ECLI:NL:RBGEL:2015:2518

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
14-4524
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar LFNP functies voor ambtenaren van de voormalige korps landelijke politiediensten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, hebben eisers, allen ambtenaren van de voormalige korps landelijke politiediensten (klpd), beroep ingesteld tegen besluiten van verweerder, de korpschef van politie, die hun bezwaar tegen de toekenning van en overgang naar functies uit het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft op 16 december 2013 een besluit genomen dat de eisers in een lagere functie heeft geplaatst dan hun formatieve schaal, wat hen in hun belangen zou schaden. De rechtbank oordeelt dat verweerder in deze bijzondere situatie de hardheidsclausule had moeten toepassen, aangezien de formatieve schaal van de korpsfunctie van eisers niet was vastgelegd in de uitgangspositie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de programmadirecteur HRM niet bevoegd was om de bestreden besluiten te nemen, wat leidt tot een bevoegdheidsgebrek. Dit gebrek kan niet worden hersteld door de bekrachtiging van verweerder, omdat deze niet op een individuele beoordeling berustte. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en herroept de primaire besluiten van 16 december 2013, waarbij de rechtbank zelf heeft voorzien in de toekenning van de juiste LFNP functies aan de eisers, waarbij rekening is gehouden met hun formatieve schalen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eisers in bezwaar en beroep toegewezen, en het griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: 14/4524, 14/4607, 14/4825 en 14/5589

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaken tussen

[eiser 1]

(gemachtigde: mr. H. de Boer),
[eiser 2],
(gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf),
[eiser 3],
(gemachtigde: mr. M. Scheggetman),
[eiser 4],
(gemachtigde: mr. J. van Overdam)
eisers,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Op 16 december 2013 is ten aanzien van eisers een besluit tot toekenning van en overgang naar een functie uit het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) genomen.
Bij bestreden besluiten van 12 juni 2014 en 4 juli 2014 is het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben afzonderlijk tegen het ten aanzien van hen genomen bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2014. [eiser 1] en [eiser 2] zijn daar verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, evenals [eiser 3], bijgestaan door mr. M. Wegerif, werkzaam bij de ACP, en [eiser 4], bijgestaan door
mr. T.A. Helvoort, werkzaam bij de FNV NPb. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.H. Willems-Holshof en R.M.M. Paulssen.
De rechtbank heeft het onderzoek op 18 december 2014 heropend en de beroepen verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 6 februari 2015. Op deze zitting zijn partijen in dezelfde samenstelling verschenen.
Overwegingen
1.1
De bestreden besluiten zijn namens verweerder in mandaat genomen door de programmadirecteur HRM, volgens verweerder als plaatsvervangend directeur HRM. De rechtbank is van oordeel dat de programmadirecteur HRM daartoe niet bevoegd is op grond van het Mandaat directeur HRM overgang LFNP, nu de directeur HRM daarin specifiek gemandateerd is om primaire besluiten tot toekenning van en overgang naar een LFNP functie te nemen. De rechtbank leidt hieruit af dat daarmee niet tevens een mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar is verleend. De beslissingsbevoegdheid voor het bestreden besluit is evenmin af te leiden uit het Mandaatbesluit politie januari 2014, nu niet is gebleken dat het LFNP als werkterrein aan de directeur HRM is toebedeeld. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit niet valt af te leiden uit het Mandaat directeur HRM overgang LFNP. Aan de bestreden besluiten kleeft derhalve een bevoegdheidsgebrek.
1.2
Dan ligt de vraag voor of het bevoegdheidsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden gepasseerd, gelet op de schriftelijke bekrachtiging van verweerder van 4 november 2014. Hierbij zijn ruim 2500 besluiten op bezwaar van onder meer de programmadirecteur HRM bekrachtigd en met terugwerkende kracht tot besluiten van verweerder gemaakt. [eiser 2]heeft in dit verband aangevoerd dat het bevoegdheidsgebrek daarmee niet is hersteld, omdat de bekrachtiging niet op een eigen, individuele beoordeling van verweerder in persoon berust. Hiervoor is verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 januari 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AE0459.[eiser 2] is van mening dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad.
1.3
De rechtbank kan [eiser 2] hierin niet volgen. Gelet op de aard en de omvang van de LFNP operatie en het aantal besluiten dat aan de orde is ligt het niet in de rede dat verweerder in persoon in alle zaken een eigen, individuele beoordeling maakt. Hij is op zichzelf ook bevoegd om dat te mandateren. Verweerder is er steeds vanuit gegaan dat hij de besluitvorming bevoegdelijk had `uitbesteed` en hij stond ook steeds achter de namens hem genomen besluiten. Onder die omstandigheden is het bevoegdheidsgebrek met de algemene bekrachtiging naar het oordeel van de rechtbank afdoende hersteld en is [eiser 2]daardoor niet in zijn belangen geschaad, zodat het kan worden gepasseerd.
2. De onderhavige besluitvorming is gebaseerd op artikel 5 van de Regeling overgang naar een LFNP functie (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie op 8 mei 2013 en gepubliceerd in de Staatscourant van 22 mei 2013, nr. 13141. Hierin is bepaald dat voor de toekenning van en overgang naar een LFNP functie de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn (tweede en derde lid), zij het met een mogelijkheid voor verweerder om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - daarvan af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (vierde lid, hierna: de hardheidsclausule). De transponeringstabel is als bijlage gevoegd bij de Regeling.
3. Bij uitspraak van 14 oktober 2014 (ECLI:NL:RBGEL:2014:6447) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is en dat deze aan de LFNP besluitvorming ten grondslag kan worden gelegd. De rechtbank ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen aanleiding om daar in hun gevallen anders over te oordelen.
4. In de uitgangsposities van eisers is hun functie bij het voormalige korps landelijke politiediensten (klpd), hierna: de korpsfunctie, opgenomen zonder vermelding van de daarbij behorende schaal. Tegen de uitgangsposities zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat deze in rechte vaststaan. Bij het matchen van de uitgangsposities in de transponeringstabel is de regelgever uitgegaan van de organieke functieschalen van de korpsfuncties. Niet in geschil is dat verweerder deze keuze van de regelgever bij de onderhavige besluitvorming heeft gerespecteerd. Verweerder is daartoe in beginsel ook gehouden. Het geschil spitst zich vervolgens toe op de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule.
5. Eisers hebben in dit verband onder meer aangevoerd dat aan hun korpsfuncties een formatieve schaal verbonden was, geobjectiveerd van de functiebekleder, die hoger was dan de organieke schaal, en dat zij ook dienovereenkomstig werden uitbetaald.
6. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat het voormalige klpd in het verleden een aantal beleidsbeslissingen heeft genomen, inhoudende dat aan bepaalde formatieplaatsen een hogere schaal is verbonden dan de organieke schaal van de betreffende korpsfunctie, waaronder de formatieplaatsen van eisers. De rechtbank is van oordeel dat in het geval van eisers deze formatieve schaal van hun korpsfunctie als bijzondere situatie in de uitgangspositie had moeten worden vastgelegd. Eisers kan in dit verband niet worden tegengeworpen dat zij niet tegen hun uitgangspositie zijn opgekomen, omdat de daarin vermelde korpsfunctie juist is en daarbij geen schaal was vermeld. Daarbij is van belang dat eisers destijds geplaatst zijn in hun korpsfunctie onder vermelding van de bijbehorende functieschaal, zonder dat hun daarbij kenbaar is gemaakt dat het hier om een formatieve schaal ging en niet om een organieke schaal. Ook anderszins heeft het eisers niet duidelijk moeten zijn dat hun functieschaal afweek van de organieke schaal. Voor eisers bestond dan ook geen aanleiding om na te gaan welke organieke schaal aan hun korpsfunctie verbonden was.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in deze bijzondere situatie aanleiding had moeten zien om de hardheidsclausule toe te passen. Daarbij is in aanmerking genomen dat het voormalige klpd met de hiervoor vermelde beleidsbeslissingen in feite afstand heeft genomen van de organieke waardering van de betreffende korpsfuncties en organisatiebreed een andere waardering is gaan hanteren. Het betreft een jarenlange praktijk waarvan het voormalige klpd nimmer is teruggekomen. Nu voorts niet in geschil is dat deze afwijkende waardering volledig los staat van de persoon van de functiebekleder en juist samenhangt met de specifieke aard van het voormalige klpd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder deze formatieve waardering in redelijkheid niet buiten beschouwing heeft kunnen laten, maar deze juist tot uitgangspunt had moeten nemen.
8. Nu verweerder derhalve in redelijkheid niet heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule, dienen de bestreden besluiten wegens strijd met artikel 5 van de Regeling juncto artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd. De beroepen zijn dus gegrond. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf te voorzien, in die zin dat de primaire besluiten van
16 december 2013 worden herroepen, dat wordt bepaald welke LFNP functie aan eisers wordt toegekend en waarnaar zij overgaan en dat wordt bepaald dat deze uitspraak in de plaatst treedt van de vernietigde bestreden besluiten. Daarbij is in aanmerking genomen dat verweerder eisers in ieder geval niet naar een LFNP functie kan laten overgaan waaraan een schaal verbonden is die lager is dan hun formatieve schaal, omdat die formatieve schaal nu juist de reden vormt om de hardheidsclausule toe te passen. Tevens is in aanmerking genomen dat eisers hebben aangegeven binnen hetzelfde vakgebied een LFNP functie te willen en dat een ander vakgebied binnen het domein Uitvoering, gelet op het toepasselijke schaalniveau, ook niet mogelijk is.
9.1
[eiser 2] was aangesteld in de korpsfunctie Plaatsvervangend Diensthoofd, formatieve schaal 14. Aan hem is met ingang van 31 december 2009 de LFNP functie Operationeel Specialist E, schaal 13, toegekend, waarnaar hij per 1 januari 2012 ook is overgegaan. Gelet op het voorgaande zal dit worden gewijzigd in de naast hogere LFNP functie Operationeel Specialist F, schaal 14.
9.2
[eiser 1] was sinds 1 juli 2011 aangesteld in de korpsfunctie Plaatsvervangend Diensthoofd, formatieve schaal 14. Aan haar is met ingang van die datum de LFNP functie Operationeel Specialist E, schaal 13, toegekend, waarnaar zij per 1 januari 2012 ook is overgegaan. Gelet op het voorgaande zal dit eveneens worden gewijzigd in de LFNP functie Operationeel Specialist F, schaal 14.
9.3
[eiser 3] was aangesteld in de korpsfunctie Projectleider C, formatieve schaal 12. Aan hem is met ingang van 31 december 2009 de LFNP functie Operationeel Specialist C, schaal 11, toegekend, waarnaar hij per 1 januari 2012 ook is overgegaan. Gelet op het voorgaande zal dit worden gewijzigd in de naast hogere LFNP functie Operationeel Specialist D, schaal 12.
9.4
[eiser 4] was aangesteld in de korpsfunctie Teamleider, formatieve schaal 12. Aan haar is met ingang van 31 december 2009 de LFNP functie Operationeel Specialist B, schaal 10, toegekend, waarnaar zij per 1 januari 2012 ook is overgegaan. Gelet op het voorgaande zal dit eveneens worden gewijzigd in de LFNP functie Operationeel Specialist D, schaal 12.
10. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten in beroep voor elke eiser voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.225 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1). De kosten in bezwaar stelt de rechtbank voor [eiser 2] en [eiser 4] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 490 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- herroept het primaire besluit van 16 december 2013 gericht aan[eiser 1] voor zover dat ziet op de periode vanaf 1 juli 2011;
- herroept de primaire besluiten van 16 december 2013 gericht aan [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4];
- bepaalt dat [eiser 1] met ingang van 1 juli 2011 de LFNP functie Operationeel Specialist F wordt toegekend en dat zij met ingang van 1 januari 2012 naar deze functie overgaat;
- bepaalt dat [eiser 2] met ingang van 31 december 2009 de LFNP functie Operationeel Specialist F wordt toegekend en dat hij met ingang van 1 januari 2012 naar deze functie overgaat;
- bepaalt dat [eiser 3] en [eiser 4] met ingang van 31 december 2009 de LFNP functie Operationeel Specialist D wordt toegekend en dat zij met ingang van 1 januari 2012 naar deze functie overgaan;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
- veroordeelt verweerder in de door [eiser 1] en [eiser 3] gemaakte proceskosten in beroep ten bedrage van € 1.225 voor ieder afzonderlijk;
- veroordeelt verweerder in de door [eiser 2]en [eiser 4] gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep ten bedrage van € 1.715 voor ieder afzonderlijk;
- bepaalt dat verweerder het door eisers ieder afzonderlijk betaalde griffierecht ten bedrage van € 165 aan elk van hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, voorzitter, mr. M.J.P. Heijmans en
mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.