ECLI:NL:RBGEL:2014:6447

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
13 oktober 2014
Zaaknummer
14/3659, 14/3661, 14/3913, 14/4226 en 14/4293
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsgebreken bij toekenning van functies binnen het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 14 oktober 2014, zijn meerdere beroepen behandeld van politieambtenaren die in beroep zijn gegaan tegen besluiten tot toekenning van en overgang naar functies binnen het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP). De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestreden besluiten niet bevoegdelijk zijn genomen, omdat de voorzitter van het college van bestuur van het LSOP niet bevoegd was om zowel het primaire besluit als de beslissing op bezwaar te nemen. Dit bevoegdheidsgebrek werd echter gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de betrokken eiseres niet in haar belangen was geschaad door het gebrek. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de transponeringstabel, die als algemeen verbindend voorschrift geldt, geen ernstige feilen vertoonde die de rechtsgeldigheid van de besluiten in twijfel zouden trekken. De eisers hebben geen feiten of omstandigheden kunnen aanvoeren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde eveneens, omdat de vergelijkbare gevallen zich in andere politieregio's bevonden en dus niet onder dezelfde bevoegdheid vielen. De rechtbank heeft uiteindelijk alle beroepen ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien de bevoegdheidsgebreken slechts formeel van aard waren en de verweerders steeds achter de besluiten stonden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
Zaaknummers: 14/3659, 14/3661, 14/3913, 14/4226 en 14/4293

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 oktober 2014

in de zaak tussen

[eiseres 1],

(gemachtigden: mr. P. Boezeman en mr. M.H. Mulhof, beiden werkzaam bij ACP),
en

het college van bestuur van het LSOP,

en in de zaken tussen

[eiser 2],

(gemachtigden: mr. Boezeman en mr. Mulhof voornoemd),

[eiser 3],

[eiser 4],
[eiseres 5],
(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh, werkzaam bij FNV NPb),
en

de korpschef van politie.

[eisers 1 tot en met 5] voornoemd zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als eisers. Het college van bestuur van het LSOP en de korpschef van politie zullen het college respectievelijk de korpschef worden genoemd en gezamenlijk zullen zij worden aangeduid als verweerders.

Procesverloop

Op 16 december 2013 zijn ten aanzien van eisers besluiten tot toekenning van en overgang naar een functie uit het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) genomen.
Bij bestreden besluiten van 2 mei 2014, 22 mei 2014 respectievelijk 4 juni 2014 zijn de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het ten aanzien van hen genomen bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerders hebben verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2014. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun respectieve gemachtigden. [eisers 1 en 2] zijn voorts bijgestaan door
G. van de Kamp, voorzitter van politievakbond ACP. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot, R.M.M. Paulssen en N.E. Bensoussan.
De rechtbank heeft het onderzoek dezelfde dag heropend en verweerders in de gelegenheid gesteld om geconstateerde bevoegdheidsgebreken te herstellen. Verweerders hebben hierop nadere stukken en, voor zover nodig, bekrachtigingsbeslissingen toegezonden. Eisers hebben hierop gereageerd.
Vervolgens is het onderzoek ter zitting hervat op 7 oktober 2014. Daar zijn verschenen
[naam 2], werkzaam bij politievakbond ACP, namens [eisers 1 en 2], en
mr. Dammingh voornoemd, namens [eisers 3 tot en met 5]. Namens het college is verschenen mr. Bot voornoemd. Namens de korpschef zijn verschenen mr. Bot en mr. J.H.M. Huizinga.

Overwegingen

Bevoegdheid
1.1 De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de bestreden besluiten
bevoegdelijk zijn genomen.
1.2 In de zaak van [eiseres 1], waarin het college het bevoegd gezag is (ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel j onder 3, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) in samenhang met artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling overgang naar een LFNP functie), is het bestreden besluit ondertekend door de voorzitter van het college. Gebleken is dat de voorzitter op 31 maart 2014 is gemandateerd om beslissingen op bezwaar te nemen en te ondertekenen. De voorzitter heeft het bestreden besluit dus in mandaat genomen. De voorzitter heeft echter ook het primaire besluit (in mandaat) genomen. Gelet hierop is het bestreden besluit in strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Nu echter het andere lid van het college het bestreden besluit op 12 september 2014 heeft onderschreven, kan worden uitgegaan van een bekrachtiging van het voltallige college. Gelet op deze bekrachtiging kan het bevoegdheidsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, nu [eiseres 1] door dit gebrek niet in haar belangen is geschaad.
1.3.1 In de overige zaken, waarin de korpschef het bevoegd gezag is (ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel j onder 1, van het Bbp in samenhang met artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling overgang naar een LFNP functie), zijn de bestreden besluiten in mandaat genomen door de directeur Human Resource Management (HRM) respectievelijk (diens plaatsvervanger) de programmadirecteur HRM en de primaire besluiten door de HRM-liaisons. De rechtbank stelt vast dat de korpschef in verband met de overgang naar het LFNP een bijzonder mandaatbesluit heeft genomen, te weten het Mandaat directeur HRM overgang LFNP. In artikel 2.1 in samenhang bezien met artikel 1.1 van het Mandaat directeur HRM overgang LFNP is de directeur HRM specifiek gemandateerd om besluiten te nemen als bedoeld in artikel 7 van de Regeling overgang naar een LFNP functie, zijnde de primaire besluiten tot toekenning van en overgang naar een LFNP functie. De rechtbank leidt hieruit af dat daarmee niet tevens een mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar is verleend.
1.3.2 Nu een bijzonder mandaatbesluit voor het nemen van de beslissingen op bezwaar ontbreekt, is de rechtbank met de korpschef van oordeel dat op zichzelf kan worden teruggevallen op het algemeen mandaatbesluit, te weten het Mandaatbesluit politie januari 2014. Hierin is in artikel 5, eerste lid, bepaald dat aan de directeur HRM mandaat wordt verleend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot diens werkterrein en de daarbij behorende budgetverantwoordelijkheid, welke bevoegdheid niet is beperkt tot het nemen van primaire besluiten. Ter nadere zitting heeft de korpschef erkend dat de toekenning van en overgang naar een LFNP functie niet exclusief tot het gebruikelijke werkterrein van de directeur HRM behoort. Volgens de korpschef is het LFNP project echter in het Mandaat directeur HRM overgang LFNP als werkterrein aan de directeur HRM toebedeeld. Naar het oordeel van de rechtbank valt dat evenwel niet uit de bewoordingen daarvan af te leiden. In dat verband acht de rechtbank tevens van belang dat het Mandaat directeur HRM overgang LFNP uitdrukkelijk is beperkt tot het nemen van primaire besluiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook aan de bestreden besluiten ten aanzien waarvan de korpschef het bevoegd gezag is, een bevoegdheidsgebrek kleeft. Nu echter de plaatsvervangend korpschef de bestreden besluiten op 11 september 2014 heeft bekrachtigd, wordt ook dit bevoegdheidsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat betreffende eisers door dit gebrek niet in hun belangen zijn geschaad.
LFNP
2.1 In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer
afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de functies zijn daar waar nodig geacht werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP. Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de Regeling overgang naar een LFNP functie (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 en gepubliceerd in de Staatscourant van 22 mei 2013, nr. 13141.
2.2 De eerste stap is de vaststelling van de uitgangsposities van de politieambtenaren in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Dit houdt in dat iedere politieambtenaar een besluit heeft gekregen waarin hem een overzicht is gegeven van de functies die hij in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 heeft vervuld. De uitgangspositie verwijst daartoe naar de functiebeschrijving van de betreffende korpsfunctie en vermeldt eventuele extra werkzaamheden, bijzondere situaties, afspraken of specifieke werkzaamheden. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie is aan alle politieambtenaren eerst een voorgenomen besluit uitgangspositie gezonden. Daarin is onder meer gewezen op de mogelijkheid om eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp). Een aanvraag tot functieonderhoud moest uiterlijk op 23 mei 2011 worden ingediend ten behoeve van feitelijk opgedragen werkzaamheden in de periode van 31 maart 2009 tot en met 31 maart 2011. In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 zijn alle individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij besluit vastgelegd. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere politieambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangspositie.
2.3 De tweede stap is het bepalen van een zogenaamde ’match’ met de LFNP functies door een daartoe in het leven geroepen werkgroep matching (artikel 4 van de Regeling). Bij het matchingsproces zijn de Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend (artikel 3, eerste lid, van de Regeling). De Regeling (artikel 3, vierde lid) schrijft voor dat op basis van de functiebeschrijvingen het meest vergelijkbare LFNP domein wordt vastgesteld: Leiding, Uitvoering of Ondersteuning. Hierna worden de functiebeschrijvingen die zijn ingedeeld in de domeinen Uitvoering en Ondersteuning verder ingedeeld in het meest vergelijkbare vakgebied. Vervolgens wordt binnen het vakgebied de meest vergelijkbare LFNP functie vastgesteld, waarbij een LFNP functie met een overeenkomstige salarisschaal zonder meer als de meest vergelijkbare functie heeft te gelden. In de beleidsregel Instructie organieke matching is de procedure neergelegd voor de eventuele toekenning van werkterreinen, aandachtsgebieden of specifieke functionaliteiten, waarbij niet alleen de functiebeschrijving van belang is, maar ook de extra werkzaamheden en de specifieke werkzaamheden, zoals vastgelegd in de uitgangsposities (stappen 9 en 9a van de Instructie organieke matching, zijnde de bijlage van de beleidsregel Instructie organieke matching). De resultaten van deze matching zijn vastgelegd in een transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling is gevoegd en gelijktijdig is gepubliceerd. De bijlage is sindsdien een aantal keer vervangen door een gewijzigde transponeringstabel, welke wijzigingen eveneens zijn gepubliceerd in de Staatscourant.
2.4 De derde stap is de toekenning van en overgang naar een LFNP functie aan alle politieambtenaren, waarbij op grond van de Regeling (artikel 5, tweede en derde lid) de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn, zij het met een mogelijkheid voor verweerders om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - daarvan af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (artikel 5, vierde lid, van de Regeling, hierna: de hardheidsclausule). Hierop zien de bestreden besluiten.
Rechtskarakter transponeringstabel
3.1 Eisers stellen zich in beroep op het standpunt dat verweerders aan hen de verkeerde LFNP functie hebben toegekend, met uitzondering van [eiser 4] die (enkel) opkomt tegen de verbijzondering van de hem toegekende LFNP functie. Verweerders voeren aan dat zij bij de besluitvorming de transponeringstabel hebben gevolgd en dat zij daartoe ook gehouden zijn, omdat het een algemeen verbindend voorschrift betreft. Eisers hebben dit gemotiveerd betwist. Mede gelet hierop moet eerst worden beoordeeld wat het rechtskarakter van de transponeringstabel is.
3.2 De rechtbank stelt in dat verband voorop dat in artikel 6, tweede lid, van het Bbp in samenhang met artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 aan de Minister regelings-bevoegdheid is toegekend voor de overgang van politieambtenaren naar een functie die is opgenomen in het LFNP. Niet in geschil is dat de Minister met de vaststelling van de Regeling van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt en evenmin dat de Regeling een algemeen verbindend voorschrift is. In geschil is enkel of de bijlage bij de Regeling, de transponeringstabel, dat karakter deelt.
3.3 In dat kader ligt onder meer de vraag voor of de transponeringstabel een zelfstandige normstelling bevat, die niet reeds is neergelegd in de Regeling. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Het rechtsgevolg van de transponeringstabel is gelegen in de omzetting van alle voormalige korpsfuncties in een LFNP functie met bijbehorende schaal, al dan niet met toekenning van een werkterrein, aandachtsgebied of specifieke functionaliteit.
3.4 Voorts is de rechtbank van oordeel dat de transponeringstabel een algemeen karakter heeft. Er is sprake van organieke matching nu de volledige formatie van de voormalige politieregio’s is gematcht, geabstraheerd van de persoon van de ambtenaar. Daarbij betrekt de rechtbank dat uit de Regeling volgt dat voor de keuze van het domein en vakgebied enkel de functiebeschrijving van de organieke korpsfunctie bepalend is en dat extra werkzaamheden en/of specifieke werkzaamheden slechts een rol hebben gespeeld bij de eventuele verbijzondering van de LFNP functie. Bijzondere situaties en afspraken, die betrekking hebben op de persoon van de politieambtenaar, zijn bij de matching uitdrukkelijk buiten beschouwing gelaten (stap 9a van de Instructie organieke matching). Dat de transponeringstabel op een open, in abstracto omschreven groep personen van toepassing is, blijkt reeds uit het feit dat daarin ook korpsfuncties zijn omgezet die niet waren ingevuld. Voorts is van belang dat bepaalde korpsfuncties meer dan één keer in de formatie voorkwamen, zodat de omzetting in die gevallen voor herhaalde toepassing vatbaar is. Het feit dat sommige korpsfuncties tot de persoon te herleiden zijn, doet aan het algemene karakter van de transponeringstabel naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende af.
3.5 Verder is de rechtbank van oordeel dat de transponeringstabel externe werking heeft, omdat die is vastgesteld door de Minister, terwijl verweerders hieraan gebonden zijn en die van invloed is op de rechtspositie van de onder het gezag van verweerders vallende politie-ambtenaren. De transponeringstabel is daarmee aan te merken als een rechtspositieregeling.
3.6 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerders de transponeringstabel terecht hebben aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift, dat ook in werking is getreden nu de transponeringstabel op de voor (bijlagen bij) algemeen verbindende voorschriften in ministeriële regelingen voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (Bekendmakingswet). Dit is ook de uitdrukkelijke bedoeling van de Minister geweest. In de toelichting op de Regeling is immers vermeld dat de transponeringstabel een bijlage bij de Regeling is en daarmee eveneens een algemeen verbindend voorschrift. Dit vindt steun in de artikelen 94 en 102 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, waaruit volgt dat een bijlage deel uitmaakt van de regeling en de inhoud daarvan in gelijke mate bindend is als de regeling waarbij zij behoort.
Transponeringstabel als grondslag van de bestreden besluiten
4.1 Vervolgens ligt de vraag voor of verweerders de onderhavige besluiten op de transponeringstabel hebben kunnen baseren.
4.2 Voorop staat dat het bij het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften in beginsel aan de materiële wetgever is voorbehouden om alle betrokken belangen af te wegen en dat de rechter het resultaat daarvan in beginsel moet respecteren. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering als aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dat algemeen verbindend voorschrift zodanige ernstige feilen kleven, dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten (Centrale Raad van Beroep 9 juli 2009, ECLI:NL:CRVB:BJ3439 en 5 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1546).
4.3 Eisers [eiseres 1] en [eiser 2] (ACP-leden) hebben zich in beroep op het standpunt gesteld dat dergelijke ernstige feilen aan de transponeringstabel kleven. Volgens [eiseres 1] en [eiser 2] heeft het hiervoor bedoelde feilen zijn grondslag in de Wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching van 7 mei 2013, die terugwerkende kracht heeft tot en met 31 januari 2012. Immers, in de aan de Wijziging voorafgegane beleidsregel Instructie organieke matching van 10 mei 2012 was bepaald dat iedere functiebeschrijving op inhoud met LFNP functiebeschrijvingen vergeleken moest worden. In de Wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching is echter bepaald dat als meest vergelijkbare LFNP functie wordt beschouwd de LFNP functie waarvan de schaal overeenkomt met de op de functiebeschrijving vermelde schaal. Kortom, gaandeweg en met terugwerkende kracht is besloten om binnen een vastgesteld vakgebied niet meer op inhoud, maar op schaal te matchen. Op dat moment was het echter niet meer mogelijk om functieonderhoud te vragen. Daar komt bij, aldus [eiseres 1] en [eiser 2], dat leidinggevenden functieonderhoud hebben ontraden omdat op inhoud gematcht zou worden, en de LFNP functiebeschrijvingen nog niet bekend waren in de periode waarin het vragen van functieonderhoud nog mogelijk was.
4.4 De rechtbank is van oordeel dat van ernstige feilen als hiervoor bedoeld geen sprake is. In dat verband wordt vooropgesteld dat de Regeling en de transponeringstabel ten aanzien van het matchen op schaal zelf niet zijn gewijzigd, maar met terugwerkende kracht zijn ingevoerd. In de toelichting op artikel 3, vierde lid, onder c, van de Regeling, waarin is bepaald dat als de meest vergelijkbare LFNP functie wordt beschouwd de LFNP functie waarvan de schaal overeenkomt met de salarisschaal van de functiebeschrijving, staat vermeld dat in het Georganiseerd Overleg in Politieambtenarenzaken (GOP) is overeengekomen dat de salarisschaal, zoals deze geldt voor de bestaande functie-beschrijvingen, nadrukkelijk betrokken dient te worden in het proces van matching.
De Wijziging van de beleidsregel Instructie organieke matching, die voorafging aan de inwerkingtreding van de Regeling, heeft op initiatief van de werkgroep matching plaatsgevonden en is geaccordeerd door het GOP. De reden daarvoor was gelegen in het streven naar consistentie van het totale matchingsproces, hetgeen – zoals ter zitting door verweerders onbetwist is toegelicht – gegeven de hoeveelheid aan uiteenlopende functiebeschrijvingen met de oorspronkelijke Instructie organieke matching onvoldoende werd bereikt. Hiermee is bewust de mogelijkheid aanvaard dat een korpsfunctie inhoudelijk afwijkt van de LFNP functie waarmee wordt gematcht. De rechtbank acht deze keuze van het GOP niet onaanvaardbaar. Volgens vaste jurisprudentie (CRvB 27 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:572 en 27 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1023) is het inherent aan een overleg binnen het GOP dat over en weer sprake is van geven en nemen en kan de uitkomst daarvan niet met vrucht worden bestreden door enkel te wijzen op de voor de individuele ambtenaar nadelige gevolgen daarvan. Daarbij betrekt de rechtbank nog dat met de invoering van het LFNP harmonisatie en uniformering is beoogd, waaraan inherent is dat niet voor iedereen de situatie bij de oude kan blijven.
4.5 Voor zover eisers door hun leidinggevenden functieonderhoud is afgeraden, kan dit de Minister, die de Regeling en de transponeringstabel heeft vastgesteld, niet worden aangerekend. Bovendien raakt dit de inhoud van de Regeling en de transponeringstabel niet. Dat de LFNP functiebeschrijvingen nog niet bekend waren, maakt dat niet anders.
4.6 Nu van ernstige feilen aan de inhoud of de totstandkoming van de Regeling of de transponeringstabel geen sprake is, kunnen deze derhalve als grondslag dienen voor de daarop gebaseerde bestreden besluiten.
Hardheidsclausule
5.1.1 Niet in geschil is dat de Regeling voorschrijft dat verweerders bij de toekenning van en overgang naar een LFNP functie (hierna: overgang naar een LFNP-functie) de transponeringstabel volgen, behoudens eventuele toepassing van de hardheidsclausule. Eisers hebben daar allen een beroep op gedaan. Beoordeeld moet worden of verweerders in redelijkheid hebben kunnen afzien van toepassing van de hardheidsclausule.
5.1.2 De rechtbank is in dit verband allereerst van oordeel dat de hardheidsclausule niet is bedoeld om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie vastgelegd hadden kunnen zijn. Dit volgt ook uit de toelichting op artikel 5 van de Regeling waarin is vermeld dat het van groot belang is dat de in het besluit overgang vastgelegde uitgangspositie klopte. Politieambtenaren hebben de mogelijkheid gehad om op te komen tegen deze uitgangspositie en om in het kader daarvan functieonderhoud te vragen. Voor zover politieambtenaren is ontraden om functieonderhoud aan te vragen, rechtvaardigt dit niet de toepassing van de hardheidsclausule, omdat het tot de verantwoordelijkheid van de ambtenaar behoort om functieonderhoud te vragen en het afzien daarvan voor zijn risico dient te blijven. Dit zou mogelijk anders zijn wanneer eisers de mogelijkheid tot het aanvragen van functieonderhoud zou zijn onthouden, maar dat is gesteld noch gebleken.
5.1.3 De rechtbank is voorts van oordeel dat het feit dat een andere LFNP functie binnen het vastgestelde vakgebied inhoudelijk bezien meer vergelijkbaar is, de toepassing van de hardheidsclausule evenmin kan rechtvaardigen. Zoals hiervoor is overwogen in rechtsoverweging 4.4 is het inherent aan de bewust gekozen wijze waarop is gematcht, dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie. Bovendien is vastgelegd dat bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat.
[eiseres 1]
5.2.1 De uitgangspositie van [eiseres 1] is vastgesteld op de functie Planner A (schaal 5). Zij is overgegaan naar de LFNP functie Administratief Secretarieel Medewerker B (schaal 5). [eiseres 1] is van mening dat zij had moeten overgaan naar de LFNP functie Secretarieel Medewerker (schaal 7). Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij vanaf haar indiensttreding meer taken uitvoert dan de functie vereist en bovendien vanaf oktober 2011 teamcaptain is waarvoor zij een persoonlijke toelage ontvangt.
5.2.2 De rechtbank ziet hierin geen feiten of omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. [eiseres 1] heeft om functieonderhoud gevraagd. Dit verzoek is afgewezen en heeft niet tot een wijziging van haar uitgangspositie geleid. Deze uitgangspositie staat in rechte vast. Voor de werkzaamheden die zij vanaf oktober 2011 verricht, heeft zij op grond van artikel 2, eerste lid, van de Trfp weliswaar geen functieonderhoud kunnen vragen, omdat de aanvraag daartoe uiterlijk op 23 mei 2011 moest worden ingediend en geen functieonderhoud kon worden aangevraagd voor feitelijk opgedragen werkzaamheden in de periode van 1 april 2011 tot en met de dag voor de inwerkingtreding van het LFNP, maar dat heeft voor [eiseres 1] geen nadelige gevolgen. Immers, indien het aanvragen van functieonderhoud wel mogelijk zou zijn geweest, zou dat niet tot een wijziging van haar uitgangspositie hebben geleid, omdat zij op 1 januari 2012 niet voldaan zou hebben aan de voorwaarde dat de werkzaamheden gedurende ten minste een jaar zijn verricht (artikel 2, tweede lid, van de Trfp).
[eiser 2]
5.3.1 De uitgangspositie van [eiser 2] is vastgesteld op de functie Groepschef Multidisciplinair S (schaal 8). Hij is overgegaan naar de LFNP functie Senior Intake & Service. [eiser 2] is van mening dat hij had moeten overgaan naar de LFNP functie Operationeel Expert Intake & Service (schaal 9), omdat de aan hem feitelijk opgedragen werkzaamheden het meest vergelijkbaar zijn met die LFNP functie.
5.3.2 De rechtbank ziet hierin, onder verwijzing naar rechtsoverweging 5.1.3, geen feiten of omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen.
[eiser 3]
5.4.1 De uitgangspositie van [eiser 3] is vastgesteld op de functie Informatiecoördinator TGO, zonder vermelding van schaal. Hij is overgegaan naar de LFNP functie Senior Intelligence (schaal 8). [eiser 3] is van mening dat hij had moeten overgaan naar de LFNP functie Operationeel Expert Intelligence (schaal 9). Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij is aangesteld in de functie Informatiecoördinator TGO (schaal 9) en dienovereenkomstig wordt bezoldigd. Indien deze functie niettemin zou zijn gewaardeerd op schaal 8, dan geldt dat hij niet wist dat hij een persoonlijke schaal 9 heeft en hij nimmer op deze functie had gesolliciteerd als hij dat geweten had.
5.4.2 De rechtbank stelt vast dat [eiser 3] bij besluit van 11 april 2012 met ingang van 1 december 2011 is ontheven uit de functie Groepschef (schaal 9) en is aangesteld in de functie Informatiecoördinator TGO, zonder vermelding van schaal. In dit besluit staat vermeld dat deze functie tevens zijn actuele uitgangspositie in het kader van het LFNP betreft. De korpschef heeft toegelicht dat een aparte functie Informatiecoördinator TGO niet voorkwam in de formatie van de voormalige politieregio Noord- en Oost-Gelderland, waarin [eiser 3] werkzaam was, en dat hij daarom is aangesteld in de organieke functie van Informatiecoördinator (schaal 8). In hetgeen [eiser 3] heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om daaraan te twijfelen. De enkele toevoeging van het woord TGO maakt nog niet dat sprake is van een andere functie. De door [eiser 3] overgelegde functiebeschrijving Informatiecoördinator TGO (schaal 9) is afkomstig van de voormalige politieregio Gelderland-Midden. Het behoorde tot de verantwoordelijkheid van [eiser 3] om na te gaan welke functiebeschrijving voor hem van toepassing was. Dat geldt ook voor het toepasselijke schaalniveau. Het feit dat hij niet wist dat de functie op schaal 8 was gewaardeerd, rechtvaardigt daarom evenmin de toepassing van de hardheidsclausule.
[eiser 4]
5.5.1 De uitgangspositie van [eiser 4] is vastgesteld op de functie Senior Tactisch Beheerder (schaal 10). Hij is overgegaan naar de LFNP functie Bedrijfsvoeringsspecialist B (schaal 10) waaraan het werkterrein Informatie & Communicatietechnologie (ICT) is toegekend. [eiser 4] is van mening dat aan deze LFNP functie ook de werkterreinen Financiën en Communicatie toegevoegd hadden moeten worden, omdat hij zich daarmee vanuit de ICT ook bezig houdt. Hij heeft aangevoerd dat het niet toevoegen van deze werkterreinen tot een vervlakking van zijn functie en verlies van kennis en kunde leidt.
5.5.2 De rechtbank ziet hierin geen feiten of omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Het is de in beginsel te respecteren keuze van de regelgever om de werkterreinen Financiën en Communicatie niet aan de betreffende LFNP functie toe te voegen, welke keuze ook niet onbegrijpelijk is, nu het moet gaan om een verbijzondering van de LFNP functie, en niet om een nadere uitwerking van die verbijzondering. Zoals hiervoor is overwogen wordt daarbij betrokken dat is vastgelegd dat bij de overgang naar het LFNP feitelijk niets wijzigt aan de opgedragen werkzaamheden tot het moment waarop de ambtenaar in het kader van de vorming van de nationale politie wordt geplaatst of wordt aangewezen als herplaatsingskandidaat.
[eiseres 5]
5.6.1 De uitgangspositie van [eiseres 5] is vastgesteld op de functie Coördinator HRD (schaal 9) met de toevoeging dat voor de werkzaamheden op het gebied van reïntegratie en herplaatsing als bezwarende omstandigheden confrontatie met menselijk leed en emoties van toepassing zijn. [eiseres 5] is overgegaan naar de LFNP functie Gespecialiseerd Medewerker C (schaal 9) in het vakgebied Gespecialiseerde ondersteuning. [eiseres 5] is van mening dat zij had moeten overgaan naar de LFNP functie Bedrijfsvoeringsspecialist B (schaal 10) in het vakgebied Bedrijfsvoeringsspecialismen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de LFNP functie Gespecialiseerd Medewerker C tot een verschraling van haar taken en verlies aan werkzaamheden leidt. Bovendien is sprake van bezwarende omstandigheden die niet in haar functiebeschrijving zijn opgenomen.
5.6.2 De rechtbank ziet hierin, onder verwijzing naar rechtsoverwegingen 5.1.2 en 5.1.3, geen feiten of omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Ten aanzien van de bezwarende omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [eiseres 5] hiervoor functieonderhoud heeft gevraagd, dat dit verzoek is afgewezen en dat die bezwarende omstandigheden vervolgens in haar uitgangspositie zijn opgenomen. Het beroep van [eiseres 5] tegen haar uitgangspositie heeft de rechtbank bij uitspraak van 20 november 2012 (reg.nr. AWB 12/3043) ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld, zodat de uitgangspositie van [eiseres 5] in rechte vast staat.
Gelijkheidsbeginsel.
6.1 Eisers [eiser 3] en [eiser 2] hebben tot slot een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel.
[eiser 3]
6.2.1 [eiser 3] heeft aangevoerd dat twee collega’s, [namen], vanuit de functie Informatiecoördinator zijn overgegaan naar de LFNP functie Operationeel Expert Intelligence (schaal 9). Hij heeft daarnaast collega [naam collega] genoemd die is overgegaan naar de LFNP functie Operationeel Expert Tactische Opsporing (schaal 9).
6.2.2 De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat geen sprake is van vergelijkbare gevallen.[namen] waren immers werkzaam in een andere politieregio en vielen derhalve onder een ander bevoegd gezag dat zijn organisatie voorheen naar eigen inzicht kon inrichten. Politieambtenaren uit andere politieregio’s kunnen daaraan geen rechten ontlenen. [naam collega] was daarentegen wel werkzaam in dezelfde politieregio, maar heeft een afwijkende uitgangspositie zodat van een vergelijkbaar geval evenmin sprake is. [naam collega] is immers overgegaan vanuit de functie Coördinator TGO waarvoor een wezenlijk andere functiebeschrijving geldt. Onweersproken is gebleven dat deze functie een executieve status heeft, terwijl de functie van Informatiecoördinator TGO een AT-status heeft.
[eiser 2]
6.3.1 [eiser 2] heeft aangevoerd dat zijn functie overeenkomt met de functie van andere groepschefs met schaal 9 en dat die groepschefs wel zijn overgegaan naar een LFNP functie met schaal 9.
6.3.2 De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, reeds omdat van vergelijkbare gevallen geen sprake is omdat het groepschefs uit een andere politieregio betreft (zie rechtsoverweging 6.2.2).
7.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de slotsom dat de beroepen ongegrond moeten worden verklaard. De rechtbank ziet in de gepasseerde bevoegdheidsgebreken geen aanleiding om verweerders in de proceskosten te veroordelen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eisers met hun beroepen in de kern zijn opgekomen tegen de inhoud van de bestreden besluiten en dat verweerders er steeds vanuit zijn gegaan dat de bestreden besluiten namens hen waren genomen en daar ook steeds achter stonden. Het herstellen van de bevoegdheidsgebreken betrof derhalve louter een formaliteit. De rechtbank acht een proceskostenveroordeling om die reden niet passend.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.P. Heijmans, voorzitter, mr. E.M. Vermeulen en
mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op 14 oktober 2014.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.