Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser sub 1],
[eiser sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 juni 2014
- de akte van [eiser sub 1] en [eiser sub 2]
- de antwoordakte van [gedaagde].
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een eindvonnis in een procedure over schadevergoeding uit onrechtmatige daad, specifiek in het kader van handelen in strijd met de Wet op het financieel toezicht (Wft). De zaak is een vervolg op een eerder verstekvonnis van 4 april 2012. De eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde], die in verzet is gekomen tegen het eerdere vonnis. De rechtbank heeft in dit vonnis de omvang van de schade vastgesteld en een gedeeltelijke vernietiging van het verstekvonnis uitgesproken.
De procedure begon met een tussenvonnis op 4 juni 2014, waarin de rechtbank de eisers in de gelegenheid stelde om een nadere berekening van de schade te overleggen. De eisers hebben een akte ingediend, waarop de gedaagde heeft gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers in totaal € 632.500,00 aan inleg aan de gedaagde hebben betaald, maar dat zij ook een winstuitkering van € 551.509,63 hebben ontvangen. Dit resulteert in een negatief verschil van € 80.990,37. Daarnaast is er een bedrag van € 467.767,35 dat de eisers aan de gedaagde hebben afgedragen, wat de totale schade op € 548.757,72 brengt.
De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd voor zover het de gedaagde veroordeelde tot betaling van € 562.704,00 en heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het vastgestelde schadebedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde is ook in de kosten van de verzetprocedure veroordeeld. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 10 september 2014.