In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter S. Kuypers van de Rechtbank Gelderland, stond de verdachte, een moeder, terecht voor het niet inschrijven van haar minderjarige kind op school, in strijd met de Leerplichtwet 1969. De verdachte had aangevoerd dat zij overwegende bedenkingen had tegen de richting van het onderwijs op de beschikbare scholen in haar omgeving, gebaseerd op haar humanistische levensovertuiging. De zaak werd behandeld op 6 november 2015, waarbij de verdachte en haar gemachtigde, dhr. Drs. P.J. Zuidam, aanwezig waren. De leerplichtambtenaar van de gemeente Nijmegen, mw. H.E.M. Maassen, was ook aanwezig.
De kantonrechter oordeelde dat de verdachte niet voldoende geconcretiseerde en herkenbare bedenkingen had geuit tegen de richting van de bestaande onderwijsinstellingen. De kantonrechter stelde vast dat het minderjarige kind niet ingeschreven was op een school, wat leidde tot een redelijk vermoeden van schuld. De officier van justitie verzocht om de verdachte te veroordelen, en de kantonrechter oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De kantonrechter verwierp de verweren van de verdachte en concludeerde dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan.
De kantonrechter legde een geldboete op van € 600, waarvan € 300 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De beslissing was gebaseerd op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en relevante bepalingen van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak vond plaats op 20 november 2015.