ECLI:NL:RBGEL:2015:2983

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 mei 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 7125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en boete

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 mei 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar van eiseres, [X] B.V., tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting en een opgelegde boete. De naheffingsaanslag, die betrekking had op het tijdvak van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het bezwaar werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard op 26 september 2014. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank op 6 oktober 2014.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de aanslag op de juiste wijze was bekendgemaakt aan het vestigingsadres van eiseres, zoals geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Eiseres stelde dat de aanslag niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt, omdat deze naar een onjuist adres was verzonden. De rechtbank oordeelde echter dat het vestigingsadres, dat in het handelsregister stond vermeld, correct was en dat de belastingdienst geen fout had gemaakt in de adressering.

De rechtbank concludeerde dat de termijn voor het indienen van bezwaar was aangevangen op de dag na de dagtekening van de aanslag. Aangezien het bezwaarschrift van eiseres pas na het verstrijken van de wettelijke termijn was ingediend, was het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 14/7125

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 7 mei 2015

in de zaak tussen

[X] B.V., te [Z], eiseres

(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Apeldoorn, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000].F.01.1502) omzetbelasting opgelegd van € 44.122, alsmede bij beschikking een boete van € 4.412. Tevens is bij beschikking € 1.860 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 september 2014 het bezwaarschrift
niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 6 oktober 2014, op dezelfde dag ontvangen door de rechtbank, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2015.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [A].
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten
1. Op 4 juni 2013 heeft een statutenwijziging plaatsgevonden, waarbij de naam van eiseres is gewijzigd in [X] BV.
2. Bij brief van 6 juni 2013 heeft de Kamer van Koophandel aan eiseres bericht, op het adres [A-straat 1] te [Q], dat zij de wijzigingen heeft verwerkt. Uit het bij die brief gevoegde bericht van registratie blijkt dat [X] BV als naam van eiseres is geregistreerd. Als (enige) adres van eiseres is vermeld [A-straat 1] te [Q].
3. Op 10 juni 2013 heeft verweerder de van de Kamer van Koophandel doorgekregen wijzigingen in het zogenoemde BVR-systeem verwerkt en heeft daarin als vestigingsadres van eiseres [A-straat 1] te [Q] opgenomen.
4. Op 19 juni 2013 heeft verweerder aan eiseres een controlerapport toegezonden, aan het adres [A-straat 2] te [Z].
5. Bij brief van 20 juni 2013 heeft de Kamer van Koophandel aan eiseres bericht, gebruikmakend van het adres [A-straat 2] te [Z], dat er wederom wijzigingen zijn ingeschreven. Blijkens het daarbij gevoegde bericht van registratie gaat het om het laten vervallen van de handelsnaam “[B] BV”. Als adres van eiseres staat op het bericht van registratie vermeld [A-straat 1] te [Q] en is als correspondentieadres [A-straat 2] te [Z] toegevoegd.
6. Met dagtekening 29 juli 2013 heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag omzetbelasting gezonden naar het adres [A-straat 1] te [Q].
7. Eiseres heeft bij brief van 12 september 2013, ontvangen door verweerder op 13 september 2013, bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Verweerder heeft het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Geschil
8. In geschil is of het bezwaar van eiseres door verweerder terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Voor het geval het bezwaar door verweerder ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, is in geschil of de naheffingsaanslag omzetbelasting, de boete en de heffingsrente terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
Beoordeling van het geschil
9. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aanslag als gevolg van het hanteren van een onjuist toezendadres door verweerder niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Hierdoor heeft zij de naheffingsaanslag niet tijdig ontvangen.
10. In zijn arrest van 5 maart 2004, nr. 39.245, ECLI:NL:HR:2004:AO5063, heeft de Hoge Raad als volgt overwogen:
“(…) Indien de bekendmaking van het aanslagbiljet geschiedt door toezending, kan in de regel ervan worden uitgegaan dat met de terpostbezorging van het aanslagbiljet de bekendmaking heeft plaatsgevonden. In een zodanig geval vangt ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de termijn voor het instellen van bezwaar aan met ingang van de dag na die van dagtekening van het aanslagbiljet, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van terpostbezorging. De evenvermelde regel lijdt echter uitzondering indien de zending de belastingschuldige niet heeft bereikt en zulks het gevolg is van een fout van de belastingdienst (bijvoorbeeld een verkeerde adressering die aan de belastingdienst is te verwijten). In een zodanig geval kan niet worden gezegd dat bekendmaking van de aanslag op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden. (…)”
11. Uit dit arrest van de Hoge Raad volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de bezwaartermijn aanvangt op de dag na de dagtekening indien de aanslag (1) uiterlijk op de dag van dagtekening ter post is bezorgd en (2) niet als gevolg van een fout van verweerder eiseres niet heeft bereikt.
12. Nu door eiseres niet is betwist dat de aanslag uiterlijk op de dag van dagtekening door verweerder ter post is aangeboden zal de rechtbank ervan uitgaan dat aan het hiervoor onder (1) genoemde vereiste van de terpostbezorging is voldaan.
13. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of het aan verweerder is te wijten dat eiseres de aanslag niet tijdig heeft ontvangen. Hierbij gaat het in het bijzonder om de vraag of verweerder de aanslag terecht aan het adres [A-straat 1] te [Q] heeft geadresseerd.
14. De rechtbank beantwoordt deze laatste vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt. Vaststaat dat het adres [A-straat 1] te [Q] is ingeschreven als het (vestigings)adres in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het vestigingsadres uit het handelsregister is overgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder bij de bekendmaking van de naheffingsaanslag gebruik maken van dit vestigingsadres. De omstandigheid dat op 20 juni 2013 in het handelsregister naast een vestigingsadres tevens een correspondentieadres is vermeld, maakt het voorgaande niet anders. Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat belastingaanslagen bekend worden gemaakt aan het adres met de hoogste prioriteit, zijnde het vestigingsadres. Een ander adres wordt voor de bekendmaking van belastingaanslagen alleen gebruikt op uitdrukkelijk verzoek van de belastingplichtige. Dit verzoek ontbreekt. Het voorgaande is door eiseres niet betwist.
15. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er voor verweerder geen aanleiding was om de naheffingsaanslag naar een ander adres te sturen dan het vestigingsadres van eiseres dat in het handelsregister stond geregistreerd. Voor zover eiseres heeft betoogd dat dit niet haar daadwerkelijke vestigingsadres is, dient dit voor haar rekening en risico te blijven. Vaststaat immers dat het adres [A-straat 1] te [Q] een aan eiseres gelieerd adres is dat als gevolg van een door eiseres geïnitieerde wijziging als adres in het handelsregister is opgenomen. Derhalve kan niet worden gezegd dat de omstandigheid dat de aanslag eiseres niet tijdig heeft bereikt het gevolg is van een fout van de Belastingdienst. Onder de geschetste omstandigheden ligt het risico van een onjuiste adressering naar het oordeel van de rechtbank bij eiseres (vgl. HR 3 januari 1996, nr. 30.793, ECLI:NL:HR:1996:AA1935).
16. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de aanslag op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift heeft dan ook een aanvang genomen op de dag na die van dagtekening van de aanslag, zijnde 30 juli 2013. De bezwaartermijn van zes weken eindigde (met toepassing van de Algemene termijnenwet) op 9 september 2013. Het bezwaarschrift van eiseres van 12 september 2013 is op 13 september 2013 bij verweerder binnengekomen. Dat is na het verstrijken van de wettelijke bezwaartermijn. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
17. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
18. Eiseres heeft desgevraagd geen reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn gegeven. Voor zover eiser stelt dat zij had verwacht dat verweerder het adres [A-straat 2] zou hebben gebruikt voor het bekendmaken van de naheffingsaanslag, oordeelt de rechtbank dat de eventuele verwarring omtrent het toezendadres door eiseres zelf is veroorzaakt. Dat de aanslag naar een adres is verzonden dat feitelijk een opslagloods is zonder brievenbus, leidt niet tot het oordeel dat de termijnoverschrijding niet aan eiseres kan worden verweten. Van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb is dan ook geen sprake.
19. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dit geldt zowel voor de naheffingsaanslag omzetbelasting, als voor de opgelegde vergrijpboete. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Aan inhoudelijke toetsing van de overige geschilpunten komt de rechtbank daarom niet toe.
20. Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking heffingsrente ongegrond te worden verklaard.
21. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
22. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 7 mei 2015
griffier
Rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.