ECLI:NL:RBGEL:2015:6396

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
C/05/289151 KZ RK 15-350
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van wrakingsverzoek wegens te late indiening

Op 1 oktober 2015 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekers A en B. Dit verzoek was ingediend tegen mr. W.M. Eijkelestam, kantonrechter-plaatsvervanger, en betrof een bewindprocedure waarin verzoekers als rechthebbenden optraden. Verzoekers stelden dat de kantonrechter hen niet in staat had gesteld zich adequaat te verweren tijdens de zitting van 28 augustus 2015, omdat zij de uitnodiging voor deze zitting pas kort voor de datum hadden ontvangen en hun verzoeken om uitstel niet waren gehonoreerd. De kantonrechter had op 28 augustus 2015 mondeling uitspraak gedaan over het ontslagverzoek van de bewindvoerder, wat verzoekers niet wisten. Het wrakingsverzoek werd op 30 augustus 2015 ingediend, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek te laat was, aangezien de uitspraak al had plaatsgevonden. De wrakingskamer verklaarde verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: C/05/289151 KZ RK 15-350
Beslissing van 1 oktober 2015 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Gelderland op het verzoek van:
[verzoeker A]en
[verzoekster B],
beiden wonende te [plaats] ,
verzoekers tot wraking, hierna te noemen: verzoekers,
strekkende tot wraking van:
mr. W.M. Eijkelestam,
kantonrechter-plaatsvervanger in deze rechtbank, hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Bij e-mailbericht van 30 augustus 2015 hebben verzoekers in de bewindprocedure tussen verzoekers als rechthebbenden enerzijds en [bewindvoerder] (hierna: [bewindvoerder] ), als bewindvoerder anderzijds (met procedurenummers 4387513 BM VERZ 15-5082 en 4387518 BM VERZ 15-5083) een verzoek tot wraking ingediend tegen de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft op 9 september 2015 schriftelijk verweer gevoerd tegen het tegen hem gerichte verzoek tot wraking en aangegeven dat hij niet ter zitting van de wrakingskamer zal verschijnen.
1.3.
Het verzoek tot wraking van de kantonrechter is behandeld ter zitting van 28 september 2015. Daarbij zijn verzoekers verschenen. Zoals aangekondigd is de kantonrechter daarbij niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek en het standpunt van de kantonrechter

2.1.
Verzoekers hebben samengevat aan hun wraking ten grondslag gelegd dat de kantonrechter het hen onmogelijk heeft gemaakt om zich ter zitting te kunnen verweren tegen de stellingen van [bewindvoerder] . Zij stellen de uitnodiging voor de zitting op 28 augustus 2015 pas op 25 augustus 2015 te hebben ontvangen. Op vier verzoeken om uitstel van de zitting is niet gereageerd en op het vijfde verzoek om uitstel is erg laat, pas de dag van de zitting, gereageerd met de mededeling dat de zitting gewoon doorgang zal vinden, terwijl de woordvoerder van verzoekers ziek was en het voor één van verzoekers ( [verzoeker A] ) door hartproblemen niet mogelijk was om zelfstandig naar de rechtbank in Zutphen te reizen. Verzoekers stellen voorts dat op 28 augustus 2015 beloofd was dat teruggebeld zou worden door een griffiemedewerker maar dat dat niet is gebeurd.
Daarnaast bevreemdt het verzoekers dat zij al op 24 april 2015 een verzoek hebben gedaan tot ontslag van [bewindvoerder] als bewindvoerder en dat zij daarover geen enkel bericht van de rechtbank hebben gekregen, terwijl na indiening van het verzoek om ontslag als bewindvoerder door [bewindvoerder] binnen een week een zitting is gepland.
Verzoekers stellen op grond van het voorgaande partijdigheid te ervaren.
Ter zitting hebben verzoekers hier nog aan toegevoegd dat zij het vreemd vinden dat het verweerschrift van de kantonrechter naar aanleiding van het wrakingsverzoek van 9 september 2015 is en dat zij op 10 september 2015 een beschikking kregen in de bewindprocedure. Zij hebben daardoor het gevoel dat de beschikking pas na het wrakingsverzoek is gegeven en dat dus op 28 augustus 2015 niet mondeling uitspraak is gedaan. Verzoekers stellen dat zij niet wisten dat er direct op de zitting uitspraak zou worden gedaan, dat er ook geen proces-verbaal van de zitting is gemaakt terwijl dat op grond van de wet wel zou moeten en dat zij op 4 september 2015 telefonisch contact met de rechtbank hebben gezocht, maar dat er toen nog geen uitspraak was.
2.2.
De kantonrechter heeft ten verwere aangevoerd dat het verzoek tot wraking te laat is ingediend omdat terstond na de mondelinge behandeling op 28 augustus 2015 uitspraak is gedaan op het ontslagverzoek van [bewindvoerder] als bewindvoerder. De kantonrechter wijst erop dat het verzoek tot ontslag een spoedeisende aangelegenheid was, dat om die reden de zitting op zo kort mogelijke termijn was gepland en snel handelen geïndiceerd was. Bij de beoordeling zijn de belangen van verzoekers niet in het gedrang gekomen. Zij krijgen de gelegenheid om – binnen een bepaalde tijd – zelf een andere bewindvoerder voor te stellen, aldus de kantonrechter.

3.Beoordeling

3.1.
De wrakingskamer ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verzoekers in hun verzoek tot wraking kunnen worden ontvangen.
3.2.
Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2010, LJN BJ 9926, is een wrakingsverzoek tijdig gedaan indien het voorafgaand aan de uitspraak bij het gerecht is ingekomen en wel op zodanig tijdstip dat de betrokken rechter(s) daarvan redelijkerwijs nog kennis kon(den) nemen.
3.3.
De wrakingskamer stelt op grond van de beslissing van 28 augustus 2015 en het verweer van de kantonrechter vast dat in de bewindprocedure op 28 augustus 2015 een zitting heeft plaatsgevonden en dat de kantonrechter direct, aan het einde van die zitting en dus op 28 augustus 2015, – mondeling – uitspraak heeft gedaan. De wrakingskamer heeft geen reden om aan deze gang van zaken te twijfelen. Gelet op de (schriftelijke uitwerking van deze) uitspraak (verzonden op 10 september 2015) heeft de kantonrechter de griffier daarbij gelast
“om, ter uitvoering van het hiervoor is overwogen, zo spoedig mogelijk een schrijven aan rechthebbenden(verzoekers in de wrakingszaak)
te doen uitgaan”.Nu het wrakingsverzoek bij e-mailbericht van 30 augustus 2015 is ingediend, is dit verzoek pas ingediend nadat de kantonrechter uitspraak had gedaan.
3.4.
Dat verzoekers niet wisten dat direct ter zitting uitspraak zou worden gedaan en tevergeefs om uitstel van de zitting hadden verzocht doet aan het voorgaande niet af. Dat één van verzoekers ( [verzoeker A] ) en/of een woordvoerder niet bij de zitting aanwezig kon zijn, betekent nog niet dat de andere verzoeker, [verzoekster B] , ook niet bij de zitting kon aanwezig kon zijn. Doordat zij er kennelijk voor heeft gekozen de zitting niet bij te wonen, wisten verzoekers niet dat direct ter zitting uitspraak is gedaan. Het stond de kantonrechter evenwel vrij om mondeling uitspraak te doen. Dat er (op dat moment) geen proces-verbaal van de zitting was, maakt dit niet anders. Als mondeling uitspraak wordt gedaan, dan wordt die uitspraak daarna schriftelijk uitgewerkt en aan partijen verzonden. De praktijk leert dat na de zitting enige tijd verstrijkt voordat partijen die schriftelijke uitwerking ontvangen. Zo is het niet ongebruikelijk dat, zoals in de onderhavige bewindzaak het geval was, bijna twee weken zijn verstreken voordat de uitspraak schriftelijk was uitgewerkt en aan verzoekers was verzonden. De stelling van verzoekers dat zij op 4 september 2015 telefonisch van de rechtbank hadden vernomen dat er nog geen uitspraak was, maakt dit niet anders. Dat er op 4 september 2015 nog geen schriftelijke uitspraak was, doet niet af aan het feit dat er op 28 augustus 2015 door de mondelinge uitspraak een einde is gekomen aan de onderhavige bewindprocedure op grond van artikel 1:448 (lid 2) Burgerlijk Wetboek bij de kantonrechter. De kantonrechter heeft immers een eindbeslissing genomen op het ontslagverzoek dat door de bewindvoerder was gedaan.
3.5.
Op grond van al het voorgaande is de slotsom dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend. Verzoekers zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek tot wraking. Wat door verzoekers meer of anders is aangevoerd, kan niet leiden tot een ander oordeel en wordt daarom niet verder besproken.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun wrakingsverzoek van 30 augustus 2015;
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mrs. K.H.A. Heenk en M.P.C.J. van Bavel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Oostveen-Out, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2015.
Griffier Voorzitter