1.3De rechtbank kan [eiser 2] hierin niet volgen. Gelet op de aard en de omvang van de LFNP operatie en het aantal besluiten dat aan de orde is ligt het niet in de rede dat verweerder in persoon in alle zaken een eigen, individuele beoordeling maakt. Hij is op zichzelf ook bevoegd om dat te mandateren. Verweerder is er steeds vanuit gegaan dat hij de besluitvorming bevoegdelijk had `uitbesteed` en hij stond ook steeds achter de namens hem genomen besluiten. Onder die omstandigheden is het bevoegdheidsgebrek met de algemene bekrachtiging naar het oordeel van de rechtbank afdoende hersteld en is [eiser 2]daardoor niet in zijn belangen geschaad, zodat het kan worden gepasseerd.
2. De onderhavige besluitvorming is gebaseerd op artikel 5 van de Regeling overgang naar een LFNP functie (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie op 8 mei 2013 en gepubliceerd in de Staatscourant van 22 mei 2013, nr. 13141. Hierin is bepaald dat voor de toekenning van en overgang naar een LFNP functie de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn (tweede en derde lid), zij het met een mogelijkheid voor verweerder om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - daarvan af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (vierde lid, hierna: de hardheidsclausule). De transponeringstabel is als bijlage gevoegd bij de Regeling.
3. Bij uitspraak van 14 oktober 2014 (ECLI:NL:RBGEL:2014:6447) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is en dat deze aan de LFNP besluitvorming ten grondslag kan worden gelegd. De rechtbank ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen aanleiding om daar in hun gevallen anders over te oordelen. 4. In de uitgangsposities van eisers is hun functie bij het voormalige korps landelijke politiediensten (klpd), hierna: de korpsfunctie, opgenomen zonder vermelding van de daarbij behorende schaal. Tegen de uitgangsposities zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat deze in rechte vaststaan. Bij het matchen van de uitgangsposities in de transponeringstabel is de regelgever uitgegaan van de organieke functieschalen van de korpsfuncties. Niet in geschil is dat verweerder deze keuze van de regelgever bij de onderhavige besluitvorming heeft gerespecteerd. Verweerder is daartoe in beginsel ook gehouden. Het geschil spitst zich vervolgens toe op de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule.
5. Eisers hebben in dit verband onder meer aangevoerd dat aan hun korpsfuncties een formatieve schaal verbonden was, geobjectiveerd van de functiebekleder, die hoger was dan de organieke schaal, en dat zij ook dienovereenkomstig werden uitbetaald.
6. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat het voormalige klpd in het verleden een aantal beleidsbeslissingen heeft genomen, inhoudende dat aan bepaalde formatieplaatsen een hogere schaal is verbonden dan de organieke schaal van de betreffende korpsfunctie, waaronder de formatieplaatsen van eisers. De rechtbank is van oordeel dat in het geval van eisers deze formatieve schaal van hun korpsfunctie als bijzondere situatie in de uitgangspositie had moeten worden vastgelegd. Eisers kan in dit verband niet worden tegengeworpen dat zij niet tegen hun uitgangspositie zijn opgekomen, omdat de daarin vermelde korpsfunctie juist is en daarbij geen schaal was vermeld. Daarbij is van belang dat eisers destijds geplaatst zijn in hun korpsfunctie onder vermelding van de bijbehorende functieschaal, zonder dat hun daarbij kenbaar is gemaakt dat het hier om een formatieve schaal ging en niet om een organieke schaal. Ook anderszins heeft het eisers niet duidelijk moeten zijn dat hun functieschaal afweek van de organieke schaal. Voor eisers bestond dan ook geen aanleiding om na te gaan welke organieke schaal aan hun korpsfunctie verbonden was.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in deze bijzondere situatie aanleiding had moeten zien om de hardheidsclausule toe te passen. Daarbij is in aanmerking genomen dat het voormalige klpd met de hiervoor vermelde beleidsbeslissingen in feite afstand heeft genomen van de organieke waardering van de betreffende korpsfuncties en organisatiebreed een andere waardering is gaan hanteren. Het betreft een jarenlange praktijk waarvan het voormalige klpd nimmer is teruggekomen. Nu voorts niet in geschil is dat deze afwijkende waardering volledig los staat van de persoon van de functiebekleder en juist samenhangt met de specifieke aard van het voormalige klpd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder deze formatieve waardering in redelijkheid niet buiten beschouwing heeft kunnen laten, maar deze juist tot uitgangspunt had moeten nemen.
8. Nu verweerder derhalve in redelijkheid niet heeft kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule, dienen de bestreden besluiten wegens strijd met artikel 5 van de Regeling juncto artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd. De beroepen zijn dus gegrond. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf te voorzien, in die zin dat de primaire besluiten van
16 december 2013 worden herroepen, dat wordt bepaald welke LFNP functie aan eisers wordt toegekend en waarnaar zij overgaan en dat wordt bepaald dat deze uitspraak in de plaatst treedt van de vernietigde bestreden besluiten. Daarbij is in aanmerking genomen dat verweerder eisers in ieder geval niet naar een LFNP functie kan laten overgaan waaraan een schaal verbonden is die lager is dan hun formatieve schaal, omdat die formatieve schaal nu juist de reden vormt om de hardheidsclausule toe te passen. Tevens is in aanmerking genomen dat eisers hebben aangegeven binnen hetzelfde vakgebied een LFNP functie te willen en dat een ander vakgebied binnen het domein Uitvoering, gelet op het toepasselijke schaalniveau, ook niet mogelijk is.