De rechtbank verstaat deze beroepsgrond aldus dat eiser hieraan het gevolg wenst te verbinden dat de verklaring van het bewijs van de overtreding van de Wav moet worden uitgesloten en overweegt hierover als volgt.
Uit het boeterapport blijkt, en dat is ook niet in geding, dat de vreemdeling in de Turkse taal is gehoord, waarbij een tolk telefonisch heeft vertaald. Blijkens het als bijlage 2 bij het boeterapport gevoegde inlichtingen- en verhoorformulier, waarin de verklaring van de vreemdeling is opgetekend, is de verklaring “( ) Nadat de inhoud van dit formulier aan de gehoorde was voorgelezen, verklaarde hij/zij daarbij te volharden” niet aangekruist.
Evenmin is de verklaring aangekruist “( ) Ik heb dit formulier doorgelezen en bevestig de juistheid van de inhoud zonder voorbehoud.”
De rechtbank gaat er dus vanuit dat de door de vreemdeling ten overstaan van de arbeidsinspectie afgelegde verklaring niet aan hem is voorgelezen en dat niet is gebleken dat de vreemdeling in zijn verklaring heeft volhard, alvorens hij zijn verklaring heeft ondertekend.
De omstandigheid dat de verklaring door de vreemdeling is ondertekend, acht de rechtbank op zichzelf niet doorslaggevend, aangezien zijn handtekening is geplaatst onder de Nederlandse vertaling van de verklaring, zonder dat is gebleken dat de tekst na afloop van het verhoor aan hem in het Turks is voorgehouden. Dit laatste had voor de hand gelegen, omdat de rechtbank uit het feit dat bij het verhoor een Turkse tolk is ingeschakeld, afleidt dat de vreemdeling de Nederlandse taal onvoldoende machtig was.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet hierop niet, althans met onvoldoende zekerheid, worden uitgegaan van de juistheid van de weergave van de verklaring.
De rechtbank tekent hierbij aan dat de eerdergenoemde aspecten van voorlezen en bevestigen door de vreemdeling geen louter formele eisen zijn, maar belangrijke waarborgen uit het oogpunt van rechtszekerheid dat verklaringen op de juiste wijze worden verwoord en onderschreven.
Dat in zaken als de onderhavige van een juiste weergave van de door de vreemdeling afgelegde verklaring moet kunnen worden uitgegaan, acht de rechtbank van groot belang, aangezien verweerder de boeteoplegging mede heeft gebaseerd op de verklaring van de vreemdeling.
Aan het voorgaande verbindt de rechtbank de gevolgtrekking dat verweerder de verklaring van de vreemdeling niet aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
De beroepsgrond treft doel.