In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de vaststelling van een verlies in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2009. Eiseres, [X] B.V., is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid en houdt zich bezig met projectontwikkeling. In 2009 heeft zij kavels gekocht met de intentie deze te ontwikkelen en te verkopen. De inspecteur heeft een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, waarbij een negatief belastbaar bedrag van € 7.766.990 is vastgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en verzocht om het negatieve voordeel ter zake van de vervreemding van de kavels te verhogen. De inspecteur heeft het verlies uiteindelijk vastgesteld op € 13.266.990, rekening houdend met een negatief vervreemdingsvoordeel van € 15.500.000.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2014 heeft eiseres betoogd dat de waarde in het economische verkeer van de kavels lager is dan door de inspecteur is vastgesteld. Eiseres heeft een taxatierapport overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat dit rapport onvoldoende onderbouwing biedt voor de stelling dat de waarde lager is dan het door de inspecteur gehanteerde bedrag. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde in het economische verkeer van de kavels lager is dan € 15.500.000. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.