Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[Geïntimeerde 1] ,
[Geïntimeerde 2],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van getuigenverhoor op 22 september 2017;
- het proces-verbaal van tegengetuigenverhoor op 17 januari 2018;
- de memorie na getuigenverhoor van [Geïntimeerden] ;
- de memorie na enquête van [Appellant] .
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
“Ik was destijds als verkoper actief voor Venturex. Ik had samen met de heer [X] een advertentie in de Telegraaf geplaatst over het product van Venturex. Ik weet niet meer concreet hoe het contact met [Geïntimeerde 1] daarna ontstond. [Geïntimeerde 1] zal op de een of andere manier op de advertentie hebben gereageerd. We hebben daarna in elk geval telefonisch contact gehad en een afspraak in Arnhem gemaakt. (…) Daar heb ik de heer en mevrouw [Geïntimeerde 1] ontmoet. Ik heb hen verteld over Venturex en het product van Venturex. Ik heb verteld over de winstmogelijkheden en risico’s, dit alles globaal. [Geïntimeerde 1] wilde er over nadenken. Zo zijn we uit elkaar gegaan. Ik heb de gegevens vervolgens doorgegeven en overgedragen aan de heer [Appellant] . De reden daarvan was dat, als we klanten aanbrachten, dat vervolgens naar [Appellant] ging. Alles kwam uiteindelijk in het archief bij [Appellant] . Er waren op dat moment nog geen stukken door [Geïntimeerden] getekend. Dat was omdat [Geïntimeerde 1] zich nog wilde beraden. (…) Hierna is er een ontmoeting met de heer en mevrouw [Geïntimeerde 1] geweest bij [Appellant] thuis. (…) Het was voornamelijk of uitsluitend [Appellant] die het gesprek heeft gevoerd. Hij had veel kennis over Venturex en vaardigheden t.a.v. het verkopen. (…) [Appellant] heeft van alles verteld over Venturex. Toen de heer en mevrouw [Appellant] (dit moet zijn: [Geïntimeerden] , hof) wilden deelnemen, moesten er een aantal formulieren worden ingevuld op de computer. De heer [Appellant] heeft dat op een laptop gedaan. (…) Daarna hebben we aan de keukentafel gezeten, waar de stukken door [Geïntimeerde 1] en [Appellant] zijn ondertekend. (…) U vraagt wat [Appellant] heeft verteld aan de familie [Geïntimeerde 1] . Hij vertelde over Venturex en het product. Hij vertelde dat het veel voordelen had: forse winstmarges, zeker als je een groot account opende, zoals [Geïntimeerde 1] zou doen. Hij vertelde ook over de verdeelsleutel. Mijn indruk was zeker dat [Appellant] de familie [Geïntimeerde 1] daarmee probeerde te bewegen om via Venturex te gaan investeren. Naar aanleiding daarvan is de familie [Geïntimeerde 1] inderdaad ingestapt.”
“Ik zag een advertentie staan in de Telegraaf van Venturex, geplaatst door meneer [Getuige 1] . Ik heb gebeld met meneer [Getuige 1] en wij hebben een afspraak gemaakt bij een hotel in Arnhem. (…) Meneer [Getuige 1] en meneer [X] waren daar aanwezig als verkopers van Venturex en ik was er ook, mijn vrouw was er niet. Meneer [Appellant] was de salesmanager van Venturex en [Getuige 1] en [X] werkten voor hem. Dat hebben meneer [Getuige 1] en meneer [X] tegen mij gezegd. Tijdens het gesprek hebben wij het over het product gehad en over Venturex zelf, wat het inhield. (…) Er werd verteld dat het een zeer winstgevend product was met weinig risico’s. Het product zou verzekerd zijn, althans dat stond op de website maar dat bleek later niet zo te zijn. Het was een mooi verkoopverhaal. Later bleek dat als meneer [Getuige 1] klanten aanbracht bij meneer [Appellant] , dat hij daarvoor provisie kreeg. Op de website stonden veel verkoopverhalen, dat het betrouwbaar was en dat het product uitgebreid was getest. (…) Zij hebben mij in contact gebracht met meneer [Appellant] , dat was voornamelijk hun taak. Verder heb ik met hen geen zaken gedaan en er is tijdens het gesprek ook niks ondertekend. (…) Ik dacht dat meneer [Getuige 1] op een later moment voor mij een afspraak maakte om naar meneer [Appellant] thuis te gaan, dat ging telefonisch. Het kan ook zijn dat ik dat zelf heb gedaan (…). Daar zijn we ook naar toegegaan. (…) Meneer [Appellant] heeft vooral gesproken, als salesmanager van Venturex. Het was een verkoopgesprek over de enorme winsten en het product. Dat gesprek werd door meneer [Appellant] gevoerd. Het product werd aangeprezen en daar moest geld in geïnvesteerd worden. (…) Er werd mij een winstgevend, betrouwbaar en getest product voorgelegd. Er werd gezegd dat het een perfect product was om in te investeren. Ik heb van tevoren met mijn vrouw overlegd over het beleggen. Dat wilde ik ook. Omdat er werd gezegd dat het betrouwbaar was en er heel veel mensen in investeerden, ben ik overtuigd. (…) We hebben over € 50.000 gesproken. Later werd mij duidelijk dat dat iets te maken had met een grens voor AFM. Die middag heb ik getekend voor € 100.000. Het ging per € 50.000. Het was geen product waar je met kleine bedragen in kon investeren. (…) Mijn vrouw en ik hadden nog niet precies bedacht hoeveel geld we wilden investeren, maar wel dat we wilden investeren. Mijn vrouw en ik hebben bij meneer [Appellant] thuis besloten om € 100.000 te investeren. Later zijn we naar de keuken (…) gegaan en daar hebben wij stukken getekend zoals de triparti, Power of Attorney en MIG. . Een enorme stapel papieren in het Engels. Ik vroeg op dat moment ook om kopieën zodat ik het kon nalezen, maar deze heb ik nooit gekregen hoewel ik ze toegestuurd zou krijgen. Deze contracten had hij klaarliggen (…).
“Het is begonnen met dat mijn man een kleine advertentie van meneer [Getuige 1] zag in een krant. Daarna zocht hij contact met meneer [Getuige 1] , voor zover ik mij herinner, hij had met hem een afspraak gemaakt en kwam daar heel enthousiast van terug. Ik was daar zelf niet bij. We zijn toen samen naar een hotel gegaan. Daar heb ik meneer [Getuige 1] ontmoet. En later was meneer [X] daarbij en hij legde de situatie uit, met behulp van een computer. Ik begreep er daarna nog steeds niks van. Ik heb nooit in het product geloofd. Wij hebben geld gewonnen en ik heb met mijn man besproken dat we dat op een veilige manier moesten beleggen. We moesten iets met dit geld doen omdat we zelf niks meer konden verdienen. Mijn man was erg enthousiast. Toen vroeg een van de heren tijdens het gesprek of we meer uitleg wilden. Op een gegeven moment werden we uitgenodigd door meneer [Appellant] , ergens in januari. (…) Ik kreeg de indruk dat meneer [Appellant] een belangrijke man was, meneer [Appellant] deed zich voor als een soort directeur. Hij zou regelen dat we een contract zouden krijgen. (…) U vraagt mij wat meneer [Appellant] allemaal heeft gezegd tijdens het gesprek. Dat het product verzekerd was en het niet mis kon gaan, zei hij. Ik was nog steeds huiverig maar mijn man ging er helemaal in mee. U vraagt mij wat de rolverdeling tussen meneer [Getuige 1] en meneer [Appellant] was. Meneer [Getuige 1] heeft bijna niets gezegd. Meneer [Appellant] was de hele tijd aan het woord. Hij heeft niet echt stukken laten zien. We moesten wel papieren ondertekenen. We gingen daarvoor naar de keuken. (…) Er lagen stapels papieren in het Engels. Ik begreep het niet helemaal maar ik ging mee in de flow. Omdat het een hele stapel in het Engels was, wilde ik het even rustig lezen. Maar meneer [Appellant] zei dat we nog een kopie van de stukken zouden krijgen.”
“Ik werd gebeld door [Getuige 1] of [X] . (…) Hij had mensen voor een product waar hij en [X] mee bezig waren. Die mensen waren al in voorgaande gesprekken daarover geadviseerd. De familie had vragen over het bestaan van het bedrijf dat het product aanbood. Toen heeft [Getuige 1] gezegd dat hij een man kende die wist dat die bedrijven echt bestonden. Er is mij gevraagd of ik dat kon bevestigen. Niet zozeer over het product maar over het bestaan van de bedrijven en of dit reële bedrijven waren, zowel in Bolivia en Zwitserland en of ik kon bevestigen dat het echte bedrijven waren. Met name mevrouw [Geïntimeerde 1] had daar vragen over. Zo werd het mij verteld. Zij hadden vragen over of die bedrijven echt bestonden en ik kon dat vertellen want ik had die bedrijven bezocht. (…) Ik heb het jaar daarvoor, dus in het jaar voordat de familie bij mij thuis is geweest, die bedrijven bezocht want ik wilde zelf controleren of de bedrijven daadwerkelijk bestonden, waarin ik mogelijk geld zou gaan beleggen. Het ging daarbij om een ander systeem, dan waarvan sprake was bij de familie [Geïntimeerde 1] . Het ging om inleg van een bedrag op een verzamelrekening. Met het totale tegoed werd belegd in valuta handel via Venturex/MIG. Bij [X] en [Getuige 1] ging het om individuele rekeningen met mogelijkheid van online inzage. Dat was ook het product waarin de familie [Geïntimeerde 1] was geïnteresseerd. Ik had niet zo’n rekening dus ik kon daar weinig over zeggen. Er waren twee of drie keer gesprekken geweest voordat de familie bij mij thuis is geweest. Dat vertelden [X] en [Getuige 1] en ook de familie [Geïntimeerde 1] . (…) Ik voeg nog toe dat [X] en [Getuige 1] een advertentie hadden gezet in de Telegraaf en dat de familie [Geïntimeerde 1] daarop had gereageerd. Dat is wat ze mij vertelden. Op basis daarvan vonden de voorafgaande gesprekken plaats. (…) Het gesprek bij mij thuis was gezellig. We hebben een vriendschappelijk gesprek gehad. Er zijn vervolgens vragen gesteld over de bedrijven en hoe mijn ervaring daarmee was. Ik zei dat ik als klant over mijn eigen product tevreden was en op basis van mijn eigen waarneming, omdat ik daar geweest was, vertrouwen had om met die bedrijven in zee te gaan. Dat dat ook de reden was dat ik er zelf in was gestapt. Ik kon verder geen informatie laten zien. Ik had niks. [X] en [Getuige 1] hadden een online account dat online bekeken kon worden. Dat had ik niet, omdat ik zoals gezegd een ander systeem had. (…) Ik heb ze niet geadviseerd, ik heb ze ook niet kunnen adviseren. Dat hebben [X] en [Getuige 1] gedaan. Het is pertinent onjuist dat ik ze enthousiast heb gemaakt. Ze hadden al besloten er in te stappen. Dat was de reden van het bezoek. Ze wouden slechts een bevestiging van mij, niet meer en niet minder. [Getuige 1] deed weinig op dat moment. Hij was er bij. Het is pertinent onjuist dat er documenten zijn overgelegd. Wat [Getuige 1] heeft gedaan met documenten, dat weet ik niet. Maar bij mij thuis waren er geen documenten besproken of ondertekend. (…) Uiteindelijk hebben ze nog wat gediscussieerd over de hoogte van het bedrag dat ze wouden beleggen. (…) Ik heb ze erover horen praten dat ze ofwel € 50.000,- ofwel € 100.000,- zouden beleggen. (…) Bij mij thuis was het nog niet helder of ze voor 50 of 100 van start zouden gaan. Dat was meer iets wat ze met [Getuige 1] bespraken. (…)”.
“Ik heb begrepen dat meneer en mevrouw [Geïntimeerde 1] wilden beleggen. Omdat [Appellant] daar al meer van wist, wilden ze weten of het bedrijf goed was waarin ze wilden beleggen. Ze wilden weten of de bedrijven betrouwbaar waren. Ik denk dat meneer [Getuige 1] hun erop had geattendeerd dat ze het aan meneer [Appellant] konden vragen. Ik weet dat [Getuige 1] meneer [Appellant] had gebeld of hij langs kon komen. Dat was geen telefoongesprek met mij. Ik was thuis en dat hoorde ik. En [Appellant] vroeg of hij het vervelend vond als ze langs zouden komen. Zo kwam ik op de hoogte van de afspraak. (…) We hebben koffie gedronken. Het was gezellig. Ik denk dat zij wouden weten of het bedrijf correct was. [Appellant] kende het ook, die was daar ook geweest. Ik denk dat dat de reden was. Ik heb me verder er niet mee bemoeid. Ik zette vooral de koffie. Het was sowieso niet mijn ding en we waren ieder onze eigen gang aan het gaan. Maar omdat ik daar natuurlijk woonde, heb ik het meegekregen. (…) Bij ons thuis werd er in ieder geval niets op een computer of iets dergelijks laten zien. Ik heb ook geen papieren gezien. Er is ook niks getekend waar ik bij was. (…).
Het hof ziet verder niet in dat van [Geïntimeerden] had mogen worden verwacht dat zij bij het uitbreken van de financiële crisis aanstonds zouden hebben besloten om hun handelsrekeningen bij MIG op te heffen en het saldo (minus ontbindingskosten van € 15.000,-) over te boeken naar een andere rekening. Dat zij online inzicht hadden in het verloop van de rekening en dus de negatieve ontwikkeling hadden kunnen zien, is daarvoor onvoldoende. Zij konden moeilijk weten hoe de situatie zich zou ontwikkelen en het valt hen dan ook niet te verwijten dat zij hebben besloten te wachten op betere tijden. Daar komt bij dat het zeker niet aan [Appellant] is om hen dit verwijt te maken: nadat was gebleken dat de gelden op account [Accountnummer 1] verloren waren gegaan, heeft hij hen immers bewogen om account [Accountnummer 2] juist nog aan te vullen in een poging de verliezen goed te maken. Het verweer van [Appellant] dat [Geïntimeerden] niet aan hun schadebeperkingsplicht hebben voldaan, wordt dan ook gepasseerd. Voor het verzoek van [Appellant] om [Geïntimeerden] op grond van artikel 22 Rv te gebieden het laatste ‘detailed statement’ van beide accounts over te leggen, om nader inzicht te verkrijgen in het verloop van de rekeningen, ziet het hof in het licht daarvan onvoldoende reden.
3.De slotsom
- explootkosten € 93,80 (anticipatie-exploot)
- griffierecht € 1.601,-
- getuigentaxen € 49,-
totaal verschotten € 1.743,80
- salaris advocaat € 15.805,- (5 punten x appeltarief V, € 3.161,- per punt).