In deze zaak verzoekt de werkgever, een besloten vennootschap, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer op basis van artikel 7:671b lid 1 sub a BW juncto artikel 7:669 lid 3 sub e of g BW. De werkgever stelt dat de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld door twee mobiele telefoons aan te nemen zonder de gebruikelijke procedures te volgen, wat heeft geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer, die sinds 1988 in dienst is, heeft tijdens de procedure erkend dat hij fout heeft gehandeld, maar betwist dat dit voldoende is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt dat hoewel de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld, dit niet zo ernstig is dat de arbeidsovereenkomst niet kan voortduren. De kantonrechter wijst het verzoek van de werkgever af op de primaire grond, maar oordeelt dat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam is verstoord, waardoor het ontbindingsverzoek op de subsidiaire grond wordt toegewezen. De werknemer krijgt recht op een transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 90.000,- vanwege het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, die de werknemer niet de kans heeft gegeven om het geschonden vertrouwen te herstellen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 juli 2016.