Uitspraak
Beschikking van de kantonrechter d.d. 30 maart 2015.
[bewindvoerder], werkzaam bij
Het verzoek
De beoordeling
in Amsterdam betreft het circa 40 zaken per jaar. Per zaak wordt bekeken of de bewindvoerder/curator belanghebbende is of niet (en er dus een verweertermijn moet volgen of een informantoproeping). Er zijn geen bezwaren tegen de Amsterdamse lijn. Als de bewindvoerder/curator in hoger beroep komt of als belanghebbende in de zin van art. 798 Rv een verweerschrift indient, biedt de wet geen grond voor een uitzondering op de hoofdregel dat het beroepschrift/verweerschrift door een advocaat dient te worden ingediend. Als de bewindvoerder/curator geen verzoek- /verweerschrift in hoger beroep indient en zijn belang door het geschil niet rechtstreeks wordt geraakt, kan hij als informant worden opgeroepen. Curatoren en bewindvoerders weten vaak niet dat ze verweer kunnen voeren op zitting en dan zelf kunnen verschijnen zonder advocaat. Alleen appel- en verweerschriften moeten door tussenkomst van een advocaat worden ingediend. Bij het hof worden bewindvoerders in beginsel als belanghebbenden aangemerkt, in welke hoedanigheid zij in de gelegenheid worden gesteld verweer te voeren. Zij mogen dit schriftelijk doen door tussenkomst van een advocaat of mondeling ter zitting, waarbij zij niet door een advocaat hoeven te worden bijgestaan.”
”. In de memorie van toelichting is hieromtrent het volgende opgenomen: “
Met de regeling wordt beoogd het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken. Niet uit te sluiten is echter dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarop deze regeling niet onverkort kan worden toegepast.[…]
Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden‘ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken.[…]
Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld. Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle te voorzien. Als voorbeeld noem ik extra werkzaamheden vanwege het feit dat de betrokkene is vertrokken naar het buitenland en de vertegenwoordiger allerlei extra inspanningen moet doen om hem naar Nederland te laten brengen.”
het bijwonen van zittingen van de kantonrechter”, maar niet: het bijwonen van zittingen in hoger beroep, maakt het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter niet anders. Het verzoek tot het op kosten van rechthebbende toekennen van een beloning voor het maken van extra uren wordt op grond van het bovenstaande afgewezen. Ook voor het door rechthebbende laten vergoeden van extra onkosten is op grond van het voorgaande geen plaats. In de tekst en in de memorie van toelichting van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren is uitdrukkelijk bepaald dat de daarin opgenomen beloning inclusief onkostenvergoeding is. Als er op grond van de regeling geen ruimte is voor beloning van extra uren, zoals in dit geval, dan is er naar het oordeel van de kantonrechter ook geen ruimte voor vergoeding van extra onkosten.