseres - als eigenaar - is geregistreerd zonder dat hij daarvoor enige vergoeding aan de B.V. heeft betaald. Evenmin is gesteld of gebleken dat de B.V. zich de economische eigendom heeft voorbehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake geweest van een vermogensverschuiving van de B.V. naar eiseres van € 547.400, heeft de B.V. eiseres willen bevoordelen en is eiseres zich daarvan bewust geweest. Eiseres heeft vervolgens het voordeel aan haar ex-echtgenoot doen toekomen. Dat de boot, naar eiseres stelt, vanuit praktisch oogpunt op naam van de ex-echtgenoot is geregistreerd en dat de boot ook zakelijk werd gebruikt, maakt niet dat geen sprake is van een uitdeling. Dat de boot in het jaar 2011 weer is verkocht en dat de opbrengst, naar eiseres stelt, ten goede van de B.V. is gekomen, maakt dit evenmin anders.
Toerekening van 50% van de winstuitdeling van € 547.400 aan eiseres
18. Eiseres was in het onderhavige jaar (enig) aanmerkelijkbelanghouder van de aandelen in de B.V. Eiseres en haar ex-echtgenoot waren het gehele jaar 2010 partner van elkaar als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet. Volgens artikel 2.17, derde lid, van de Wet wordt een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel geacht bij de belastingplichtige en zijn partner voor de helft op te komen. Volgens artikel 2.17, vierde lid, van de Wet kan de voor een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel tot stand gekomen onderlinge verhouding door de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk worden gewijzigd tot het moment waarop de aanslag van de belastingplichtige en zijn partner, onherroepelijk vaststaan.
19. Verweerder heeft het voornemen gehad de correctie in eerste instantie aan zowel eiseres als haar ex-echtgenoot, ieder voor de helft, toe te rekenen. Vervolgens heeft verweerder ervoor gekozen de gehele correctie aan de ex-echtgenoot toe te rekenen. Uiteindelijk heeft verweerder besloten de correctie alsnog aan zowel eiseres als haar ex-echtgenoot, ieder voor de helft, toe te rekenen. Hiertoe was verweerder op basis van de Wet bevoegd. Eiseres en haar ex-echtgenoot hebben, totdat zij de in 12 hiervoor vermelde brief verstuurden, de tot stand gekomen onderlinge verhouding als bedoeld in artikel 2.17, vierde lid, van de Wet niet gewijzigd. Het niet reageren op de in 6 hiervoor vermelde brief is naar het oordeel van de rechtbank geen wijziging als bedoeld in artikel 2.17, vierde lid, van de Wet.
20. Volgens artikel 23 van de Faillissementswet verliest de schuldenaar door de faillietverklaring van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behorend vermogen, te rekenen van de dag waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag daaronder begrepen. Voor verbintenissen van de schuldenaar, na de faillietverklaring ontstaan, is de boedel niet aansprakelijk dan voor zover deze ten gevolge daarvan is gebaat (artikel 24 van de Faillissementswet). Nu de door de ex-echtgenoot gemaakte keuze om de gehele correctie bij hem in aanmerking te nemen ten gevolg zou hebben dat aan hem een navorderingsaanslag zou worden opgelegd die de boedel zou benadelen, was hij naar het oordeel van de rechtbank niet (meer) bevoegd die keuze zelf te maken. Nu vaststaat dat de curator - als degene die wel bevoegd was een dergelijke keuze te maken - heeft verklaard niet akkoord te gaan met de volledige toerekening van de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen aan de ex-echtgenoot, kan niet worden geoordeeld dat een gezamenlijke keuze gemaakt is en worden de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen geacht bij ieder voor de helft op te komen.
Schending van het vertrouwensbeginsel, het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidbeginsel?
21. Naar het oordeel van de rechtbank mocht eiseres er niet op vertrouwen dat de gehele correctie bij ex-echtgenoot in aanmerking zou worden genomen en dat bij eiseres geen correctie in aanmerking zou worden genomen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat verweerder onweersproken heeft verklaard dat er sprake is geweest van uitvoerig overleg tussen partijen met als doel er in den minne uit te komen maar dat, toen bleek dat sprake was van een faillissement, dit niet lukte en dat de gesprekken vervolgens zijn beëindigd. Vanaf het moment dat partijen in gesprek waren over hoe een en ander met betrekking tot de correctie(s) opgelost kon worden, kon eiseres aan de in 6 hiervoor vermelde brief en aanslag niet meer het vertrouwen ontlenen dat de correctie definitief aan haar ex-echtgenoot zou worden toegerekend.
22. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden. De stelling dat de correctie in de aanslag niet is gemotiveerd, kan niet leiden tot vernietiging van de aanslag.
23. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.