In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 januari 2014 uitspraak gedaan over de belastingaanslagen van eiser voor de jaren 2007, 2008 en 2009. Eiser, die directeur en enig aandeelhouder was van [C] B.V., had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) die door de inspecteur van de Belastingdienst waren opgelegd. De inspecteur had de aanslagen gebaseerd op het vermoeden dat eiser zich een aanzienlijk bedrag aan opbrengsten had laten ontlopen door de omzet van zijn vennootschap [C] niet correct te verantwoorden. De rechtbank oordeelde dat eiser de vereiste aangifte niet had gedaan en dat de inspecteur terecht uitdelingen in aanmerking had genomen. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2007, 2008 en 2009 terecht waren opgelegd en dat de bezwaren van eiser ongegrond waren. De rechtbank oordeelde ook dat de hoorplicht niet was geschonden en dat de motivering van de aanslagen voldoende was. Eiser had geen recht op een proceskostenvergoeding en het verzoek om de uitspraak niet te publiceren werd afgewezen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond.