Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
nietbegrepen:
hier volgen 7 items waarover het niet gaat in dit geding, zoals de overeenkomsten van Sep voor aankoop en verkoop van gas, de import van elektriciteit en de levering aan grootverbruikers en de aandelen in dochtermaatschappijen, opmerking rechtbank)
nietbegrepen:
hier volgen dezelfde zeven items als die van de akte Sep/TenneT, opmerking rechtbank)
Overige Activa:
3.Het geschil
directe of indirecte en volledige of minst genomen voor het GGS-deel bepalende, toevoeging rechtbank) zeggenschap over een andere rechtspersoon misbruik kan worden gemaakt van het identiteitsverschil tussen hen beiden, niet alleen op de rechtspersoon (in dit geval Alstom en Alstom Grid), die met gebruikmaking van haar zeggenschap de betrokken rechtspersoon tot medewerking aan onrechtmatig handelen heeft gebracht, maar ook op laatstbedoelde rechtspersoon (in dit geval GEC Alsthom International B.V., Alstom Holdings en Cogelex). Het ongeoorloofde oogmerk van degene die hem beheerst, dient rechtens immers te worden aangemerkt als een oogmerk van die rechtspersoon zelf (zie Hoge Raad 13 oktober 2000, NJ 2000, 698).
Door de implementatie van de kartelafspraken op het niveau van GEC Alsthom International B.V. en Cogelex heeft Alstom als indirect grootaandeelhouder van GEC Alsthom International B.V. en grootaandeelhouder van de deelnemer die binnen Cogelex verantwoordelijk was voor het GGS-gedeelte (Alstom Holdings) de handelwijze van deze groepsleden met betrekking tot hun onderhavige offerte/prijsbepaling onmiskenbaar ‘gestuurd’. Ook al moet worden onderkend dat het niet ongebruikelijk is dat in een centraal geleid concern als dat van Alstom prijzen door de centrale leiding worden bepaald, dit brengt in voorkomend geval, zoals in casu, wel mee dat de onrechtmatigheid daarvan mede aan de onderliggende rechtspersonen is toe te rekenen, ook als bij deze rechtspersonen de kennis van het kartel en/of het gebruik van hun bedrijfsvoering ter implementatie daarvan, zou(den) hebben ontbroken. Zo Alstom (en Alstom Grid) de informatie daaromtrent om hen moverende redenen, in het bijzonder de verheimelijking van de kartelafspraken, niet aan de uitvoerende groepsleden zou(den) hebben doorgegeven, dan is hun desbetreffende kennis in een geval als het onderhavige aan die groepsleden toe te rekenen, dit mede ter bescherming van Sep die erop mocht vertrouwen dat Alstom Holdings c.q. Alsthom International B.V. en Cogelex zelf hun verkoopprijzen bepaalden, althans zelf voor een verantwoorde - niet door verboden kartelinspraken beïnvloede - prijsstelling zorgdroegen. Een andersluidende opvatting zou er ook (te) gemakkelijk toe kunnen leiden dat tot dezelfde onderneming c.q. economische eenheid behorende afzonderlijke juridische entiteiten zouden kunnen profiteren van hun onderscheiden rechtspersoonlijkheden: de deelnemer aan het kartel zou geen uitvoeringshandelingen hebben verricht en de feitelijke uitvoerder van de kartelafspraken zou niet van het kartel hebben geweten. Mede tegen de achtergrond van de in artikel 81 van het EG-Verdrag (thans artikel 101 VwEU) en artikel 53 van de EER-overeenkomst neergelegde kernbepaling tot het tegengaan van kartels is dit onaanvaardbaar. Hoewel dat op hun weg lag, hebben Alstom c.s. hiertegenover niet concreet gemotiveerd betwist dat en/of waarom Alstom haar beslissende invloed niet op Alsthom International B.V. en Cogelex zou hebben uitgeoefend in dit concrete geval van de Overeenkomst voor het Meeden-project.
bedoeld zal zijn: 24 juni 2010).
lees: 24 juni 2010, opmerking rechtbank) hebben gestuit.
5.De beslissing
5 november 2014voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.34 (rente), 4.36 (vergelijkbaarheid), 4.37 (daling productiekosten) en 4.38 (doorberekeningsverweer) waarna partijen over en weer op de rol van zes weken daarna een antwoordakte kunnen nemen,