2.4.[naam], [naam], [naam], [naam], [naam] en [naam] hebben tegenover de politie Gelderland-midden verklaringen afgelegd. Uit de processen-verbaal van verhoor (welke dateren van 2 en 3 februari 2011) wordt als volgt geciteerd:
[naam]:
“(…) Ik heb niet gemerkt dat het glad was, tevens had ik de radio uitstaan, dus ik wist niet dat het zo glad was. Ik heb ook niet via de media meegekregen dat het vanaf 18:00 uur glad zou worden in o.a. de provincie Gelderland.
Vervolgens zijn wij bij Duiven de oprit opgegaan, de snelweg A12. (…) Ik heb vervolgens voorgesorteerd naar de linker rijstrook.(…) Toen ik vervolgens ingevoegd was, reed ik op de 1ste rijstrook. Ik zag vervolgens dat er een auto, zonder personen erin, dwars op twee rijstroken stond. Ook zag ik dat de bestuurdersportier open stond. Ik zag dat de neus van de personenauto in de richting van het fietspad stond. De personenauto stond dwars en schuin op de weg. Voor mijn gevoel kon ik niet naar de tweede of rechterrijstrook toe, omdat er iets achter mij een andere auto reed. Ik ben vervolgens gaan remmen, ik heb niet gemerkt dat de ABS in werking werd gesteld. Ik schrok heel erg van de auto die daar dwars en schuin op de weg stond. Ik heb de rem dan ook volop ingetrapt, tot op de bodem. Echter door de gladheid kon ik niet meer tijdig remmen om een aanrijding te voorkomen.
(…)
Ik denk dat ik ongeveer 70 km/uur heb gereden. Ik vermoed dit omdat ik net de snelweg was ingevoegd, dus ik was nog bezig met het wisselen van rijstroken en het maken van snelheid. Ik weet niet wat de maximum snelheid daar is, ik dacht 100 km/uur. Op het moment dat ik begon te remmen, voelde ik dat ik twee tellen grip had, maar vervolgens begon de auto te glijden. Ik zou u niet kunnen vertellen hoeveel afstand er was toen ik begon te reageren en te remmen. Ik heb nog geprobeerd tegen te sturen, echter kon ik een aanrijding niet meer voorkomen. Vervolgens ontstond er een aanrijding tussen mij en de personenauto, welke dwars op de weg stond. Ik zou u niet kunnen vertellen met wat voor snelheid ik tegen de andere personenauto gebotst ben. Ik heb niets of niemand nabij de auto gezien. Ik raakte de personenauto met mijn linkervoorzijde. Ik heb de Ford Focus in de flank geraakt en dit betreft dan de rechterzijde, dus de passagierszijde. Voor mijn gevoel had ik nog niet veel snelheid kunnen verminderen, omdat de auto aan het glijden was en ik geen grip op de weg meer had. (…) Toen wij de auto uitstapten toen merkte ik pas echt hoe glad het was. (…) Ook werden wij niet gewaarschuwd door middel van de matrixborden die boven de weg hangen. Nadat de aanrijding was gebeurd zag ik dat de matrixborden aanstonden en er een snelheid van 50 km/uur erop kwam te staan. (…)”
[naam]:
“(…) Wij zijn omstreeks 19.30 uur, tijdstip weet ik niet precies, richting de snelweg A12 gereden vanuit Duiven. (…) Wij zijn vervolgens de toerit opgereden van de A12 in de richting van Arnhem. (…) Op het moment dat wij boven op de brug waren zijn wij naar links gegaan om de A12 verder te volgen. Wij reden dus vanaf de middenberm gezien op de tweede rijstrook. Vervolgens zag ik dat [naam] (toevoeging rb:[naam]) een voertuig wilde inhalen. Doordat er een voertuig voor ons reed hadden wij geen goed zicht op de weg in die zin dat we niet in de verte konden kijken. Ik weet niet meer wat voor een voertuig voor ons reed.
Net nadat wij een zijdelingse beweging maakte naar links zag ik personenauto midden op de weg stilstaan. Ik kan mij nog herinneren dat [naam] aan het accelereren was. Dus ik denk dat wij ongeveer 60 km/h reden maar, dit weet ik niet zeker. Ik weet niet hoeveel afstand tussen ons en de stilstaande auto was op het moment dat ik de auto opmerkte. Ik weet niet meer of wij al geheel op de linkerrijstrook reden. Ik zag dat de personenauto stilstond op de linkerrijstrook en deels op de tweede rijstrook. (…) Vervolgens zag ik dat wij recht op de auto afreden en vervolgens de auto raakte in de rechterflank. Ik was gefocust op de auto waar we op afreden. Ik weet daarom niet meer hoe [naam] hierop heeft gereageerd. Ik hoorde [naam] later zeggen dat hij wat hij ook probeerde om de auto te ontwijken het niet hielp omdat de auto gewoon rechtdoor reed door de gladheid.
(…)
V (toevoeging rb: verbalisant): Was u en [naam] op de hoogte van het weeralarm?
G (toevoeging rb: getuige): Nee, ik was hier niet van op de hoogte. Ik heb [naam] er ook niet over gehoord. Ik weet niet of [naam] daarvan op de hoogte was.
(…)
V: Weet u met wat voor een snelheid jullie de auto hebben geraakt?
G: Dat zou ongeveer met 60 km/h zijn geweest omdat ik niet het idee hadden dat wij snelheid minderde. Ik moet erbij zeggen dat ik als passagier in de auto zat en de snelheid moeilijk kan inschatten. (…)”
[naam]:
“(…) Mijn snelheid bedroeg ongeveer 100 km per uur.
Opeens zag ik op ongeveer 300 meter voor mij diverse auto remmen cq stilstaan. Ik reageerde door het gas los te laten en rustig bij te remmen.
Op ongeveer 200 meter van mij vandaan zag ik schuin op de rijbaan een personenauto staan.
Deze stond ongeveer 45 graden schuin in de rijrichting.
Ik zag dat er een vrouw achter de personenauto stond. Zij stond vermoedelijk te kijken of er nog schade aan haar auto was. Ik kreeg niet de indruk dat ze zich zorgen maakte om haar eigen veiligheid omdat ze eigenlijk gewoon bleef staan kijken.
Op ongeveer 150 meter toen ik al stapvoets reed, kwam er links of rechts van mij, dat weet ik echt niet meer zeker een donker kleurige stationwagen hevig slingerend voorbij rijden. Ik kreeg de indruk dat de bestuurder probeerde zijn auto onder controle te krijgen om een aanrijding te voorkomen. Ik schat de snelheid van deze auto ongeveer 100 km per uur.
Vervolgens zag ik dat de donker kleurige stationwagen met de voorzijde schuin de linkerflank van de stilstaande auto botste.
Ik zag dat de vrouw die even te voren was uitgestapt, als een lappen pop door de lucht vloog en tussen de vangrail op de grond terecht kwam.(…)”
[naam]:
“(…) Ik zag dat voor ons twee vrachtauto’s reden. Ik zag dat ze beiden remde. Ik zag de remlichten oplichten. Ik zag dat een van twee vrachtauto’s een uitwijkmanoeuvre maakte. Ik zei tegen [naam] (toevoeging rb: [naam]) dat hij moest remmen wat hij deed. Wij reden op dat moment op de 3e baan gezien vanaf de vluchtstrook. Ik zag op de meest linker rijbaan een auto schuin over de rijbaan staan met de neus in de rijrichting. De vrachtauto’s remde ter hoogte van de stilstaande auto. Ik zag dat uit de stilstaande auto een persoon uit de linker voorportier stapte. Ik voelde dat [naam] steeds verder afremde. Ik zag dat wij vervolgens links gepasseerd werden door een donker kleurige station auto. Ik zag dat wij op ongeveer 3 tot vier auto lengtes van de stilstaande auto reden. Ons voertuig reed op dat moment stapvoets. De auto die ons passeerde deed dat met een snelheid van ongeveer 80-100 km/h. Ze reden in ieder geval behoorlijk sneller dan [naam] en ik. Ik zag dat de donker kleurige stationauto remde en een stuurbeweging naar rechts maakte. Ik zag dat de auto de stilstaande auto schuin in de rechterflank raakte. Ik zag vervolgens dat de persoon die uitgestapt was, net iets hoger dan de stilstaande auto door de lucht vloog als een lappen pop. Ik zag dat de persoon tussen de vangrail op de grond terecht kwam.(…)”
[naam]:
“(…) Ik reed op de afslag richting Velperbroek. Ik reed op de meest rechter rijstrook. Dus rijstrook twee vanaf de middenberm gezien. De snelheid die ik reed was ongeveer zeventig kilometer per uur. De snelheid die ik reed baseer ik op de vrachtwagen waar ik op dat moment achter reed, die trok niet snel op. (…) De vrachtwagen heeft op een gegeven moment van rijstrook gewisseld. De vrachtwagen ging naar links. Hierdoor kreeg ik vrij baan.
Vervolgens zag ik dat er ongeveer vijftig á zestig meter voor mij drie personenauto’s reden. Ik zag dat de drie personenauto’s voor mij begonnen te glijden. Ik denk dat dit door de gladheid kwam. Doordat ik begon te remmen voelde ik dat ik begon te glijden. Ik heb de drie personenauto’s kunnen ontwijken.
Vervolgens zag ik dat er een personenauto dwars op de rechterrijstrook stond, dit met de neus richting de vluchtstrook. Ik heb getracht de personenauto te ontwijken, dit lukte echter niet. Hierop is een aanrijding tussen onze beide voertuigen ontstaan. Ik weet dat de personenauto die ik geraakt heb van het merk Ford was.(…)
Voordat het aanrijding plaats vond stonden de MATRIX borden boven het wegdek niet aan. Ik zag dat de MATRIX borden na de aanrijding wel aanstonden. (…) Ik heb de gladheid pas gevoeld op het moment dat ik moest remmen. (…)”
[naam]:
“(…) Ik reed op de 3e rijbaan (gezien vanaf de middenberm). (…) Ik had op het nieuws gehoord dat het glad zou worden en paste ik mijn snelheid aan, maar bleef wel met het verkeer meerijden. Ik reed ongeveer tussen de 70 en 85 kilometer per uur. Dit is een schatting. Ik weet dat daar een maximum snelheid van 100 kilometer per uur geldt. Ik reed een stuk langzamer.
Ik zag een donkerkleurige Volvo stationwagen hard voorbij rijden, in ieder geval harder dan de rest van het verkeer reed. Ik schat dat dit voertuig een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur had. (…) Ik zag een eindje voor mij een voertuig halfschuin op de weg staan, dit was op rijbaan 1. Ik zag vervolgens de Volvo, die ik daarvoor voorbij had zien komen, de auto raken, waarnaar deze naar voren geduwd werd. Ik zag meerdere voertuigen voor mij remmen. Het ging allemaal erg snel. Ik heb me volledig geconcentreerd op het ontwijken van alle voertuigen. Zigzaggend ben ik overal langsop gegaan. Ik heb hierbij geen voertuigen geraakt. Ik drukte op de rem maar merkte dat dit ook weinig effect had. (…)
Over de weersomstandigheden kan ik het volgende verklaren:
Ik had die dag op het nieuws gehoord dat het glad zou worden. Hierdoor had ik mijn snelheid wel iets aangepast. Ik heb voor de brug niets gemerkt van de gladheid. Het was al donker en de matrixborden gaven niets aan. Pas later zag ik, toen ik bij de vrouw stond, dat de matrixborden aan gingen.”